ECLI:NL:GHSHE:2016:2042

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
200.176.640_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake straat- en contactverbod en zorg- en opvoedingstaken van minderjarige kinderen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 mei 2015. De vrouw, hierna aangeduid als de appellante, heeft in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen de man, hierna aangeduid als de geïntimeerde, met betrekking tot straat- en contactverboden en de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kinderen. De vrouw heeft gesteld dat de man zich verwerpelijk heeft gedragen, haar heeft gestalkt en dat er sprake is van een explosieve relatie. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, met uitzondering van de voorlopige toevertrouwing van [minderjarige 1] aan de man.

In hoger beroep heeft de vrouw haar grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en verzocht om het vonnis te vernietigen en de vorderingen alsnog toe te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw haar vorderingen in hoger beroep heeft ingetrokken voor een deel en dat er onvoldoende nieuwe feiten zijn om de vorderingen alsnog toe te wijzen. Het hof heeft geoordeeld dat de eerdere beslissing van de voorzieningenrechter in stand blijft, omdat de vrouw niet heeft aangetoond dat er nieuwe omstandigheden zijn die een straat- en contactverbod rechtvaardigen. Het hof heeft de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

De uitspraak van het hof is gedaan op 24 mei 2016, waarbij het hof het vonnis van de voorzieningenrechter heeft bekrachtigd voor zover in appel aan de orde, en het meer of anders gevorderde heeft afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.176.640/01
arrest van 24 mei 2016
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als de vrouw,
advocaat: mr. J.B.J.G.M. Schyns te Venlo,
tegen
[geïntimeerde],
wonende op een onbekend adres,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als de man.
op het bij exploot van dagvaarding van 5 juni 2015 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 8 mei 2015, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, gewezen tussen de vrouw, als eiseres in conventie en verweerster in reconventie, en de man, als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/205244 / KG ZA 15-194)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij voormeld exploot heeft de vrouw op nader aan te voeren gronden geconcludeerd, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
de man te verbieden om na betekening van het arrest van het hof zich te bevinden en/of te begeven in een straal van 500 meter rondom de woning van de vrouw aan de [adres 1] te [postcode] [woonplaats] ;
de man te verbieden om na betekening van het arrest van het hof zich te bevinden en/of te begeven in een straal van 100 meter in de buurt van de vrouw;
de man te verbieden om na betekening van het arrest van het hof op enigerlei wijze schriftelijk of mondeling of per SMS of WhatsApp met de vrouw in contact te treden;
een en ander met de bepaling van uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor de tijd van tien dagen en/of op verbeurte van een dwangsom van € 250,- met een maximum van € 10.000,- dan wel een ander bedrag dat het hof juist acht, voor elke keer dat de man het gevorderde onder 1, 2 en 3 overtreedt;
de man te gebieden om de hierna nader te noemen [minderjarige 1] binnen 24 uur na betekening van het arrest van het hof naar het politiebureau aan de [adres 2] te [woonplaats] te brengen en niet meer zonder medeweten en toestemming van de vrouw mee te nemen;
een en ander met bepaling van uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor de tijd van tien dagen en/of op verbeurte van een dwangsom van € 250,- met een maximum van € 10.000,- dan wel een ander bedrag dat het hof juist acht, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de man het gebod onder 5 niet nakomt;
met machtiging aan de vrouw om het arrest van het hof ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en onder bepaling dat de vrouw de kosten die zij in verband met de eventuele tenuitvoerlegging verschuldigd is, op de man kan verhalen;
de man te veroordelen in de kosten van beide instanties, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het arrest van het hof en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
de man te veroordelen in de nakosten tot een bedrag van € 131,- dan wel, indien betekening van het arrest van het hof plaatsvindt op € 199,-.
2.2.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd en geconcludeerd:
  • het bestreden vonnis te vernietigen, voor zover daarbij in conventie en in reconventie is bepaald dat [minderjarige 1] voorlopig zal worden toevertrouwd aan de man, de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt, en de vorderingen in conventie zijn afgewezen;
  • het bestreden vonnis te bekrachtigen, voor zover daarbij de vorderingen in reconventie zijn afgewezen;
  • en te beslissen overeenkomstig de eis in de appeldagvaarding onder 1, 2, 3, 4, 7, 8 en 9.
2.3.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.2.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn geboren:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 4] (hierna: [minderjarige 4] ), op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .
Partijen hebben over [minderjarige 1] gezamenlijk gezag. De vrouw heeft alleen het gezag over de andere kinderen. De man heeft deze kinderen erkend.
3.3.
