In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. [geïntimeerde] is bestuurder en 100% aandeelhouder van [Holding] . [Holding] is bestuurder van CI. CI is op haar beurt bestuurder van CPP. CPP is op haar beurt weer bestuurder en 100% aandeelhouder van CPF I.
b. CPF I heeft op 22 oktober 2008 en op 18 november 2008 een geldleningovereenkomst gesloten met mevrouw [geldgever] (hierna: [geldgever] ) op grond waarvan [geldgever] aan CPF I respectievelijk een bedrag van € 1.097.000,- en een bedrag van € 93.000,- heeft geleend. Beide overeenkomsten zijn bij notariële akte opgemaakt.
c. In de beide overeenkomsten staat in het eerste artikel vermeld dat [geïntimeerde] handelt als alleen zelfstandig bevoegd directeur van [Holding] en als zodanig bevoegd is om [Holding] te vertegenwoordigen, dat [Holding] handelt als alleen zelfstandig bevoegd directeur van CI en als zodanig bevoegd is CI te vertegenwoordigen, dat CI handelt als alleen zelfstandig bevoegd algemeen directeur van CPP en als zodanig bevoegd is CPP te vertegenwoordigen en dat CPP ten slotte handelt als zelfstandig bevoegd algemeen directeur van CPF I en als zodanig bevoegd is CPF I te vertegenwoordigen.
d. Vanaf het tweede kwartaal van 2011 is CPF I haar betalingsverplichtingen jegens [geldgever] uit hoofde van voornoemde geldleningovereenkomsten niet meer nagekomen.
e. Bij brief van 2 september 2011, gericht aan CPF I, zijn namens [geldgever] de geldleningovereenkomsten opgezegd en is CPF I gesommeerd een bedrag van
€ 1.478.097,-, bestaande uit de hoofdsom van € 1.190.000,-, rente en een bonus van 20% over de hoofdsom, aan [geldgever] te voldoen.
f. Bij brief van 29 mei 2015 is namens [Property Group] aan CPF I medegedeeld dat [Property Group] door middel van cessie de vordering van [geldgever] op CPF I uit hoofde van voornoemde geldleningovereenkomsten van [geldgever] heeft overgenomen, dat naast CPF I ook [Holding] , CI en CPP hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de betaling van de vordering en dat zij worden geacht hierbij tevens kennis te hebben genomen van de cessie van de vordering. Deze brief is op 29 mei 2015 bij deurwaardersexploot aan CPF I betekend.
g. Bij afzonderlijke brief van 29 mei 2015 is namens [Property Group] aan [geïntimeerde] mededeling gedaan van cessie van de vordering van [geldgever] uit hoofde van de geldleningsovereenkomsten op CPF I aan [Property Group] en heeft [Property Group] zich het recht voorbehouden om [geïntimeerde] als bestuurder aansprakelijk te stellen ter zake van schade. Deze brief is op 29 mei 2015 bij deurwaardersexploot aan [geïntimeerde] betekend.
h. Bij brieven van 5 juni 2015 zijn [geïntimeerden c.s.] namens [Property Group] in gebreke gesteld.
3.2.2.Naar het hof de stellingen van [Property Group] begrijpt, legt zij aan deze vordering , kort samengevat, het volgende ten grondslag. De overdracht door middel van cessie van de vorderingen uit hoofde van de twee overeenkomsten van geldlening zoals die op 22 oktober 2008 respectievelijk 18 november 2008 tot stand zijn gekomen, was gericht op de vordering die uit hoofde van die geldleningen bestond op CPF I. CPF I is echter de uiteindelijke gevolmachtigde contractspartij van een keten van rechtspersonen waartussen een nauwe concernrelatie bestaat, welke keten van rechtspersonen naast CPF I bestaat uit [geïntimeerde] , [Holding] , CI en CPP, waarbij van belang is dat [geïntimeerde] als bestuurder overheersende zeggenschap heeft over [Holding] , [Holding] als bestuurder overheersende zeggenschap heeft over CI, CI op haar beurt als bestuurder overheersende zeggenschap heeft over CPP en CPP als bestuurder uiteindelijk overheersende zeggenschap heeft over CPF I, zodat de tot de keten behorende vennootschappen zijn te vereenzelvigen en hoofdelijk zijn aan te spreken tot betaling van de hiervoor bedoelde vordering. Voorts is [geïntimeerde] op grond van het bepaalde in artikel 2:9 BW in samenhang met artikel 2:11 BW aansprakelijk uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid. [geïntimeerden c.s.] zijn hun verplichtingen voortvloeiende uit de betreffende overeenkomsten van geldlening vanaf het tweede kwartaal van 2011 niet meer nagekomen. De overeenkomsten zijn daarop bij brief van 2 september 2011 buitengerechtelijk ontbonden. De vorderingen zijn door [geldgever] aan [Property Group] gecedeerd zodat [geïntimeerden c.s.] gehouden zijn de vordering aan [Property Group] te voldoen. [geïntimeerden c.s.] hebben nagelaten tot betaling over te gaan.