ECLI:NL:GHSHE:2016:2004

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2016
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
20-001894-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor feitelijk leidinggeven aan vervalsing van paardenpaspoorten en gebruikmaking daarvan

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan het vervalsen van paardenpaspoorten en het gebruikmaken van deze vervalste documenten. De zaak betreft een periode van 1 januari 2011 tot en met 7 augustus 2012, waarin de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij het opmaken en gebruiken van valse paardenpaspoorten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk valse documenten heeft laten opmaken en deze heeft gebruikt bij de slachting van paarden, wat een risico voor de voedselveiligheid met zich meebracht. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de vrijspraken van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voor de vrijspraken die niet onder het oordeel van het hof vielen. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de voedselketen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001894-14
Uitspraak : 24 mei 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juni 2014 in de strafzaak met parketnummer 01-997014-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep

A.

Het hoger beroep van verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraken van de rechtbank.

A.1

Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen de vrijspraken van de onder 2 zelfstandig (cumulatief) ten laste gelegde feiten, te weten - kort gezegd - het opzettelijk gebruikmaken van (ver)vals(t)e paardenpaspoorten behorende bij de paarden “Zarin Nikita”, “Queen” en “Lady’s Boy”.
Het hof zal verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen die vrijspraken.

A.2

Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de vrijspraak van de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde onderdeel - kort gezegd - dat het paardenpaspoort behorende bij het paard “Lady’s Boy” is voorzien van een barcode van een niet-geregistreerd transpondernummer, geen zelfstandig (cumulatief) ten laste gelegd feit betreft. Nu dit onderdeel niet als een beschermde vrijspraak kan worden aangemerkt, is het vonnis in zoverre wel aan het oordeel van het hof onderworpen.

A.3

Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsman van verdachte heeft:
  • op onderdelen vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde bepleit en voor het overige zich ter zake de bewezenverklaring van dit feit gerefereerd aan het oordeel van het hof;
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit;
  • verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstaf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze en/of Sint-Michielsgestel, althans in Nederland, opzettelijk 8, althans één of meer paardenpaspoort(en) en/of medisch(e) inlegvel(len) - (telkens) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft laten opmaken dan wel heeft vervalst of heeft laten vervalsen, door (telkens) valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Eglantine des Bois” (DOC 104 pg 1199 proces-verbaal) op één of meerdere plaats(en) te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 981100002298989 terwijl dit in werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging en/of
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” (DOC 106 pg 1202 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen te voorzien van:
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie en/of
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Bowie” (DOC 101 pg 1195 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 967000001527993 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Irayka”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Joyeux” (DOC 107 pg 1203 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 250259600133480 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Fute”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Gaiminou” (DOC 105 pg 1200 proces-verbaal) te voorzien van:
- één (Frans) medisch inlegvel (
Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Zarin Nikita” (DOC 99 pg 1188 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 981100002737482 en/of
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze vereniging en/of
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Queen” (DOC 100 pg 1192 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 528224000982841 terwijl dit in werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren) niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze vereniging en/of
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Lady's Boy” (DOC 102 pg 1196 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 528210001291519 terwijl dit in werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren) niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of;
- van een stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie zonder toestemming en/of medeweten van deze federatie;
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[medeverdachte] in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met
7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze en/of Sint-Michielsgestel, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) paardenpaspoort(en), te weten:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Eglantine des Bois” (DOC 104 pg 1199 proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” (DOC 106 pg 1202 proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Bowie” (DOC 101 pg 1195 proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Joyeux” (DOC 107 pg 1203 proces-verbaal) en/of
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Gaiminou” (DOC 105 pg 1200 proces-verbaal),
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat [medeverdachte] (telkens) (een) paard(en) ter slachting (voor humane consumptie) heeft aangeboden bij slachterij [naam] (telkens) vergezeld gaande van (een van de) bovengenoemd(e) vals(e) en/of vervalst(e) paardenpaspoort(en) en bestaande die valsheid of vervalsing telkens hierin dat:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Eglantine des Bois” (DOC 104 pg 1199 proces-verbaal) op één of meerdere plaats(en) was voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 981100002298989 terwijl dit in werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet geregistreerd transpondernummer betrof en/of
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging en/of
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl het paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” (DOC 106 pg 1202 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen was voorzien van:
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie en/of
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Bowie” (DOC 101 pg 1195 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen was voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 967000001527993 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Irayka”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Joyeux” (DOC 107 pg 1203 proces-verbaal) op één of meerdere plaatsen was voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 250259600133480 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Fute”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Gaiminou” (DOC 105 pg 1200 proces-verbaal) was voorzien van:
- één (Frans) medisch inlegvel (
Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor humane consumptie,
zulks terwijl verdachte tot het plegen van vorenomschreven feit(en) (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan die verboden gedraging(en) (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraken

B.

Onder 1 en 2 is onder meer ten laste gelegd - kort gezegd - dat het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” is vervalst (onder andere) doordat het paardenpaspoort was voorzien van een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging, terwijl het paardenpaspoort is afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie.
Nu de stempelafdruk op een los inlegvel is gezet en niet in het paardenpaspoort zelf, is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof spreekt verdachte daarvan partieel vrij.

C.

Onder 1 is onder meer ten laste gelegd - kort gezegd - dat het paardenpaspoort behorende bij het paard “Lady’s Boy” is vervalst (onder andere) door het paardenpaspoort te voorzien van een barcode met transpondernummer 528210001291519 terwijl dit in werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren) niet-geregistreerd transpondernummer betrof.
Nu uit het dossier blijkt dat het genoemde transpondernummer wel behoorde bij een geregistreerd paard is het hof, met de rechtbank, van oordeel dat dit onderdeel niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het hof spreekt verdachte daarvan eveneens partieel vrij.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
[medeverdachte] op tijdstippen in de periode van 1 juli 2012 tot en met
7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze en/of Sint-Michielsgestel opzettelijk 8 paardenpaspoorten en/of medische inlegvellen - telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt dan wel heeft vervalst, door valselijk en/of in strijd met de waarheid:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Eglantine des Bois” te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 981100002298989 terwijl dit in werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet geregistreerd transpondernummer betrof en
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging en
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” te voorzien van:
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Bowie” te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 967000001527993 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Irayka”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Joyeux” te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 250259600133480 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Fute”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Gaiminou” te voorzien van:
- een Frans medisch inlegvel (
Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Zarin Nikita” te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 981100002737482 en
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze vereniging en
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie, terwijl dat paard in werkelijkheid niet bestemd was voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Queen” te voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 528224000982841 terwijl dit in werkelijkheid een (bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren) niet geregistreerd transpondernummer betrof en
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van deze vereniging en
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Lady's Boy” te voorzien van:
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie zonder toestemming en/of medeweten van deze federatie;
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen telkens feitelijk leiding heeft gegeven;
2.
[medeverdachte] in de periode van 1 juli 2012 tot en met
7 augustus 2012 in de gemeente Bernheze en/of Sint-Michielsgestel opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste paardenpaspoorten, te weten:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Eglantine des Bois” en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Bowie” en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Joyeux” en
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Gaiminou”;
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken telkens hierin dat [medeverdachte] een paard ter slachting (voor humane consumptie) heeft aangeboden bij slachterij [naam] vergezeld gaande van één van de bovengenoemde vervalste paardenpaspoorten en bestaande die vervalsing hierin dat:
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Eglantine des Bois” was voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 981100002298989 terwijl dit in werkelijkheid een (zowel bij het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren als bij de Belgische Confederatie van het Paard) niet geregistreerd transpondernummer betrof en
- een stempel(afdruk) van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland zonder toestemming en/of medeweten van die vereniging en
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” was voorzien van:
- een medisch inlegvel waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Bowie” was voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 967000001527993 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Irayka”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Joyeux” was voorzien van:
- een barcode met transpondernummer 250259600133480 terwijl dit in werkelijkheid een transpondernummer betrof behorende bij een paard genaamd “Fute”;
- het paardenpaspoort behorende bij het paard “Gaiminou” was voorzien van:
- een Frans medisch inlegvel (
Traitement Médicamenteux) waaruit blijkt dat het paard bestemd mag worden voor de slacht voor de humane consumptie;
zulks terwijl verdachte aan die verboden gedragingen telkens feitelijk leiding heeft gegeven.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

D.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

E.

