Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. C/03/192462 / HA ZA 14-337)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Ten aanzien van de mogelijkheid van het aanwenden van rechtsmiddelen tegen een beslissing van een (…) arrondissementsrechtbank (…) die voor de datum van inwerkingtreding van deze wet is tot stand gekomen en de termijn waarbinnen dat rechtsmiddel kan worden aangewend blijft het recht zoals het gold voor de datum van inwerkingtreding van deze wet van toepassing.”.
binnen veertien dagen na het plegen door de veroordeelde van eenige daad, waaruit noodzakelijk voortvloeit, dat het vonnis of de aangevangen ten uitvoerlegging hem bekend is.” Deze verzettermijn is thans krachtens art. 143 lid 2 Rv vier weken. Nu de termijnen ter zake het instellen van rechtsmiddelen van openbare orde zijn, moet het hof, ook al hebben partijen niet geklaagd over het feit dat de rechtbank het nieuwe recht heeft toegepast, wat de termijn betreft het oude recht toepassen. Nu echter uit niets blijkt dat in dit geval het antwoord op de vraag of [geïntimeerde] tijdig verzet heeft aangetekend anders luidt bij toepassing van de termijn van 14 dagen dan bij toepassing van de termijn van vier weken, kan het hof hier verder aan voorbij gaan.
[contractnummer] ”en
“De heer [geïntimeerde] .”Het nummer [contractnummer] is gelijk aan het in r.o. 4.1 sub a vermelde contractnummer. De cessie moet voor meegedeeld in de zin van art. 3:94 BW worden gehouden alleen al door de betreffende appeldagvaarding met de daaraan gehechte de akte van cessie en de net genoemde bijlage. Het verweer van [geïntimeerde] dat Modus geen rechthebbende is van de vordering faalt daarmee.