ECLI:NL:GHSHE:2016:1657

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
200.159.362_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil in de gezondheidszorg over functiebeschrijvingen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een arbeidsgeschil in de gezondheidszorg met betrekking tot functiebeschrijvingen. De appellanten, bestaande uit meerdere personen, hebben hoger beroep ingesteld tegen Stichting Catharinaziekenhuis (CZE) na een eerdere uitspraak van de kantonrechter. Het hof heeft in een tussenarrest van 19 januari 2016 aangegeven behoefte te hebben aan deskundige voorlichting op het gebied van personeelszaken (HRM). Partijen zijn gevraagd om voorstellen te doen voor deskundigen en om zich uit te laten over de aan deze deskundigen voor te leggen vragen.

De appellanten hebben voorgesteld om de heer K. Nugteren als deskundige te benoemen, terwijl CZE bezwaar maakte tegen de benoeming van een eerder voorgestelde deskundige vanwege mogelijke partijdigheid. Het hof heeft Nugteren benaderd en hij heeft aangegeven bereid te zijn het onderzoek uit te voeren. Het hof heeft vervolgens besloten om de zaak naar de rol te verwijzen voor een akte van CZE over de benoeming van Nugteren. De verdere beslissing is aangehouden, en het hof heeft de zaak op 10 mei 2016 opnieuw op de rol gezet voor verdere behandeling.

De uitspraak van het hof is gedaan op 26 april 2016 en is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer. Het hof heeft de appellanten opgedragen om een voorschot voor de deskundige te betalen, en de verdere procedure zal worden voortgezet na de akte van CZE.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.159.362/01
arrest van 26 april 2016
in de zaak van

1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[appellante 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
5.
[appellante 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
6.
[appellante 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
7.
[appellante 7] ,
wonende te [woonplaats] ,
8.
[appellante 8] ,
wonende te [woonplaats] ,
9.
[appellante 9] ,
wonende te [woonplaats] ,
10.
[appellante 10] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. S.M.M. Teklenburg te Eindhoven,
tegen
Stichting Catharinaziekenhuis,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als CZE,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 19 januari 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven onder zaaknummer 2370427, rolnummer 13-12371 gewezen vonnis van 17 juli 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 19 januari 2016;
  • de aktes na tussenarrest van [appellanten c.s.] en CZE;
  • de antwoordaktes van [appellanten c.s.] en CZE.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof overwogen behoefte te hebben aan voorlichting door een deskundige op het gebied van personeelszaken (HRM). Vervolgens heeft het hof de zaak naar de rol verwezen opdat partijen aktes nemen waarbij zij zich kunnen uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n) en voorts suggesties kunnen doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Partijen hebben van de geboden gelegenheid gebruik gemaakt.
6.2.1.
Ten aanzien van de persoon van de te benoemen deskundige(n) hebben [appellanten c.s.] in hun akte na tussenarrest voorgesteld de heer [bestuurder van de CNV] , in zijn hoedanigheid van bestuurder van de CNV en als gecertificeerd FWG-deskundige, als deskundige te laten benoemen. CZE heeft hiertegen bezwaar gemaakt, omdat [bestuurder van de CNV] bij de comparitie in eerste aanleg aanwezig is geweest en zich daar als partij-deskundige namens [appellanten c.s.] heeft opgeworpen, zodat de onpartijdigheid van [bestuurder van de CNV] onder andere daarom reeds ter discussie staat. In reactie daarop hebben [appellanten c.s.] zich op het standpunt gesteld dat de eerdere betrokkenheid bij de procedure de onafhankelijkheid van [bestuurder van de CNV] niet in de weg staat c.q. hoeft te staan, maar hebben zich op dit punt aan het oordeel van het hof gerefereerd.
6.2.2.
CZE heeft in haar akte na tussenarrest voorgesteld een onafhankelijke partij te benoemen, niet zijnde een werknemersorganisatie/vakorganisatie en ook niet zijnde de werkgeversorganisatie NVZ. CZE heeft te kennen gegeven de organisatie FWG als specialist in functiewaardering in de zorg bij uitstek de geschikte deskundige te vinden om vragen van het hof te beantwoorden. Uit de door partijen ingewonnen informatie bij FWG komt echter naar voren dat FWG niet bereid is om als deskundige in deze zaak op te treden. [appellanten c.s.] hebben daarop als alternatief de heer K. Nugteren voorgesteld. Daarbij hebben zij toegelicht dat Nugteren, voormalig directeur van FWG en thans associé bij POZW b.v. (een HRM-bureau), in het verleden meegewerkt heeft aan de totstandkoming van de kwaliteitscriteria.
6.2.3.
Gelet op het voorgaande heeft het hof Nugteren benaderd in verband met het te verrichten deskundigenonderzoek. Daarbij is aan hem voorgelegd dat de hoofdvraag zal zijn of hij een oordeel kan geven of de desbetreffende functiebeschrijvingen in overeenstemming zijn met hetgeen is bepaald in Bijlage D en Bijlage E van de cao. Voorts is Nugteren ter informatie gewezen op rov. 3.10 van het tussenarrest van 19 januari 2016. Gezien het antwoord van Nugteren is hij bereid en in staat het onderzoek in deze zaak te verrichten. In verband met de vraag naar zijn onafhankelijkheid, heeft hij het hof meegedeeld dat hij persoonlijk altijd los staat van alle partijen bij een vraagstelling als de onderhavige om reden dat voor hem geen ander uitgangspunt geldt dan de juiste toepassing van het systeem van functiewaardering. Ook heeft hij aangegeven dat zijn inhoudelijke kennis van zaken met betrekking tot FWG als zodanig los staat van de casus, waarover hij weinig heeft gehoord. Volledigheidshalve heeft hij vermeld dat hij lid is van het CNV en soms als vrijwilliger betrokken is bij CNV-activiteiten.
6.2.4.
Het hof is voornemens Nugteren als deskundige te benoemen. Op basis van de hem verschafte informatie heeft de deskundige zijn voorschot bepaald op € 3.000,-- (plus btw 21 %, derhalve € 3.630,--). Zoals het hof in het tussenarrest van 19 januari 2016 heeft overwogen (rov. 3.12), dienen [appellanten c.s.] dit voorschot te betalen. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen opdat CZE, dat zich niet over de benoeming van Nugteren als deskundige heeft uitgelaten, dit alsnog kan doen.
6.3.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 10 mei 2016 voor akte aan de zijde van CZE als bedoeld in rov. 6.2.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M. van Ham en J.P. de Haan en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 april 2016.
griffier rolraadsheer