ECLI:NL:GHSHE:2016:179
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toelating tot de schuldsaneringsregeling op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b Faillissementswet
In deze zaak gaat het om de weigering van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch om appellanten toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De appellanten, een man en een vrouw, hebben in eerste aanleg een verzoek ingediend bij de rechtbank Oost-Brabant, dat op 23 november 2015 werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellanten te goeder trouw waren ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van hun schulden in de vijf jaar voorafgaand aan hun verzoek. De appellanten hebben in hoger beroep verzocht om vernietiging van dit vonnis en toelating tot de schuldsaneringsregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 januari 2016 hebben de appellanten hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun advocaat. De man heeft verklaard dat hij een lening van € 28.500 heeft afgesloten om een supermarkt over te nemen, zonder inzicht te hebben in de financiële situatie van de onderneming. Het hof heeft vastgesteld dat de man ondoordacht heeft gehandeld, wat heeft geleid tot een aanzienlijke schuldenlast van ongeveer € 100.000 in een korte periode.
Het hof heeft ook de situatie van de vrouw beoordeeld, die psychische klachten en fysieke beperkingen heeft. Het hof oordeelde dat niet aannemelijk was dat zij in staat zou zijn om de verplichtingen voortvloeiend uit de schuldsaneringsregeling na te komen. Het hof heeft geconcludeerd dat de omstandigheden van beide appellanten onvoldoende zijn om hen toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. Het vonnis van de rechtbank is bekrachtigd.