ECLI:NL:GHSHE:2016:1651

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
200.151.871_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit van een ventilatie-installatie in een woning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door appellanten tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant. Appellanten, die een appartement hebben gekocht, stellen dat de ventilatie-installatie in hun woning niet voldoet aan de contractuele en bouwkundige eisen. De appellanten hebben een overeenkomst gesloten met de geïntimeerde, [projektontwikkeling] Projektontwikkeling B.V., voor de aankoop en bouw van het appartement. Na de installatie van de keuken en afzuigkap ontdekten appellanten dat de ventilatiepunten gebreken vertoonden. Ze hebben dit gemeld bij de geïntimeerde en een bouwkundig onderzoek laten uitvoeren, waaruit bleek dat de ventilatie-installatie niet voldeed aan de eisen. Appellanten vorderen schadevergoeding van de geïntimeerde, die in verzuim zou zijn geraakt door niet over te gaan tot herstel van de gebreken. De geïntimeerde betwist echter dat zij tekortgeschoten is in haar verplichtingen en stelt dat de installatie conform afspraak is aangebracht.

De kantonrechter heeft in eerste aanleg geoordeeld dat de ventilatiepunten conform de offerte zijn verplaatst en dat de capaciteit voldoet aan de eisen. De vorderingen van appellanten zijn afgewezen. In hoger beroep hebben appellanten vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en toewijzing van hun vorderingen. Het hof heeft besloten om een comparitie te gelasten om partijen de gelegenheid te geven om relevante stukken in het geding te brengen en om zich nader uit te laten over de inhoud van de garantievoorwaarden en de relevante publicaties. Tevens zal een descente plaatsvinden om de situatie ter plekke te bekijken. Het hof houdt elke verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.151.871/01
arrest van 26 april 2016
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna gezamenlijk aan te duiden als “ [appellanten] ”,
advocaat: mr. F.G.J. van der Kruis te Eindhoven,
tegen
[projektontwikkeling] Projektontwikkeling B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als “ [geïntimeerde] ”,
advocaat: mr. C.M. van der Corput te Veldhoven,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 juni 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 13 maart 2014, door de kantonrechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 891727\CV EXPL 13-4533)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met 12 producties;
  • de memorie van antwoord met 3 producties;
  • een akte zijdens [appellanten] van 3 februari 2015 met 2 producties;
  • een antwoordakte van [geïntimeerde] van 3 maart 2015 met 3 producties.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellanten] en [geïntimeerde] hebben een overeenkomst gesloten voor de aankoop en bouw van een appartement aan de [adres] te [plaats] .
De keukenwand is op verzoek van [appellanten] verplaatst zodat de keuken/woonkamer groter zou worden. In een schrijven van [geïntimeerde] aan [appellanten] van 13 juli 2009 is tevens opgenomen dat de aansluitpunten voor mechanische ventilatie zullen worden verplaatst.
[appellanten] heeft een nieuwe keuken met afzuigkap gekocht die rond december 2010 is geplaatst.
Bij het plaatsen van de afzuigkap is volgens [appellanten] gebleken dat de ventilatiepunten in de keuken een gebrek vertonen. Hij heeft hiervan op 2 januari 2011 melding gemaakt bij [geïntimeerde] .
Op verzoek van [appellanten] heeft [bouwkundige expertise] Bouwkundige Expertise ( [bouwkundige expertise] ) op 3 juli 2012 een bouwkundig onderzoek verricht naar de ventilatiepunten en daarvan op 8 augustus 2012 een rapportage opgemaakt.
Innovent heeft op 20 december 2012 een ventilatiemeting verricht.
Op 22 oktober 2013 heeft een descente plaatsgevonden bij gelegenheid waarvan nogmaals metingen zijn verricht door Innovent, waarvan de resultaten zijn vastgelegd in het proces-verbaal van descente.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [appellanten] per saldo betaling van een bedrag van € 15.223,86, te vermeerderen met rente en kosten als vermeld in de dagvaarding in eerste aanleg en alles voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Aan deze vordering heeft [appellanten] ten grondslag gelegd dat het ventilatieysteem niet voldoet aan de daaraan te stellen contractuele en bouwkundige eisen. Verder heeft hij nog naar voren gebracht dat hij (appellant sub 1) als longpatiënt door onvoldoende ventilatie gezondheidsschade lijdt.