Bij dagvaarding in kort geding van 23 april 2015 heeft de vrouw gevorderd:
de man te verbieden om na betekening van het bestreden vonnis zich te bevinden en/of te begeven in een straal van 500 meter rondom de woning van de vrouw aan de [adres 1] te [postcode] [woonplaats] ;
de man te verbieden om na betekening van het bestreden vonnis zich te bevinden en/of te begeven in een straal van 100 meter in de buurt van de vrouw;
de man te verbieden om na betekening van het bestreden vonnis op enigerlei wijze, schriftelijk of mondeling of per SMS of WhatsApp, met de vrouw in contact te treden;
een en ander met de bepaling van uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor de tijd van tien dagen en/of op verbeurte van een dwangsom van € 250,- met een maximum van € 10.000,-, voor elke keer dat de man het gevorderde onder 1, 2 en 3 overtreedt;
de man te gebieden om [minderjarige 1] binnen 24 uur na betekening van het bestreden vonnis naar het politiebureau aan de [adres 2] te [woonplaats] te brengen en niet meer zonder medeweten en toestemming van de vrouw mee te nemen;
de man te gebieden om de personenauto merk Audio kenteken [kenteken] binnen 24 uur na betekening van het bestreden vonnis op zijn naam te laten zetten;
een en ander met de bepaling van uitvoerbaarheid bij lijfsdwang voor de tijd van tien dagen en/of op verbeurte van een dwangsom van € 250,- met een maximum van € 10.000,-, voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de man het gebod onder 5 en 6 niet nakomt;
met machtiging aan de vrouw om het bestreden vonnis ten uitvoer te doen leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie en onder bepaling dat de vrouw de kosten die zij in verband met de eventuele tenuitvoerlegging verschuldigd is, op de man kan verhalen;
de man te veroordelen in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van de uitspraak, en, indien voldoening binnen die termijn niet plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dagtekening van de uitspraak;
de man te veroordelen in de nakosten tot een bedrag ad € 131,- indien hij aangeschreven dient te worden tot betaling van hetgeen waartoe hij in het bestreden vonnis wordt veroordeeld maar er geen betekening van de uitspraak plaatsvindt, dan wel een bedrag ad € 199,- indien er wel betekening van de uitspraak plaatsvindt.
De vrouw heeft aan haar vorderingen ten aanzien van het straat- en contactverbod ten grondslag gelegd dat de man uitermate verwerpelijk gedrag vertoont, zich heeft ontpopt als een psychopaat die uiterst onberekenbaar is en de vrouw op alle mogelijke manieren stalkt en lastig valt. In de periode 2011 tot en met 2015 heeft de vrouw wel dertig meldingen/aangiftes tegen de man bij de politie gedaan.
3.4.
De man heeft in kort geding in reconventie gevorderd:
de door hem voorgestelde voorlopige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangaande de kinderen van partijen vast te stellen;
de vrouw te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het bestreden vonnis de kentekencard en de tenaamstellingscode van de personenauto merk Audi kenteken [kenteken] aan de man over te dragen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,- voor iedere dag of gedeelte van de dag dat de vrouw hiermee in gebreke blijft.
3.5.
Bij het bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – vonnis heeft de voorzieningenrechter, voor zover hier van belang, bepaald dat [minderjarige 1] voorlopig zal worden toevertrouwd aan de man. De voorzieningenrechter heeft de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De voorzieningenrechter heeft afgewezen het meer of anders gevorderde.
De voorzieningenrechter heeft ten aanzien van de vorderingen van de vrouw omtrent het straat- en contactverbod het volgende overwogen:
“5.2.3. De man heeft de door de vrouw gestelde gedragingen gemotiveerd weersproken. Voorts zijn er ongeveer 30 meldingen, maar deze zijn zowel door de vrouw als de man gedaan en betreffen op het eerste gezicht veel dezelfde incidenten. De man is, zo is onweersproken gesteld, ook nergens voor vervolgd, laat staan veroordeeld.
5.2.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de door de vrouw gestelde feiten en omstandigheden onvoldoende onderbouwd. Dat tussen partijen sprake was - en wellicht nog steeds is - van een explosieve relatie is onbetwist. Partijen lijken hier echter beiden debet aan te zijn. Bij e-mail van 23 april 2015 heeft een medewerker van Stichting Bureau Jeugdzorg [….] partijen verzocht ieder contact met elkaar te vermijden [….]. Dat de man toch contact heeft gezocht met de vrouw – naar eigen zeggen om de kinderen in de gelegenheid te stellen elkaar weer te zien – op een zodanige wijze dat die voor de vrouw bedreigend was is de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden. Ook in hetgeen verder over en weer naar voren is gebracht ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de vorderingen van de vrouw met betrekking tot het straat- en contactverbod toe te wijzen.
5.2.5.
Het voorgaande laat onverlet dat de voorzieningenrechter het, gelet op de huidige verstoorde verhoudingen tussen de man en de vrouw, verstandig acht als partijen voorlopig gehoor geven aan het e-mailbericht van 23 april 2015 en elk (rechtsreeks) contact met elkaar voorlopig vermijden.”
3.6.
Bij beschikking van 15 oktober 2015 heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, vervolgens – op het verzoek van de vrouw om (primair) wijziging van gezamenlijk gezag in eenhoofdig gezag en (subsidiair) vaststelling van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij haar – bepaald dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] voorlopig bij de vrouw zal zijn. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden.
3.7.
De vrouw kan zich met het bestreden vonnis niet verenigen. Zij merkt in haar memorie van grieven allereerst op dat zij geen belang meer heeft bij haar vorderingen 5, 6 en 7 in eerste aanleg, waarbij zij – voor zover hier van belang – opmerkt dat [minderjarige 1] weer bij haar verblijft.
