In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 april 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een vordering tot herroeping van een eerder arrest. De appellant, drs. [appellant], heeft de herroeping ingediend op basis van nieuwe feiten die hij stelt te hebben ontdekt, welke volgens hem zouden wijzen op bedrog door Koninklijke Philips N.V. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant op 23 juli 2012 en in februari 2013 al beschikte over de informatie die hij nu aanvoert als grond voor herroeping. De appellant heeft echter pas op 3 juni 2014 de dagvaarding tot herroeping ingediend, waarmee hij de termijn van drie maanden, zoals voorgeschreven in artikel 383 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, heeft overschreden. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant niet ontvankelijk is in zijn vorderingen, omdat hij niet tijdig heeft gehandeld. Tevens is de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die aan de zijde van Philips zijn begroot op € 704,-- aan verschotten en € 2.235,-- aan salaris advocaat. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.