ECLI:NL:GHSHE:2016:1634

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 april 2016
Publicatiedatum
26 april 2016
Zaaknummer
20-001807-15
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bedreiging en belediging van opsporingsambtenaren

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor eenvoudige belediging van een ambtenaar en bedreiging met zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 14 april 2015, toen de verdachte zich agressief gedroeg tegenover een buitengewoon opsporingsambtenaar die hem aansprak over illegaal geplaatst huisvuil. De politierechter legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 20 uren. Daarnaast moest de verdachte € 100,- betalen aan de benadeelde partij voor immateriële schade.

De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bevestiging van het vonnis, maar met een zwaardere taakstraf van 40 uren. De raadsman van de verdachte voerde verweer tegen de strafmaat en pleitte voor afwijzing van de vordering van de benadeelde partij. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de eerder opgelegde straf niet passend was. Het hof vernietigde de strafbeschikking en het vonnis van de politierechter, maar bevestigde het vonnis voor het overige.

Uiteindelijk legde het hof een taakstraf op van 40 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk, en bepaalde dat een gedeelte van de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001807-15
Uitspraak : 26 april 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 april 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-168005-13 en 02-026759-15, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van eenvoudige belediging van een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd, en bedreiging met zware mishandeling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
Tevens is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 100,- aan de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof, na vernietiging van de door de officier van justitie aan verdachte opgelegde strafbeschikking, het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging, en de verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Door de raadsman is een strafmaatverweer gevoerd. Tevens heeft de raadsman betoogd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop dit berust, behalve voor wat betreft de strafoplegging en de van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en met de aanvulling dat de strafbeschikking vernietigd wordt.
Op te leggen straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van twee opsporingsambtenaren terwijl deze geconfronteerd werden met een groep zich agressief uitende jongeren. Daarnaast heeft verdachte op een zeer intimiderende en agressieve wijze een buitengewoon opsporingsambtenaar bedreigd met zware mishandeling toen deze verdachte aansprak over illegaal geplaatst huisvuil. De opsporingsambtenaar voelde zich door de agressieve houding van verdachte genoodzaakt de zaak betreffende het illegaal geplaatste huisvuil af te doen met een waarschuwing. Bij de politierechter heeft de verdachte geen blijk gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien en zich intimiderend uitgelaten jegens de betreffende opsporingsambtenaar.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Het hof acht, anders dan de politierechter en de advocaat-generaal, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet geïndiceerd.
Alles afwegende, acht het hof oplegging van een taakstraf van 40 uren waarvan 20 uren voorwaardelijk passend en geboden. Het hof ziet in de ernst van de gedragingen geen aanleiding om de raadsman te volgen in zijn betoog dat een geheel voorwaardelijke straf volstaat.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 23 september 2013 onder CJIB nummer 8132 5420 0143 5099.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Aldus gewezen door
mr. N.J.M. Ruyters, voorzitter,
mr. M.J.H.J. de Vries-Leemans en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Bril, griffier,
en op 26 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.