De raadsman heeft ten verweer betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde valselijk (laten) opmaken dan wel (laten) vervalsen van het paardenpaspoort behorende bij het paard “Ramona” alsmede het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk gebruikmaken van dit (ver)vals(t)e paspoort. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het invoegen van een vals los medisch inlegvel nog niet het gehele paardenpaspoort (ver)vals(t) maakt. De raadsman heeft dienaangaande verwezen naar de Verordening (EG) nr. 504/2008 van de Commissie van 6 juni 2008 ter uitvoering van de van de Richtlijnen 90/426/EEG en 90/427/EEG van de Raad wat betreft methoden voor de identificatie van paardachtigen (hierna: de Verordening). Uit deze Verordening noch de toelichting daarop blijkt dat een paardenpaspoort de medische gegevens van het paard moet bevatten, aldus de raadsman.

E.1

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

E.2

In de preambule van voornoemde Verordening is voor zover relevant overwogen:
“(…)
(25) Paardachtigen die als fok- en gebruiksdier worden gehouden en geregistreerde paardachtigen kunnen op een bepaald moment van hun leven als slachtdieren gehouden paardachtigen worden zoals gedefinieerd in artikel 2, onder d), van Richtlijn 90/426/EEG. (…)
(26) Overeenkomstig sectie III, punt 7, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 dient de exploitant van het slachthuis informatie over de voedselketen, waaronder details over de oorsprong, het verleden en de verzorging van dieren die bestemd zijn voor voedselproductie, te ontvangen en te controleren en daar actief gebruik van te maken. De bevoegde autoriteit mag toestaan dat de informatie betreffende de voedselketen over eenhoevige landbouwhuisdieren gelijktijdig met de dieren naar het slachthuis wordt gestuurd, in plaats van vooraf. Het identificatiedocument dat paardachtigen voor de slacht vergezelt, dient derhalve deel uit te maken van de informatie over de voedselketen.
(27) Overeenkomstig sectie II, hoofdstuk III, punt 1, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 dient de officiële dierenarts na te gaan of de exploitant van het levensmiddelenbedrijf voldoet aan zijn verplichting om dieren die geaccepteerd zijn voor menselijke consumptie te worden geslacht, naar behoren worden geïdentificeerd.
(28) Overeenkomstig sectie III, punt 8, van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 853/2004 dienen exploitanten van een levensmiddelenbedrijf de paspoorten van eenhoevige landbouwhuisdieren te controleren om zich ervan te vergewissen dat het dier bestemd is voor de slacht voor menselijke consumptie en indien zij het dier voor slachting aanvaarden, moeten zij het paspoort aan de officiële dierenarts overhandigen.
(…)”
Voorts is in de Verordening onder meer bepaald:

