Als productie 4 bij de inleidende dagvaarding is onder meer de brief van de rechtsvoorganger van [appellant] aan gemeente Onderbanken van 17 december (hof: 1990) overgelegd. Hierin stelt de rechtsvoorganger van [appellant] :
“(…) Ook is ons gebleken dat u [adres 1] en [adres 2] (voorheen [adres 3] ) dusdanig verbreed en geasfalteerd heeft dat u ca 1,60 over de lengte van het terrein, ongevraagd en zonder overdracht onzerzijds, in gebruik hebt genomen. (…)”.
Bij brief van 15 maart 1991 (eveneens als productie 4 bij de inleidende dagvaarding overgelegd) schrijft gemeente Onderbanken aan de rechtsvoorganger van [appellant] :
“(…) Naar aanleiding van Uw schrijven d.d. 15 december 1990 kunnen wij U berichten, dat het civiel-technisch plan voor de reconstructie van de weg inclusief de aanleg van de riolering naar de woonwagenlocatie is gemaakt door het adviesbureau [adviesbureau] te [plaats] .
Hierbij is gebruik gemaakt van veldwerkgegevens van het kadaster.
Ondanks de verbreding van [adres 1] is deze toch gelegen binnen de eigendomsgrens van de gemeente.(…)”
Daarop heeft de rechtsvoorganger van [appellant] bij brief van 19 maart 1991 (nogmaals productie 4 bij de dagvaarding) gereageerd als volgt:
“(…) Tijdens het veldwerk van het kadaster ter plekke is ons gebleken dat plaatselijk de oorspronkelijke grens 1,65 verwijderd lag van de nu bestaande afrastering. (niet door ons aangebracht) De opmeter van het kadaster heeft hiervan een aantekening gemaakt, die ook vandaag nog, duidelijk zichtbaar is. Ook verwijzen wij er nog eens op dat de plaats van de dode eik niet de grens van het perceel vormt. Die loopt n.l. spits toe en eindigt vóór de rioolput die daar nu is aangebracht (…) Nu is de weg, pal vóór de eik, rond geasfalteerd. Wij benadrukken dit enkel om, zou er ooit reden voor zijn (b.v. verkoop) , wij middels dit schrijven, van ons protest blijk hebben gegeven.(…)”.