ECLI:NL:GHSHE:2016:157

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
22 januari 2016
Zaaknummer
HD 200.135.351_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over functiegroepindeling en beloning van een werkneemster in de varkenshouderij

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een werkneemster, aangeduid als [appellante], en haar werkgever, Varkensfokbedrijf [Varkensfokbedrijf] B.V., over de indeling van de werkneemster in een functiegroep volgens de CAO en de bijbehorende beloning. De werkneemster stelt dat zij gedurende haar dienstverband de werkzaamheden van een dierenverzorger heeft verricht, terwijl de werkgever haar indeling als assistent dierenverzorger betwist. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en heeft de werkneemster toegelaten om bewijs te leveren van haar werkzaamheden. Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder collega's en de bedrijfsleider van het varkensfokbedrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de werkneemster inderdaad zelfstandig en structureel werkzaamheden heeft verricht die behoren tot de functie van dierenverzorger, zoals het bedienen van het voedingsdistributiesysteem en het verzorgen van de dieren. Het hof oordeelt dat de werkneemster niet alle werkzaamheden heeft verricht die in de functieomschrijving van dierenverzorger staan, maar dat dit niet doorslaggevend is voor de beoordeling van haar functie. Het hof vernietigt de eerdere vonnissen en kent de werkneemster een achterstallig loon toe, evenals een verhoging van 25% en wettelijke rente. De werkgever wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.135.351/01
arrest van 19 januari 2016
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. A.F. de Koning te ’s-Hertogenbosch,
tegen
Varkensfokbedrijf [Varkensfokbedrijf] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [Varkensfokbedrijf] ,
advocaat: mr. H.W.M. Vos te Grave,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 3 december 2013 en 24 februari 2015 in het hoger beroep van de door de rechtbank Oost-Brabant, kanton ‘s-Hertogenbosch, onder zaaknummer 817443/7 12-2701 gewezen vonnissen van 20 september 2012, 7 maart 2013 en 4 juli 2013 (hersteld met een vonnis van 24 oktober 2013).

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 24 februari 2015;
  • de processen-verbaal van de enquête van 27 mei 2015 en 16 september 2015;
  • de memorie na enquête van [appellante] met producties;
  • de antwoordmemorie na enquête van [Varkensfokbedrijf] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

9.1.
Bij het tussenarrest van 24 februari 2015 heeft het hof [appellante] toegelaten feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat zij tijdens het gehele dienstverband de werkzaamheden heeft uitgevoerd van een dierenverzorger volgens de CAO en meer in het bijzonder dat:
1. [appellante] het voedingsdistributiesysteem, de klimaatregeling en de ventilatiesystemen heeft bediend;
2. [appellante] haar werkzaamheden zelfstandig uitvoerde, in die zin dat zij de dieren heeft verzorgd binnen de regels en werkafspraken (en niet volgens instructies van ervaren werknemers van [Varkensfokbedrijf] of van de dierenarts);
3. [appellante] de navolgende werkzaamheden zelfstandig en structureel verrichtte (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): biggen in de biggencouveuse stoppen, biggen melk geven en biggen aan de tepel leggen;
4. [appellante] zelfstandig en structureel voor de behandelingen alle nieuwe biggen heeft gesorteerd op gewicht en heeft verdeeld op aantal (uniformiseren);
5. [appellante] de navolgende werkzaamheden zelfstandig en structureel verrichtte (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): het geven van antibioticapoeder aan alle zeugen ongeveer vier dagen voor het werpen, het zelfstandig injecteren van antibiotica, het aan alle zieke biggen antibiotica geven samen met pijnstillende middelen, het biggen enten tegen Mycoplasma Hyopneumonia en Circovirus, het injecteren van drachtige zeugen met prostaglandine, het aan de kleinste en zwakste biggen geven van een oplossing met elektrolyten en het inspuiten van ijzer;
6. [appellante] de navolgende werkzaamheden zelfstandig verrichtte (en niet op instructie van (een medewerker) van [Varkensfokbedrijf] of een aanwezige dierenarts en niet als eindverantwoordelijke): het op de kaart schrijven van alle gegevens betreffende de geboorte van biggen en het in de pocket-pc invoeren van productiegegevens.
9.2.
[appellante] heeft, naast zichzelf, de volgende personen als getuige doen horen: [getuige 1] , [getuige 2] , veeverzorger in dienst van [Varkensfokbedrijf] , [getuige 3] , varkensverzorger in dienst van [Varkensfokbedrijf] en [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] , varkensverzorger in dient van [Varkensfokbedrijf] . [Varkensfokbedrijf] heeft afgezien van contra-enquête.
