Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1] V.O.F.,gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
[appellante 2] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellant 3] ,wonende te [woonplaats] ,
12.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 10 februari 2015;
- de akte van [appellanten] van 10 maart 2015.
13.De verdere beoordeling
‘te betalen € 36.407,27’zonder toelichting hoe dit bedrag is berekend.
€ 40.472,64verschuldigd was.
€ 16.425,58.
‘te betalen € 32.734,86’zonder toelichting hoe dit bedrag is berekend. Weliswaar hebben [appellanten] terecht aangevoerd dat de premienota van 21 mei 2010 deels is voldaan, maar dat heeft de Stichting verwerkt in hetgeen door [appellanten] in ieder geval is voldaan, hetgeen [appellanten] vervolgens onbetwist hebben gelaten. Hetzelfde geldt voor een creditering van € 2.500,-.
€ 26.173,10verschuldigd was.
€ 5.331,96.
€ 1.072,-aan premies verschuldigd zijn.
€ 7.280,-in mindering dient te komen (€ 7.332,26 -/- € 52,26).
in ieder gevalde volgende bedragen in mindering moeten komen: