ECLI:NL:GHSHE:2016:1783
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bekrachtiging van de weigering tot toelating tot de schuldsaneringsregeling op basis van artikel 288 lid 1 Faillissementswet
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Oost-Brabant om de schuldsaneringsregeling toe te passen voor de appellant, die in financiële problemen verkeerde. De appellant had verzocht om toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank had dit verzoek afgewezen op grond van artikel 288 lid 1 aanhef en sub b van de Faillissementswet. De rechtbank oordeelde dat de appellant niet te goeder trouw was geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek. De appellant had een totale schuldenlast van € 31.404,80, waaronder substantiële schulden aan het CJIB en alimentatieverplichtingen aan zijn ex-echtgenote. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief het beroep van de appellant op de hardheidsclausule. Het hof concludeerde dat de appellant onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zijn schulden te goeder trouw waren ontstaan en dat hij niet had voldaan aan de vereisten voor toelating tot de schuldsaneringsregeling. Het hof bekrachtigde daarom het vonnis van de rechtbank.