9.3.
De verklaring die [appellante] zelf als getuige heeft afgelegd is uitvoerig en komt er in de kern op neer dat zij aan de hiervoor vermelde bewijsopdracht volledig heeft voldaan. [appellante] is echter partij in het geding en belast met het leveren van bewijs. De door haar als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in haar voordeel opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het haar verklaring voldoende geloofwaardig maakt.
9.4.
Het hof is van oordeel dat dit aanvullende bewijs niet kan worden gevonden in de verklaring van [getuige 3] , omdat hij amper iets heeft kunnen verklaren over de wijze waarop [appellante] haar werk heeft verricht. Hij was op een andere afdeling werkzaam. [getuige 1] heeft wel kunnen verklaren over de bewijsopdracht, maar het hof zal terughoudend zijn met zijn verklaring nu hij de echtgenote is van [appellante] en in die hoedanigheid belang heeft bij deze procedure.
9.5.
Het hof is van oordeel dat de verklaringen van [getuige 2] en [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] deels aanvullend bewijs opleveren op essentiële punten. De te bewijzen onderdelen zullen hierna puntsgewijs worden besproken.
1. Bediening voedingsdistributiesysteem, de klimaatregeling en de ventilatiesystemen
[getuige 2] :
“Over het voedingssysteem verklaar ik dat daar niet veel aan gedaan hoeft te worden. Het is een kwestie van de knop indrukken, want van tevoren is het voer elders al geregeld. Er zijn standaard voedingstijden waarop die knop moet worden bediend. (…) Over het klimaat en de ventilatie verklaar ik dat dit een kwestie is van de knoppen indrukken en dan gaat het systeem automatisch aan de slag. Wanneer een zeug biggen moet krijgen, dan moet de temperatuur omhoog en dat is het moment om die knoppen in te gaan duwen. Het is dus een kwestie om te zien wanneer die biggen geboren gaan worden. Dit alles deed mevrouw [appellante] ook.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“U vraagt mij naar het voedingssysteem en het klimaatsysteem en of [appellante] daar iets aan moest doen. Soms moest zij de ventielen goed zetten en voor wat betreft de voeding hoefde zij alleen maar op de knop te drukken voor het voer. U vraagt mij wanneer zij dat moest doen. Ik antwoord daarop dat dat door de computer wordt bepaald. Dat gaat standaard. Het klimaatsysteem moest zij op de eerste dag waarop de zeugen gaan biggen aanzetten. Dan gaat de curve lopen. Het inregelen daarvan dat deed ik of [getuige 2] . [appellante] hoefde dus alleen het systeem op de juiste dag aan te zetten.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“Elke zeug heeft een eigen voedingsknop. Als een zeug de voerbak niet leeg heeft gegeten, dan moet de knop worden verzet in een stand dat die de voerbeurt over slaat. Dat heeft [appellante] ook zo gedaan.”
2 & 3. Het zelfstandig uitvoeren van werkzaamheden, het verzorgen van de dieren binnen de regels en werkafspraken; het zelfstandig en structureel verrichten (dus niet alleen assisteren) van de volgende werkzaamheden: biggen in de biggencouveuse stoppen, biggen melk geven en biggen aan de tepel leggen
[getuige 2] :
“Over de verzorging kan ik u vertellen dat vanaf de geboorte van de biggen het volgende moet gebeuren: tandjes slijpen, registratie op de zeugenkaart en gegevens invoeren in de pocket-pc, het geven van antibiotica en de navelstreng verwijderen. Dit kon mevrouw [appellante] na ongeveer twee maanden wel zelf.”
[getuige 2] :
“Over het leggen van de biggen in de couveuse verklaar ik het volgende. Je moet zien wanneer een big onderkoeld raakt omdat het dan goed is die big in de couveuse te leggen en indien nodig wat melk bij te geven. Eigenlijk kun je dat vrij eenvoudig zien (…) In de loop der tijd kon [appellante] dat zien en deed zij dit werk. (…)”.
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“Als u mij vraagt hoe zij haar werk deed, dan zeg ik goed. Als u mij vraagt of [appellante] instructies kreeg, dan zeg ik ja die kreeg zij van [getuige 2] of van mij of van de baas. U vraagt mij wat dat voor instructies waren. Dat ging er dan om welke afdeling moest worden gespeend of geënt en waarmee dat moest gebeuren.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“ [appellante] deed de geboortebegeleiding samen met [getuige 2] of met mij, als [getuige 2] er niet was. [appellante] moest dan bijvoorbeeld kijken of een zeug goed aan het doorbiggen was. Dat kon [appellante] niet zo goed. Dat deden [getuige 2] of ik. Verder moest [appellante] tandjes slijpen. Dat moest regelmatig gecontroleerd worden, maar dat controleren doen wij bij iedereen. Wat [appellante] ook alleen deed was biggen opsluiten en opschrijven hoeveel er geboren waren en dat invoeren in een pocket-pc. Staartjes knippen en ijzer spuiten deed [appellante] samen met anderen, dat deden wij met z’n tweeën of met z’n drieën.
