In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, is appellante Psyche Psychologisch Adviesbureau B.V. in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had de vordering van de geïntimeerde, die strekte tot betaling van loon wegens verrichte werkzaamheden, toegewezen en de vordering van Psyche in reconventie afgewezen. Na het indienen van de memorie van antwoord is Psyche in staat van faillissement verklaard, wat leidde tot de schorsing van de vordering in conventie op grond van artikel 29 van de Faillissementswet.
Het hof heeft ambtshalve de vordering in conventie doorgehaald, aangezien deze van rechtswege was geschorst door het faillissement van Psyche. De curator heeft aangegeven de vordering in reconventie niet over te nemen, wat de geïntimeerde de mogelijkheid gaf om ontslag van instantie te vragen. Het hof heeft dit verzoek toegewezen, omdat er geen sprake was van verwevenheid tussen de vorderingen die een goede procesorde in de weg zou staan. Psyche is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep in reconventie, die zijn begroot op € 356,- aan griffierecht en € 894,- aan salaris advocaat.
De uitspraak van het hof is gedaan op 10 mei 2016 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. De zaak illustreert de toepassing van de Faillissementswet in het civiele procesrecht, met name de gevolgen van faillissement voor lopende procedures en de rol van de curator in dergelijke gevallen.