[geïntimeerde] is tekortgeschoten in de nakoming van hetgeen partijen waren overeengekomen en heeft aangegeven niet over te willen gaan tot herstel. Hierdoor is [geïntimeerde] in verzuim geraakt. [appellanten] heeft schade geleden, bestaande uit herstelkosten (€ 9.723,86 exclusief btw) en derving van woongenot (€ 5.000,=). Daarnaast vordert [appellanten] nog € 500,= wegens buitengerechtelijke incassokosten.
3.2.2.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwist dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen, omdat de installatie conform afspraak is aangebracht en ook conform afspraak blijkt te functioneren. Het verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende nader aan de orde komen.
3.3.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter geoordeeld dat de ventilatiepunten conform de overeengekomen offerte zijn verplaatst en dat de capaciteit van de ventilatiepunten voldoet aan de daaraan gestelde eisen. De vorderingen van [appellanten] zijn afgewezen en [appellanten] is veroordeeld in de kosten van het geding.
3.4.
[appellanten] heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd en heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van al hetgeen [appellanten] ter uitvoering van het beroepen vonnis heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente en tot betaling van de proceskosten in beide instanties, inclusief nakosten.
3.5.
De grieven 1 tot en met 3, in onderling verband en in samenhang met de inleiding op de grieven gelezen komen erop neer dat volgens [appellanten] de ventilatiepunten niet juist op de daarvoor bestemde ventilatiekanalen zijn aangesloten, dat de mechanische ventilatie onvoldoende capaciteit heeft om te voldoen aan de toepasselijke normen van het Bouwbesluit 2003 en, naar het hof begrijpt, de toepasselijke “Installatie-eisen nieuwbouw eengezinswoningen appartementen 2007” van het ISSO kennisinstituut voor de installatiesector, welke normen worden gehanteerd door het Garantie Instituut Woningbouw (GIW), en dat in strijd met de toepasselijke regelgeving een elektriciteitsleiding is gelegd door één van de ventilatiekanalen. Grief 4 heeft betrekking op de proceskostenveroordeling.
3.6.
[geïntimeerde] heeft als verweer aangevoerd dat de ventilatie in het appartement voldoet aan de eisen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst daaraan zijn gesteld. De mechanische ventilatie voldoet volgens haar aan de daaraan te stellen eisen en is correct aangebracht.
3.7.1.
Gelet op de standpunten van partijen dient allereerst te worden beoordeeld aan welke eisen het ventilatiesysteem op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst dient te voldoen. Dienaangaande heeft [appellanten] bij memorie van grieven aangevoerd dat, naast hetgeen is bepaald in de koop- en aannemingsovereenkomst, de normen van het Bouwbesluit 2003 en de “Installatie-eisen nieuwbouw eengezinswoningen appartementen 2007” van het ISSO kennisinstituut voor de installatiesector (verder aan te duiden als “GIW ISSO 01-01-2007”) van toepassing zijn. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] gesteld dat de verwijzing naar de GIW ISSO 01-01-2007 niet relevant is, maar waarom die verwijzing niet relevant zou zijn heeft [geïntimeerde] niet nader onderbouwd. Het hof kan deze stelling ook niet plaatsen naast de expliciete erkenning van de toepasselijkheid van de GIW/ISSO-eisen bij akte na comparitie in eerste aanleg. Daarbij komt nog het volgende.
3.7.2.
Blijkens het hoofd boven de koopovereenkomst en artikel 19 van de op de overeenkomst toepasselijke Algemene Voorwaarden is de overeenkomst tussen partijen aangegaan onder toepasselijkheid van de GIW garantie- en waarborgregeling. De tekst van deze regeling is door partijen niet in het geding gebracht. Om te kunnen beoordelen wat de krachtens overeenkomst geldende garantievoorwaarden inhouden en om te kunnen beoordelen of, en zo ja: welke, kwaliteitseisen dienaangaande direct of indirect voortvloeien uit deze garantievoorwaarden, dient het hof te beschikken over de tekst van de GIW garantie- en waarborgregeling, de daarbij eventueel horende bijlage(n) en de relevante delen van andere publicaties waarnaar bij of krachtens deze garantievoorwaarden wordt verwezen (zoals de relevante delen van de publicatie “Installatie-eisen nieuwbouw eengezinswoningen appartementen 2007” van het ISSO kennisinstituut voor de installatiesector). Het hof zal een comparitie gelasten teneinde partijen de gelegenheid te bieden om deze stukken in het geding te brengen en om zich nader uit te laten over de inhoud van deze voorwaarden en publicaties en hun relevantie ten aanzien van het onderhavige geschil.
