In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toelating van een appellante tot de schuldsaneringsregeling. De appellante had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 8 maart 2016 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellante de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling naar behoren zou nakomen, en dat zij niet te goeder trouw was geweest in de vijf jaar voorafgaand aan haar verzoek. De appellante ging in hoger beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar hoge schulden deels het gevolg waren van de gedragingen van haar ex-partner en dat de rechtbank niet zorgvuldig had gehandeld in haar beoordeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2016 heeft de appellante verklaard bereid te zijn om 36 uur per week te werken, ondanks haar zorg voor twee minderjarige kinderen. Het hof heeft kennisgenomen van een plan van aanpak van Sociale Zaken Maastricht Heuvelland, waarin werd aangegeven dat de appellante zich zou oriënteren op de arbeidsmarkt. Het hof concludeerde dat het verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling prematuur was, omdat de appellante eerst moest aantonen dat zij een saneringsgezinde houding had en actief zou solliciteren naar werk. Het hof bekrachtigde uiteindelijk het vonnis van de rechtbank, met verbetering en aanvulling van de gronden.