ECLI:NL:GHSHE:2016:2043
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P.J.M. Bongaarts
- J.I.M.W. Bartelds
- A. Henzen
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de schuldsaneringsregeling en de vereisten van goede trouw bij schuldenaren
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, hebben appellanten [appellant] en [appellante] verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling. Dit verzoek volgde op een eerdere afwijzing door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 3 maart 2016 had geoordeeld dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellanten te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift. De totale schuldenlast van de appellanten bedroeg € 154.533,08, waaronder een schuld aan het CJIB van € 28.245,--, voortvloeiend uit een ontnemingsvordering voor het exploiteren van een hennepplantage.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2016 hebben de appellanten hun standpunt toegelicht, waarbij zij stelden dat zij alle relevante informatie hadden verstrekt en dat hun financiële problemen voortvloeiden uit omstandigheden buiten hun schuld. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellanten niet voldeden aan de vereisten van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b van de Faillissementswet, die stelt dat het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling slechts kan worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de schuldenaar te goeder trouw is geweest.
Het hof heeft in zijn beoordeling rekening gehouden met de aard en omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, en het gedrag van de schuldenaren. Gezien de onherroepelijke veroordeling van de appellanten in verband met hun schulden, heeft het hof geoordeeld dat de omstandigheden voldoende ernstig zijn om het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling af te wijzen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de verzoeken van de appellanten zijn afgewezen.