3.8.1.
Vooruitlopend op de te houden comparitie merkt het hof reeds nu het navolgende op.
[appellanten] heeft als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg een tekening in het geding gebracht. De tekening vermeldt een laatste wijzigingsdatum van 1 april 2008 en is voorzien van de aantekening “kopers keuze”. [appellanten] betitelt deze tekening als de definitieve situatietekening (dagvaarding 2.3), maar gelet op de maatvoering van slaapkamer 1, vergeleken met de later door haar overgelegde productie 28, vraagt het hof zich af of dit juist is. Het is het hof niet duidelijk of op dat moment de afspraken over het uit te voeren meerwerk al waren gemaakt of nog niet en of deze tekening dus ziet op de originele indeling of op de op verzoek van [appellanten] gewijzigde indeling van het appartement. Partijen dienen zich hier bij de comparitie nader over uit te laten.
3.8.2.
Op de tekening is te zien dat ten bate van de ventilatie boven en vóór de keuken twee inlaatpunten voor de afvoer van lucht zijn gepland die uitkomen op het brede ventilatiekanaal. Op de door [appellanten] als productie 28 in het geding gebrachte kopie van een tekening zijn deze inlaatpunten aangeduid als “gat 1” en “gat 2” en het ventilatiekanaal als “kanaal A”.
Daarnaast is op de tekening uit 2008 te zien dat in het toilet en in de badkamer inlaatpunten voor de afvoer van lucht zijn ingetekend die zijn aangesloten op een tweede ventilatiekanaal (op de tekening dunner dan kanaal A en voorzien van een derde lijn midden tussen de contourlijnen van het kanaal). [appellanten] heeft dit kanaal aangeduid als “kanaal B”.
3.8.3.
Blijkens stellingname van [appellanten] heeft hij op 13 juli 2009 meerwerk opgedragen aan [geïntimeerde] . De indeling van het appartement zou gewijzigd worden in die zin dat de keuken en badkamer verplaatst zouden worden, waardoor de daarachter gelegen slaapkamer kleiner en de woonruimte groter zou worden. Bij de uitvoering van het werk zijn de op productie 28 bij memorie van grieven gemarkeerde inlaatpunten 1, 2 en 3 niet gerealiseerd, maar in plaats daarvan zijn de inlaatpunten gerealiseerd op de plaatsen 4 en 5 op die productie. Door [geïntimeerde] is erkend dat deze inlaatpunten alle met elkaar in verbinding staan en dat de voor de ventilatie af te voeren lucht enkel via kanaal B wordt afgevoerd.
Daarmee staat in elk geval vast dat de situatie zoals die is opgeleverd niet overeenkomt met de situatie zoals die is voorzien op de tekening die als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg is overgelegd. Daarop is immers sprake van een gescheiden afvoer via twee kanalen van lucht uit enerzijds de keuken en de woonruimte en, anderzijds, de badkamer en het toilet.
3.8.4.
Het hof kan uit de als productie 3 bij inleidende dagvaarding overgelegde opdrachtbevestiging niet afleiden wanneer partijen nu precies het meerwerk zijn overeengekomen en wat zij bij het opdragen van het meerwerk zijn overeengekomen ten aanzien van de aansluiting van de inlaatpunten op de ventilatiekanalen. De opdrachtbevestiging vermeldt dienaangaande dat “de aansluitpunten voor mechanische ventilatie worden verplaatst”, maar niet duidelijk is wat onder “verplaatsing van aansluitpunten” dient te worden verstaan: enkel en alleen een verplaatsing van de inlaatroosters of daarmee samenhangend ook een aanpassing van kanaal A. Voor de beantwoording van de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Dienaangaande dienen partijen het hof nader in te lichten omtrent hetgeen zij voorafgaand aan het opdragen van meerwerk op dit punt met elkaar hebben besproken. Ook daartoe zal de comparitie worden benut.
Hierbij zal het hof ook de tekening ter sprake brengen die [geïntimeerde] bij gelegenheid van de in eerste aanleg gehouden comparitie in het geding heeft gebracht. [appellanten] heeft dienaangaande gesteld dat uit deze door [geïntimeerde] geproduceerde tekening blijkt dat ook [geïntimeerde] zelf van mening was en is dat in elk geval de afvoer van lucht vanuit de keuken en de woonruimte via kanaal A had moeten verlopen. Het is het hof niet duidelijk of deze tekening een rol heeft gespeeld bij het opdragen van meerwerk of op enig ander moment en wat het belang van deze tekening zou kunnen zijn.