[appellante] legde ook biggen in de couveuse. Dat is heel simpel. (…).
Het melk geven, daarvoor kreeg [appellante] in het begin aanwijzingen. Daarna deed ze dat zelf. Met het begin bedoel ik de eerste maanden.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“Het klopt dat [appellante] op woensdagavond alleen stond. Op die avond moesten de zeugen doorbiggen en dan moet het zo zijn geweest dat dat niet altijd vlot genoeg verliep. Ik ga er vanuit dat [appellante] dan ook wel eens daarbij ingreep, dat wil zeggen dat zij met haar arm in het geboortekanaal ging. Ik ben daar natuurlijk niet bij aanwezig geweest, maar het moet wel zo zijn dat dat zo is gegaan, en ik weet wel dat zij wel eens [getuige 2] belde als er echte problemen waren.”
4. Het zelfstandig en structureel sorteren en verdelen van biggen
[getuige 2] :
“Over het sorteren van de biggen verklaar ik het volgende. De juiste big moet bij de juiste zeug worden gelegd na het opnemen van biest en voor het sorteren op grootte. (…). [appellante] heeft best veel met mij moeten meelopen om dit op de juiste manier te kunnen. (…) Ik kan mij niet meer herinneren hoe lang het duurde voordat [appellante] dit goed kon.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“Op uw vraag of [appellante] wel eens biggen moest sorteren, antwoord ik dat ik dat niet weet, want daar ben ik nooit bij.”.
5. Het verrichten van de navolgende werkzaamheden zelfstandig en structureel (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): het geven van antibioticapoeder aan alle zeugen ongeveer vier dagen voor het werpen, het zelfstandig injecteren van antibiotica, het aan alle zieke biggen antibiotica geven samen met pijnstillende middelen, het biggen enten tegen Mycoplasma Hyopneumonia en Circovirus, het injecteren van drachtige zeugen met prostaglandine, het aan de kleinste en zwakste biggen geven van een oplossing met elektrolyten en het inspuiten van ijzer
[getuige 2] :
“Ongeveer drie dagen na de geboorte van de biggen moeten ze een ijzerinjectie krijgen en antibiotica, een label met de registratie krijgen en moeten de biggen worden gecastreerd. Deze werkzaamheden doen wij altijd met z’n drieën en daaraan deed [appellante] ook mee.”
“Over het inspuiten van medicatie kan ik verklaren dat [appellante] dat na circa twee maanden wel kon, maar daar moet ik bij zeggen dat ik zeker in het begin nog vaak heb aangegeven welke beesten iets toegediend moesten krijgen en dat ik dit ook na de twee maanden nog moest aangeven. Verder moet een week voordat de biggen van de moeder gaan twee entingen worden gegeven. Die werkzaamheden deden wij in groepsverband met zijn vijven.
Op uw vraag of [appellante] aan het voer zag dat er iets mis was en dan zelf besliste of nodig was om bijvoorbeeld antibiotica te geven en hoeveel, antwoord ik dat dat juist is en dat [appellante] dat zo deed. Dat deed zij niet vanaf het begin zo. Dat deed zij wel vanaf ongeveer twee maanden.
U leest mij een stukje voor uit de verklaring van [appellante] : “een zeug kan agressief zijn en biggen gaan bijten. Er is dan helemaal geen tijd om iets te gaan vragen. Ik moest dan meteen ingrijpen en dan injecteerde ik zelf een kalmerend middel bij die zeug”. Die verklaring klopt. Voor de duidelijkheid: dat is geen medicatie.
