8.1Er zijn geen grieven gericht tegen de door de rechtbank vastgesteld feiten, behoudens voor zover de rechtbank van het feit is uitgegaan dat [appellant] een andere verzekeringsmaatschappij heeft gezocht omdat zijn verzekering bij Nationale Nederlanden afliep. Met inachtneming van het vorenstaande gaat het hof in dit geding in elk geval uit van de volgende feiten.
a. [appellant] heeft sinds februari 2004 een schildersbedrijf in de vorm van een eenmanszaak. Daarvoor was hij werknemer bij diverse bouwbedrijven. In die hoedanigheid verrichtte hij schilderwerk, houtsanering, glaszetten, behang- en spuitwerk. Na oprichting van zijn eigen onderneming heeft [appellant] een arbeidsongeschiktheidsverzekering bij Nationale Nederlanden gesloten, die is beëindigd voor 1 januari 2010.
b. [appellant] heeft met ingang van 1 januari 2010 bij Generali een arbeidsongeschiktheidsverzekering gesloten. [appellant] heeft hiertoe een gezondheidsverklaring ten behoeve van de verzekering ingevuld en op 9 september 2009 ondertekend (productie 6 bij het inleidend verzoekschrift). De considerans van deze verklaring vermeldt onder het hoofd
“Invullen van de vragen”:
“Het is zeer belangrijk dat u alle vragen juist en volledig beantwoordt. (…)
Vermeld al uw klachten, ook als u denkt dat deze niet belangrijk zijn of als u geen arts heeft bezocht.(…)”.
Vraag 3 van deze gezondheidsverklaring luidt als volgt:
"Lijdt u of heeft u geleden aan één of meer van de volgende aandoeningen, ziekten en/of gebreken (hier vallen ook klachten onder)? (…)
A ziekten van de hersenen of zenuwen zoals beroerte, toevallen, spierziekten, hoofdpijn, duizeligheid?
(…)
L ziekten, aandoeningen en/of gebreken (hier vallen ook klachten onder) die niet onder bovengenoemde categorieën kunnen worden geplaatst? (…)”
[appellant] heeft op de slotvraag bij vraag 3 of hij één of meer categorieën heeft aangekruist, nee geantwoord.
c. Op 8 december 2009 heeft [appellant] zijn huisarts, mevrouw [huisarts] , bezocht in verband met klachten van huiduitslag, hoofdpijn, misselijkheid, vermoeidheid en vergeetachtigheid. Met een verwijzingsbrief d.d. 5 januari 2010 is hij doorverwezen naar het zogeheten
Solvent-Team van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten in het AMC voor nader onderzoek. Mevrouw [huisarts] heeft in haar verwijzingsbrief van 5 januari 2010 (productie 18 inleidend verzoekschrift) onder meer vermeld:
"Dhr. [appellant] is sinds jaren schilder. Hij heeft de laatste jaren hinderlijk last van: Vergeetachtigheid, slechte concentratie, fouten met schrijven".
d. Op 15 januari 2010 heeft [appellant] zich arbeidsongeschikt gemeld bij Generali en geclaimd op grond van de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
e. Op 4 februari 2010 heeft een intakegesprek plaatsgevonden tussen [appellant] en dr. [bedrijfsarts] , bedrijfsarts en klinisch arbeidsgeneeskundige verbonden aan het Solvent-Team van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten.
f. Generali heeft bij brief van 31 mei 2010 (productie 5 inleidend verzoekschrift) de claim afgewezen, stellende dat uit medische informatie is gebleken dat [appellant] voor aanvang van de verzekering dezelfde klachten had en hij, in strijd met zijn mededelingsplicht van art. 7:928 BW, heeft nagelaten deze klachten te vermelden in de gezondheidsverklaring.
g. Bij brief van 3 september 2010 aan de gemachtigde van [appellant] (productie 11 inleidend verzoekschrift) schrijft genoemde dr. [bedrijfsarts] :
“(…)
Op 04-02-2010 heb ik de heer en mevrouw [appellant] gesproken op het beroepsziektenspreekuur van het Solvent Team. De heer [appellant] was verwezen (toevoeging hof: door
) de huisarts en in de verwijsbrief (…) staat dat hij sinds jaren schilder is en de laatste jaren hinderlijk last heeft van: vergeetachtigheid, slechte concentratie en fouten met schrijven.
Tijdens de intake heb ik deze klachten geëxploreerd en begreep ik dat de klachten een jaar bestonden. In een latere brief aan collega [collega appellant 2] heb ik dat na overleg met betrokkene enigszins genuanceerd naar “ongeveer een jaar”.
Zoals u wellicht bekend, komen dergelijke nuanceringen wel vaker voor. Wanneer iemand niet direct medische klachten heeft schenkt hij (…) daar aanvankelijk geen aandacht aan. Wanneer deze niet verdwijnen of verergeren maakt men een afspraak bij de huisarts. Pas eind 2009 waren de klachten van betrokkene in dit geval dermate verergerd, dat hij het nodig vond om de huisarts te consulteren, (…). Je zou dus kunnen zeggen dat de klachten pas eind 2009 dermate ernstig werden dat ze als “klinisch relevant” waren aan te merken. (…)”
h. Bij brief van 9 september 2010 aan [appellant] (productie 10 inleidend verzoekschrift) schrijft huisarts [huisarts] :
“(…)
Naar aanleiding van uw schrijven, kan ik u melden dat de vermelding in de verwijsbrief naar het AMC, te weten dat Dhr. [appellant] ‘de laatste jaren hinderlijk last heeft van’ (volgt opsomming van de klachten), onjuist is. Zoals opgemaakt kan worden uit de werkregels van ons medisch dossier, heeft Dhr. [appellant] zich niet eerder gemeld met dergelijke klachten, dan op 8/12/2009. Ik heb in het dossier geen notitie gemaakt over de duur van de klachten, maar ik kan me herinneren dat de klachten nog niet lang aanwezig waren. Het betreft dus een verschrijving mijnerzijds in de verwijsbrief in het AMC dd 05/01/2010. (…)”