(…)
Artikel 5
1. Paardachtigen die in de Gemeenschap zijn geboren, worden geïdentificeerd door middel van een enkel identificatiedocument overeenkomstig het voorbeeld van een identificatiedocument dat is opgenomen in bijlage I (“identificatiedocument” of “paspoort”). Het document wordt voor de gehele levensduur van de paardachtige afgegeven.
Het identificatiedocument is een gedrukt, ondeelbaar document waarin de vereiste gegevens voor de verschillende secties kunnen worden opgenomen zoals hieronder aangegeven:
a)
in geval van geregistreerde paardachtigen: de secties I tot en met X;
b)
in geval van als fok- of gebruiksdier gehouden paardachtigen: ten minste de secties I, III, IV en VI tot en met IX.
(…)
Artikel 20
1. Een paardachtige wordt geacht bestemd te zijn voor de slacht voor menselijke consumptie, tenzij onherroepelijk is verklaard dat de paardachtige hiervoor niet bestemd is, wat moet worden bekrachtigd in deel II van sectie IX van het identificatiedocument door ondertekening:
a) door de houder of eigenaar op basis van zijn/haar eigen beslissing, of
b) door de houder en de verantwoordelijke dierenarts, handelend in overeenstemming met artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG.
2. Voorafgaand aan behandelingen overeenkomstig artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG of met een geneesmiddel dat op grond van artikel 6, lid 3, van die richtlijn is toegelaten, stelt de verantwoordelijke dierenarts vast wat de status van de paardachtige is: bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie (het normale geval), of niet bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie, zoals aangegeven in deel II van sectie IX van het identificatiedocument.
3. Indien de in lid 2 bedoelde behandeling niet is toegestaan voor een paardachtige die bestemd is voor de slacht voor menselijke consumptie, zorgt de verantwoordelijke dierenarts ervoor dat overeenkomstig de in artikel 10, lid 2, van Richtlijn 2001/82/EG genoemde afwijking de desbetreffende paardachtige onherroepelijk als niet bestemd voor de slacht voor menselijke consumptie wordt verklaard door:
a) het invullen en ondertekenen van deel II van sectie IX van het identificatiedocument, en
b) het ongeldig maken van deel III van sectie IX van het identificatiedocument.
4. Indien een paardachtige onder in artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2001/82/EG bedoelde omstandigheden moet worden behandeld, vermeldt de verantwoordelijke dierenarts in deel III van sectie IX van het identificatiedocument de vereiste gegevens van de stoffen in het geneesmiddel die essentieel zijn voor de behandeling van paardachtigen en vermeld staan in Verordening (EG) nr. 1950/2006.
De verantwoordelijke dierenarts vermeldt de datum van de laatste toediening, zoals voorgeschreven, van dit geneesmiddel en deelt de houder overeenkomstig artikel 11, lid 4, van Richtlijn 2001/82/EG mee op welke datum de wachttijd die is vastgesteld overeenkomstig artikel 10, lid 3, van die richtlijn zal verstrijken.
(…)”

E.3

[getuige 1] , coördinator afdeling stamboek van de Koninklijke Vereniging Warmbloed Paardenstamboek Nederland (KWPN), heeft ten aanzien van de medische gegevens in identificatiedocumenten (onder meer) het navolgende verklaard (p. 253-260).
In 1998 is de KWPN begonnen met de uitgifte van paardenpaspoorten bij alle nieuw te registreren paarden. Daarin was nog geen medische bijlage opgenomen.
Medio 2001 kwam via het Productschap voor Vee, Vlees en Eieren (PVE) de mogelijkheid om een paardenpaspoort met medische bijlage uit te geven.
Vanaf 2004 werd het verplicht om bij de uitgifte van paardenpaspoorten een hoofdstuk medische behandeling op te nemen alsmede om het paard te chippen.
Vanaf 1 januari 2009 tot 1 juli 2009 werd aan paardenhouders de mogelijkheid geboden om paardenpaspoorten alsnog te voorzien van een hoofdstuk medische behandeling. [getuige 1] noemt deze periode “de inhaalslag aanvraag hoofdstuk medische behandeling”.
Paardenhouders konden in die periode een los medisch inlegvel aanvragen. Een inlegvel werd door het KWPN voorzien van standaardgegevens, een datumstempel en een blauwe KWPN stempel.
Na 1 juli 2009 werden aanvragen voor losse medische inlegvellen niet meer gehonoreerd. Vanaf die datum moesten originele paardenpaspoort worden ingezonden, op basis waarvan een nieuw paardenpaspoort werd samengesteld, met daarin al dan niet de beperking opgenomen “niet meer bestemd voor humane consumptie”.

E.4

[getuige 1] heeft een los medisch inlegvel zoals gebruikt in de periode “de inhaalslag aanvraag hoofdstuk medische behandeling” aan de verbalisanten overgelegd (p. 256 en doc. 170/p. 1242). Op dit document staat achtereenvolgens (onder meer) vermeld:
˗ deel III-B: in dit deel dient verplichte informatie betreffende paardachtigen die bestemd zijn om te worden geslacht voor menselijke consumptie te worden ingevuld, zoals bepaalde geneesmiddelen die door de dierenarts zijn toegepast of voorgeschreven;
˗ de voorgedrukte tekst: “
Deze verklaring hoort in het paardenpaspoort en moet met het paspoort bij het paard blijven”;
˗ de voorgedrukte tekst: “
Medische behandeling (behorende bij paardenpaspoorten waarin dit ontbreekt)”;
˗ deel II: dit deel kan worden ingevuld door de eigenaar/vertegenwoordiger van de eigenaar van het paard, indien het paard niet bestemd is om te worden geslacht voor menselijke consumptie;
˗ daaronder, wederom als voorgedrukte tekst:
“Deze verklaring hoort in het paardenpaspoort en moet met het paspoort bij het paard blijven”.