Ten aanzien van het door haar gevorderde straat- en contactverbod merkt zij op dat zij uitvoerig en gemotiveerd heeft aangegeven waarom deze verboden zijn geïndiceerd. De man is niet verder gekomen dan het simpelweg ontkennen en bagatelliseren van de gestelde gedragingen en de bewering dat de vrouw mede schuldig is aan deze gedragingen. De vrouw merkt op dat de feiten waaraan de man zich schuldig heeft gemaakt zoals diefstal, vernieling, bedreiging, mishandeling en ontvoering, niet alleen bijzonder ernstig zijn, maar ook een enorme impact hebben gehad op de vrouw zodat zij deze feiten niet snel zal vergeten. Alle meldingen bij de politie, op één na, zijn door de man begaan. De vrouw heeft de man nooit iets aangedaan. Zij betwist dan ook dat beide partijen debet waren aan de explosieve relatie tussen hen beiden. Dat het op het eerste gezicht veel dezelfde incidenten betreft, neemt niet weg dat het op een enkele uitzondering na geweldsincidenten betreffen, welke zeer ernstig en zeer verwerpelijk zijn. De man is daarbij in ieder geval voor overtreding van het in 2014 opgelegde huisverbod wegens de mishandeling van de vrouw vervolgd en heeft hiervoor ook in voorarrest gezeten.
De man, aldus vervolgt de vrouw, heeft zich niets aangetrokken van het advies van Stichting Bureau Jeugdzorg en de voorzieningenrechter aan partijen om voorlopig elk (rechtstreeks) contact met elkaar te vermijden, waarbij ze verwijst naar een e-mail van 7 mei 2015 van de man aan haar. Zij wijst er verder op dat de man na de zitting bij de rechtbank op 15 oktober 2015 haar op school wederom in het gezicht heeft gespuugd, heeft mishandeld door haar een klap te geven en een deuk in haar auto heeft getrapt. Stichting Bureau Jeugdzorg heeft naar aanleiding van deze recente gebeurtenissen zelf de politie ingeschakeld en de vrouw uit voorzorg voor haar veiligheid een alarmsysteem gegeven.
De vrouw voert tot slot aan dat een straat- en contactverbod noodzakelijk is om te voorkomen dat de man [minderjarige 1] of een van de andere kinderen (nog) eens ontvoert.
De vrouw biedt aan, voor zover het hof oordeelt dat zij enige bewijslast draagt, haar stellingen door het horen van getuigen te bewijzen.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.9.
Het hof begrijpt de memorie van grieven aldus dat de vrouw haar vorderingen in het exploot van dagvaarding in hoger beroep onder 5 en 6 intrekt. Dit brengt mee dat de vorderingen van de vrouw in hoger beroep in zoverre dienen te worden afgewezen.
3.10.
Het hof gaat voorbij aan het overigens in algemene bewoordingen gestelde en onvoldoende gespecificeerde bewijsaanbod van de vrouw voorbij ook nu de aard van deze procedure zich niet leent voor bewijsvoering.
3.11.
De vrouw heeft ter rolzitting van 1 december 2015, derhalve ruim een half jaar na het bestreden vonnis en bijna een half jaar na de appeldagvaarding, grieven naar voren gebracht tegen het bestreden vonnis. In die tijd na het bestreden vonnis heeft zich, zo maakt het hof op uit de memorie van grieven van de vrouw, één incident voorgedaan tussen de man en de vrouw. Het hof acht dit incident – wat er ook zij van het verleden – onvoldoende om thans een jaar na de bestreden beschikking alsnog een straat- en contactverbod te rechtvaardigen. Gelet hierop zal het hof de vorderingen van de vrouw in het exploot van hoger beroep onder 1, 2, 3, 4 en 7 afwijzen.
Proceskosten
3.12.
De vrouw heeft gevorderd de man te veroordelen in de proceskosten. Naar aanleiding van de overweging van de voorzieningenrechter dat het uitgangspunt in familiezaken is dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, merkt de vrouw op dat partijen geen familie van elkaar zijn. Zij hebben enkele een affectieve relatie met elkaar gehad, welke relatie reeds geruime tijd is beëindigd. Gezien hetgeen de man haar heeft aangedaan, de aard van de vorderingen van de vrouw en het feit dat deze voor toewijzing gereed liggen, is een proceskostenveroordeling van de man in beide instanties wel geïndiceerd, aldus de vrouw.
3.13.
Reeds omdat de vorderingen van de vrouw in hoger beroep worden afgewezen, ziet het hof geen aanleiding de man conform het verzoek van de vrouw in de proceskosten te veroordelen.
3.14.
Bovenstaande leidt er toe dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd voor zover in appel aan de orde.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 8 mei 2015 voor zover in appel aan de orde;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A.R.M. van Leuven, J.H.J.M. Mertens-Steeghs en E.L. Schaafsma-Beversluis en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 mei 2016.
griffier rolraadsheer