ECLI:NL:GHSHE:2016:2090

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 april 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
20-000016-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor 'bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd' en kreeg een gevangenisstraf van 97 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die bevestiging van het eerdere vonnis heeft gevorderd, en van de argumenten van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak of een lichtere straf. Het hof heeft de zaak zorgvuldig onderzocht, waarbij het de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten in overweging heeft genomen.

Het hof heeft uiteindelijk besloten het vonnis waarvan beroep te vernietigen ten aanzien van de opgelegde straf en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 37 dagen. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Het hof heeft het eerdere vonnis voor het overige bevestigd, waarmee het de ernst van de bedreigingen en de recidive van de verdachte heeft onderstreept.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000016-15
Uitspraak : 15 april 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 5 januari 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-845656-14 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1985,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 97 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
Namens verdachte is bepleit dat deze van het hem ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. Subsidiair -voor het geval het hof toch tot een bewezenverklaring zou komen- heeft de verdediging met betrekking tot de op te leggen straf bepleit dat zal worden volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur niet langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft:
- de opgelegde straf en de strafmotivering;
- de door de politierechter aangehaalde wetsartikelen.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het hier gaat om verregaande bedreigingen van de moeder van de verdachte met de dood;
  • het agressieve en indringende karakter van het bewezen verklaarde en de mate waarin die feiten hebben geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 februari 2016, waaruit blijkt dat hij vele keren eerder door de strafrechter is veroordeeld, waaronder meerdere keren ter zake van feiten als thans bewezen verklaard;
  • de inhoud van het hem betreffend psychiatrisch briefrapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Den Bosch, d.d. 10 september 2014, opgemaakt door [justitieel forensisch psychiater] ;
  • de inhoud van het hem betreffend voorlichtingsrapport van GGZ ERW Novadic Kentron, d.d. 21 oktober 2014, opgemaakt door [reclasseringswerker] ;
  • zijn overige persoonlijke omstandigheden, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, in het bijzonder de omstandigheid dat verdachte op 29 maart 2016 door de rechtbank is veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD), tegen welk vonnis hij hoger beroep heeft ingesteld.
Op grond van het vorenstaande, in het bijzonder de uitgebreide recidive van verdachte, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, acht het hof het thans niet meer noodzakelijk dat aan hem een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Het hof zal daarom -overeenkomstig het voorstel van de verdediging- aan de verdachte een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 37 (zevenendertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. R.D. van Heffen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van R.H. Boekelman, griffier,
en op 15 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.