E.5

Het hof overweegt dat uit de hiervoor onder E.2 weergegeven preambule en de inhoud van de Verordening blijkt dat het identificatiedocument (het paardenpaspoort) de exploitant van het slachthuis voor de slacht inzicht moet geven in de details over de oorsprong, het verleden en de verzorging van dieren die bestemd zijn voor de voedselproductie, oftewel de status van het paard, te weten of deze al dan niet bestemd is voor de slacht voor humane consumptie. Bij die beoordeling zijn van belang de delen II en III van sectie IX van het identificatiedocument. Aldus genereert het document voor de exploitant van het slachthuis informatie over de (veiligheid in de) voedselketen.
Uit de hiervoor onder E.3 weergegeven verklaring Van [getuige 1] blijkt dat medische gegevens in paardenpaspoorten uitgegeven voor 2004 konden ontbreken. Tijdens een inhaalslag in de periode 1 januari 2009 tot 1 juli 2009 kon dat alsnog worden aangevuld door middel van een los medisch inlegvel.
Zoals overwogen onder E.4 werden op een dergelijk los medisch inlegvel niet alleen (medische) gegevens vermeld waaruit de status van het paard moest blijken (delen II en III), maar stond daarop tevens voorgedrukt dat het inlegvel hoort
inhet paardenpaspoort en
methet paspoort bij het paard moest blijven.
Gelet op het hiervoor overwogene, is het hof van oordeel, dat bezwaarlijk anders kan worden geconcludeerd dan dat door het invoegen/bewaren van een vals medisch inlegvel in/bij een paardenpaspoort, het betreffende paardenpaspoort wordt vervalst.

F.

De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [medeverdachte] (ver)vals(t)e paardenpaspoorten heeft aangeboden aan [getuige 2] als ware deze echt en onvervalst. De raadsman heeft daartoe - op gronden als in zijn pleitnota verwoord - aangevoerd dat de ontvanger van de paardenpaspoorten, [getuige 2] , op de hoogte was van de onechtheid en de valsheid van de paardenpaspoorten.

F.1

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

F.2

Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat [getuige 2] , wist dat de in de bewezenverklaring genoemde paardenpaspoorten (ver)vals(t) waren ten tijde van het gebruikmaken daarvan door [medeverdachte] Reeds om die reden kan het verweer van de raadsman niet slagen.

F.2

Zelfs indien het hof zou uitgaan van de stelling dat [getuige 2] op de hoogte was van de onechtheid en valsheid van de gebruikte paardenpaspoorten, dan kan het verweer nog niet slagen. Immers, niet is ten laste gelegd dat de paarden met de (ver)vals(t)e paardenpaspoorten zijn aangeboden aan de natuurlijke persoon [getuige 2] , maar aan de slachterij [naam] . Dat betreft een inrichting voor de slacht waar, naast de exploitant [getuige 2] , ook derden betrokken waren bij controles voorafgaand aan de slacht. Het hof wijst in dit verband in het bijzonder op de dierenartsen, aan wie de vennoten van [medeverdachte] de paardenpaspoorten hebben verstrekt voor de controles. Deze dierenartsen, waarvan gesteld noch gebleken is dat zij op de hoogte waren van de onechtheid en valsheid van de paardenpaspoorten, zijn door het bewezen verklaarde handelen misleid.

G.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat van feitelijk leiding geven dan wel opdracht geven aan de in de tenlastelegging genoemde verboden gedragingen verricht door de rechtspersoon [medeverdachte] geen sprake was. De raadsman heeft daartoe (onder meer) aangevoerd dat verdachte ten opzichte van zijn broer een beperkte rol had binnen de rechtspersoon en aantoonbaar niet bij machte was om de verboden gedragingen een halt toe te roepen.