U leest mij een stukje voor uit de verklaring van [appellante] : “op maandagmiddag maakte ik een rondje over de afdelingen van het bedrijf waar de zeugen stonden met de biggen. Ik moest dan goed kijken of er ontstekingen waren bij sommige beesten en als er zieke beesten tussen zaten, dan gaf ik die zelf antibiotica en pijnstillers”. Ook die verklaring klopt. Na verloop van tijd deed [appellante] dat. Dat duurde langer dan die twee maanden en ik controleerde en vond dan nog beesten waarbij dat ook had moeten gebeuren.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“Over de medicijnen (…) Als een beest kreupel was dan werd dat door mij geconstateerd en dan vertelde ik aan [appellante] welke zeug wat moest krijgen aan medicatie. U zegt mij dat u mij iets gaat voorlezen uit de verklaring van [appellante] : “ik werkte voornamelijk in de kraamstal en daar controleerde ik de beesten. Wanneer ik dan bijvoorbeeld aan het voer zag dat er iets mis was met een zeug, dan besliste ik zelf ter plekke of het nodig was om bijvoorbeeld antibiotica te geven en hoeveel.” Mijn reactie daarop is dat die verklaring niet klopt. Ik hoor u nog meer voorlezen: “u vraagt mij of ik daar overleg over had met een leidinggevende. Dat was niet het geval. Het bedrijf had een huisapotheek en daar kon ik spullen pakken die ik nodig had. Dat was ook wel eens nodig, bijvoorbeeld tijdens het werpen. Een zeug kan dan wel agressief zijn en biggen gaan bijten. Er is dan helemaal geen tijd om iets te gaan vragen. Ik moest dan meteen ingrijpen en dan injecteerde ik zelf een kalmerend middel bij die zeug.”. Mijn reactie daarop is dat dat laatste wel klopt. Het verschil zit in het geven van antibiotica. Dat is medicatie en daar ga ik over. Het kon namelijk ook zo zijn dat er werd besloten om helemaal geen antibiotica meer te geven, maar dat die zeug weg moest. Als er werd besloten tot antibiotica dan moest dat twee dagen achter elkaar worden toegediend. Dat toedienen deed [appellante] , maar niet meer toen zij eenmaal zwanger was. (…)”.
6. Het op de kaart schrijven van alle gegevens betreffende de geboorte van biggen en het in de pocket-pc invoeren van productiegegevens.
[getuige 2] :
“(…) registratie op de zeugenkaart en gegevens in voeren in de pocket-pc (…). Dit kon mevrouw [appellante] na ongeveer twee maanden zelf wel.”
[bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] :
“Wat [appellante] ook alleen deed was biggen opsluiten en opschrijven hoeveel er geboren waren en dat invoeren in een pocket-pc.”.
9.6.
Het hof is van oordeel dat [appellante] is geslaagd in het bewijs dat zij:
(1) het voedingsdistributiesysteem, de klimaatregeling en de ventilatiesystemen heeft bediend;
(2) dieren heeft verzorgd binnen de regels en werkafspraken (en niet volgens instructies van ervaren werknemers van [Varkensfokbedrijf] of van de dierenarts);
(3) zelfstandig en structureel verrichtte (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): biggen in de biggencouveuse stoppen, biggen melk gaf;
(5) de navolgende werkzaamheden zelfstandig en structureel verrichtte (en niet alleen daarbij heeft geassisteerd): het zelfstandig injecteren van antibiotica, het aan alle zieke biggen antibiotica geven samen met pijnstillende middelen, het biggen enten, het inspuiten van ijzer;
(6) alle gegevens betreffende de geboorte van biggen op de kaart schreef en in de pocket-pc productiegegevens invoerde;
maar niet dat zij:
exact alle van de in r.o. 9.5. bij (3) en (5) genoemde werkzaamheden heeft verricht en ook niet dat zij (4) zelfstandig biggen kon sorteren en verdelen.
9.7.
De hiervoor in r.o. 9.1. geciteerde bewijsopdracht is gegeven in het kader van het debat tussen partijen of de door [appellante] verrichte werkzaamheden kunnen worden beschouwd als werkzaamheden die behoren tot de functie ‘dierenverzorger’ welke functie beter wordt beloond dan de functie ‘assistent dierenverzorger’, maar slechter dan de functie ‘allround dierverzorger’. Het verschil tussen de onderscheiden functies heeft te maken met de aard van het werk en de mate van zelfstandigheid. De functie van ‘assistent dierenverzorger’ betreft niet veel meer dan het schoonmaken (van onder andere verblijfsruimten, schoonmaakbakken, transportbanden, uitmesten) en het verzorgen van dieren volgens instructies waarbij het slechts gaat om het verlenen van assistentie, te weten assistentie bij transport, het vangen van dieren en het assisteren bij medische en fysieke behandeling van dieren (verzamelen, vangen, in bedwang houden, tillen, transporteren). [appellante] deed blijkens de genoemde getuigenverklaringen veel meer dan dat. Weliswaar volgt uit de verklaringen van [getuige 2] en [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] dat de bediening van de systemen eenvoudig was omdat die systemen al waren ingeregeld, maar uit de functieomschrijving van ‘dierenverzorger’ blijkt dat méér dan bediening van die systemen niet wordt verlangd, terwijl het geven van voeding in het geheel niet tot de taak van een ‘assistent dierenverzorger’ behoort.