3.9.1.
[appellanten] heeft als productie 29 een rapport in het geding gebracht van [deskundige aan de zijde van appellanten] . Deze heeft de ventilatie-installatie beoordeeld en concludeert – zakelijk weergegeven – dat deze niet voldoet aan de bij de bouw gestelde eisen, doordat de volumestromen van keuken, badruimte en toiletruimte schromelijk tekortschieten door een verkeerd ontwerp, te nauwe kanalen, uitvoering van aansluitingen met flexibele leidingen en een slechte instelling van de mechanische afzuiging. Deze conclusie, met name ten aanzien van de capaciteit van volumestromen, lijkt niet te rijmen met de bevindingen van de kantonrechter tijdens de descente, bij gelegenheid waarvan ook metingen hebben plaatsgevonden. [deskundige aan de zijde van appellanten] vermeldt in zijn rapport niet dat ook hij zelf metingen heeft verricht. Zijn conclusie is kennelijk gebaseerd op de bestudering van het dossier en eigen berekeningen. Overigens constateert hij dat bij twee gelegenheden twee verschillende meetresultaten zijn waargenomen: een totale afvoercapaciteit van 174 m3/h door Innovent en een totale afvoercapaciteit van 130,5 m3/h door Installatiebedrijf [installatiebedrijf] . [deskundige aan de zijde van appellanten] heeft verder in zijn rapport niets opgemerkt over de te verwachten kosten bij herstel zoals hij dat heeft geadviseerd. [geïntimeerde] heeft de juistheid van de conclusie van [deskundige aan de zijde van appellanten] betwist.
3.9.2
Het hof overweegt om – mocht uit de over te leggen bescheiden al niet duidelijk worden of de installatie aan de daaraan te stellen eisen voldoet of niet – een onafhankelijk deskundige te benoemen om een nader onderzoek in te stellen naar de deugdelijkheid van de inrichting van het systeem en de daarmee te behalen ventilatieresultaten, alsmede naar de kosten die met een eventuele aanpassing van het systeem gemoeid zouden zijn. De comparitie zal tevens worden benut om met partijen van gedachten te wisselen over de persoon/personen van een eventueel te benoemen deskundige(n), de aan deze te stellen vragen en over de vraag wie de daarmee gemoeide kosten dient voor te schieten. Om zich een oordeel te kunnen vormen ten aanzien van de ernst van de gestelde gebreken zal tevens een descente worden gelast, zodat de raadsheer-commissaris de situatie ter plekke kan bekijken.
3.10.
De te houden descente en comparitie zullen worden gehouden op een nader te bepalen dag en uur, tezamen met de descente en comparitie die zijn gelast in de zaak onder nummer 200.135.516/01. In die zaak staat het geschil tussen partijen met betrekking tot een parketvloer centraal. De comparitie zal tevens worden benut om te bezien of beide geschillen met een regeling kunnen worden beëindigd.
3.11.
Het voorgaande voert tot na te melden beslissing. Elke verdere beoordeling en beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat mr. Venner-Lijten als raadsheer-commissaris, vergezeld van de griffier, op een door deze te bepalen datum het appartement en het daarin aangebrachte ventilatiesysteem aan de [adres] te [plaats] zal bezichtigen ;
bepaalt dat partijen – natuurlijke personen in persoon en rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die tot het treffen van een minnelijke regeling bevoegd is – bijgestaan door hun advocaten ter plaatse aanwezig dienen te zijn met het oog op de hiervoor onder 3.7.2, 3.8.1, 3.8.4, 3.9.1, 3.9.2 en 3.10 vermelde doeleinden;
bepaalt dat het proces-verbaal van de plaatsopneming en bezichtiging binnen vier weken nadien ter griffie van het hof moet zijn neergelegd;
verwijst de zaak naar de rol van 10 mei 2016 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun advocaten in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de descente en comparitie zal vaststellen;
bepaalt dat partijen kopieën van de hiervoor onder 3.7.2 bedoelde stukken/publicaties uiterlijk twee weken voor de comparitie zullen doen toekomen aan de wederpartij en aan de raadsheer-commissaris;
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J.H.A. Venner-Lijten, J.F.M. Pols en R.J.M. Cremers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 april 2016.
griffier rolraadsheer