G.1

Het hof overweegt dat zowel onder 1 als onder 2 ten laste is gelegd dat strafbare feiten zijn begaan door de rechtspersoon [medeverdachte] en dat verdachte opdracht heeft gegeven tot die strafbare feiten dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan de ten laste gelegde verboden gedragingen, dit als bedoeld in artikel 51, tweede lid onder 2˚ van het Wetboek van Strafrecht.

G.2

Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

G.3

De raadsman heeft in hoger beroep de daderschap van de rechtspersoon [medeverdachte] aan de verboden gedragingen niet meer betwist. Vervolgens komt de vraag aan de orde of kan worden bewezen dat de verdachte aan de door de rechtspersoon gepleegde verboden gedragingen, feitelijk leiding heeft gegeven.
Feitelijk leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijk leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven.
Onder omstandigheden kan ook een meer passieve rol tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken. Dat kan in het bijzonder het geval zijn bij de verdachte die bevoegd en redelijkerwijs gehouden is maatregelen te treffen ter voorkoming of beëindiging van verboden gedragingen en die zulke maatregelen achterwege laat.
In feitelijk leidinggeven ligt een zelfstandig opzetvereiste op de verboden gedraging besloten. Voor dit opzet van de leidinggever geldt als ondergrens dat hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedraging zich zal voordoen. Van het bewijs van dergelijke aanvaarding kan - in het bijzonder bij meer structureel begane strafbare
feiten - ook sprake zijn indien hetgeen de leidinggever bekend was omtrent het begaan van strafbare feiten door de rechtspersoon rechtstreeks verband hield met de in de tenlastelegging omschreven verboden gedraging. Vergelijk Hoge Raad 26 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:733.

G.4

Op grond van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, stelt het hof ten aanzien van verdachtes betrokkenheid bij en gedragingen voor de rechtspersoon [medeverdachte] het navolgende vast.
In de periode van 1 juli 2012 tot en met 7 augustus 2012 waren verdachte en zijn broer de vennoten van [medeverdachte] Beiden waren tot een gelijk bedrag bevoegd te handelen (p. 73-75).
Verdachte heeft verklaard dat hij diverse feitelijke handelingen voor de rechtspersoon heeft verricht, waaronder het uitmesten van stallen, het vervoer van paarden naar het slachthuis en alle werkzaamheden op de computer (zoals het invoeren van gegevens, de boekhouding en het opstellen van facturen).
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij op de hoogte was van de vervalsingen en dat van vervalste paardenpaspoorten gebruik werd gemaakt. Hij heeft zijn broer daarop aangesproken, echter de verboden gedragingen gingen door.
Verdachte was hiervan niet alleen op de hoogte, maar hij heeft ook actief bijgedragen aan de verboden gedragingen. Zo heeft verdachte verklaard dat hij barcodes in de vorm van labels op de computer heeft gemaakt, waarmee paardenpaspoorten werden vervalst en dat hij paarden naar het slachthuis heeft vervoerd, waarvan hij wist dat deze met een vervalst paardenpaspoort ter slacht zouden worden aangeboden. Tevens is bij verdachte een vals los medisch inlegvel (behorende bij het paard Sans Souci) aangetroffen (p. 721-724).

G.5

Uit de door het hof gehanteerde bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte
- hoewel daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden - niet alleen maatregelen achterwege heeft gelaten ter voorkoming dat de (hem bekende) strafbare handelingen door de rechtspersoon werden verricht, maar dat hij bovendien heeft bijdragen aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en daarbij een zodanig initiatief heeft genomen dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijk leiding te hebben gegeven.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen gepleegd door [medeverdachte]

H.

Gelet op het hiervoor onder E tot en met G.5 overwogene verwerpt het hof de verweren van de raadsman in al hun onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
feitelijk leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte als feitelijk leidinggever van de vennootschap, waarvan hij en zijn broer de vennoten zijn, zich schuldig heeft gemaakt aan het (laten) vervalsen van acht paardenpaspoorten door daarin valse stempelafdrukken te plaatsen en/of valse medische inlegvellen in te voegen en/of te voorzien van andere barcodes (feit 1). Voorts heeft het hof bewezen verklaard dat verdachte als feitelijk leidinggever van genoemde vennootschap zich schuldig heeft gemaakt aan het aanbieden van vijf paarden ter slachting (voor humane consumptie) bij slachterij [naam] waarbij die paarden telkens werden vergezeld van een vervalst paardenpaspoort (feit 2).
De rechtbank heeft verdachte ter zake van deze feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf, desnoods met een langere proeftijd. De raadsman heeft in dat verband onder meer gewezen op de gevolgen voor verdachte naar aanleiding van de inval (zowel financieel als sociaal) en op het beperkte recidivegevaar, dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven en dat de rol van verdachte bij de bewezen verklaarde feiten geringer is dan die van zijn broer. Voorts heeft de raadsman gewezen op de beperkte buitengerechtelijke sancties die zijn opgelegd aan [getuige 2] (te weten een geldboete van
€ 7.500,- en een vastgesteld wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.500,-).
Het hof overweegt als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straffen heeft het hof gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Voorts heeft het hof ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat de vennootschap, die paarden opkocht en aanleverde aan een slachterij, zich aan het begin van de voedselketen bevindt. Door zijn handelwijze werkte verdachte mee aan de mogelijke misleiding van consumenten van paardenvlees alsmede het bemoeilijken van de traceerbaarheid van het vlees.
Daarnaast is aannemelijk dat als vlees van paarden die niet geschikt zijn voor humane consumptie wel bij consumenten terecht komt, dit een reëel gevaar voor de voedselveiligheid en daarmee voor de volksgezondheid oplevert. Van twee paarden kan op grond van het dossier worden vastgesteld dat deze niet (meer) geschikt waren voor humane consumptie. Van de overige paarden kan dat door de vervalsingen niet meer worden vastgesteld dan wel is dit aanmerkelijk bemoeilijkt.
Daarnaast heeft - meer in het algemeen - te gelden dat door dergelijke feiten het vertrouwen dat consumenten in (paarden)vlees moeten kunnen hebben, wordt geschaad.
Verdachte heeft met het vorenstaande geen dan wel onvoldoende rekening gehouden en slechts financieel gewin voor ogen gehad. Onder verwijzing naar hetgeen het hof hiervoor onder G.1 tot en met G.5 heeft overwogen gaat het hof, anders dan de verdediging, niet uit van een beperkte rol van verdachte bij de bewezen verklaarde gedragingen.
Naar het oordeel van het hof is gelet op de aard en de ernst van de strafbare feiten in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend.
Het hof kiest echter voor andersoortige straffen. Bij dat oordeel heeft het hof de navolgende omstandigheden betrokken.
- Hoewel aanwijzingen in het dossier te vinden zijn dat de bewezen verklaarde handelingen op een grotere schaal hebben plaatsgevonden, gaat het hof uit van de bewezen verklaarde feiten - kort gezegd - acht vervalste paardenpaspoorten en vijf keer het opzettelijk gebruikmaken van deze vervalste paardenpaspoorten.
- Gelet op het bepaalde in artikel 56, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht zal het hof ten aanzien van de twee bewezen verklaarde feiten bovendien slechts één strafbepaling toepassen.
- Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep openheid van zaken gegeven, hij heeft de feiten (grotendeels) erkend en blijk ervan gegeven de strafwaardigheid van zijn gedragingen in te zien.
- Uit het verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
19 februari 2016 blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest voor soortgelijke feiten en nadien ook niet meer is veroordeeld voor dergelijke feiten.
- Na het tijdstip waarop het bewezen verklaarde heeft plaatsgevonden is inmiddels geruime tijd verstreken.
- De persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
- Het verdachte betreffend rapport opgemaakt door A.A.M. Koot, forensisch maatschappelijk werker d.d. 13 april 2016.
Alles afwegende, zal het hof, ondanks de aard en de ernst van de feiten, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest opleggen.
Het hof acht tevens termen aanwezig om, naast de taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 2 jaren op te leggen. Met oplegging van een dergelijk forse voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 51, 56, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraken van de onder 2 ten laste gelegde feiten betrekking hebbend op - kort gezegd - het opzettelijk gebruikmaken van (ver)vals(t)e paardenpaspoorten behorende bij de paarden “Zarin Nikita”, “Queen” en “Lady’s Boy”.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof
onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. M. Rutgers en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 24 mei 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.