Het verzorgen van dieren betreft volgens de functieomschrijving van ‘assistent dierenverzorger’ slechts het verlenen van assistentie, dus verzamelen en vangen van dieren, in bedwang houden van dieren, maar niet het ‘zelf’ verzorgen van dieren. Het verzorgen van dieren behoort wel tot de taak van de ‘dierenverzorger’. Voor zover uit de verklaringen van [getuige 2] en [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] volgt dat [appellante] bij sommige werkzaamheden betreffende de verzorging moest worden gecontroleerd, laat dat onverlet dat zij deze werkzaamheden wel verrichtte. Overigens blijkt uit de verklaringen dat de door [appellante] uitgevoerde taken de functie van ‘dierenverzorger’ soms zelfs overstegen, omdat zij op sommige dagen en voor wat betreft sommige taken zelf beslissingen nam, hetgeen duidt op de functie van ‘allround dierverzorger’. Ook voor het geven van antibiotica geldt dat [appellante] dat feitelijk deed, hetgeen niet de taak is van een ‘assistent dierenverzorger’. Of een ander daartoe de beslissing nam, is niet relevant, omdat het nemen van die beslissing niet de taak is van een ‘dierenverzorger’. Dat volgt immers uit de verschillen in verantwoordelijkheid tussen de functies ‘assistent dierenverzorger’, ‘dierenverzorger’ en ‘allround dierenverzorger’. [appellante] verrichtte een groot deel van haar werkzaamheden zelfstandig, dus niet slechts als assistent van een ander (zoals bij de functie van ‘assistent dierenverzorger’). Zij voerde deze werkzaamheden dus uit ‘binnen de regels en werkafspraken’. Dat [appellante] niet alle in de functieomschrijving opgenomen werkzaamheden heeft verricht, acht het hof niet doorslaggevend. Immers, uit de cao blijkt dat niet exact alle werkzaamheden verricht moeten worden, nu daarin wordt vermeld
‘verzorgen van (…)onder meerdoor:’. Het hof acht daarom niet doorslaggevend dat [appellante] onvoldoende bewijs heeft bijgebracht van haar stelling dat zij dieren sorteerde en verdeelde.
9.8.
[appellante] is ook geslaagd in het bewijs dat zij tijdens het gehele dienstverband de werkzaamheden van een ‘dierenverzorger’ heeft verricht. Weliswaar heeft [getuige 2] verklaard dat het inwerken van [appellante] zo’n twee maanden heeft geduurd ( [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] heeft dat zelfs op een half jaar geschat), maar uit die verklaringen blijkt niet dat [appellante] tijdens die inwerkperiode veel beperktere taken had of dat zij slechts werkzaamheden heeft verricht die behoren bij die van een ‘assistent dierenverzorger’.
9.9.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vonnissen van 7 maart 2013 en 4 juli 2013 (zoals hersteld met een vonnis van 24 oktober 2013) vernietigd dienen te worden op de wijze als in het dictum van dit arrest is aangegeven. Vanwege het ontbreken van grieven tegen het vonnis van 20 september 2012 zal [appellante] in haar appel van dat vonnis niet ontvankelijk worden verklaard. [appellante] heeft gesteld dat haar vordering in hoger beroep € 9.188,78 bedraagt, welk bedrag is berekend door op hetgeen is gevorderd in mindering te brengen hetgeen [Varkensfokbedrijf] heeft betaald ter uitvoering van het bestreden eindvonnis. Niettemin heeft [appellante] geconcludeerd tot het geheel toewijzen van haar oorspronkelijke, in eerste aanleg geformuleerde vordering. Het hof zal tot het toewijzen van dat laatste overgaan, maar tevens in het dictum opnemen dat daarop in mindering moet komen hetgeen [Varkensfokbedrijf] reeds heeft voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis. Tegen de matiging van de wettelijke verhoging tot 25% heeft [appellante] geen grief gericht. Dit onderdeel van het vonnis zal dus in stand blijven. Het hof zal de eerste drie alinea’s van het dictum van het eindvonnis vernietigen. De in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling van [Varkensfokbedrijf] dient in stand te blijven. [Varkensfokbedrijf] zal worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

10.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het vonnis van 20 september 2012;
vernietigt het vonnis van 7 maart 2013 voor zover daarop in het vonnis van 4 juli 2013 is voortgebouwd;
vernietigt het vonnis van 4 juli 2013 (hersteld met een vonnis van 24 oktober 2013) voor zover het de eerste drie alinea’s van het dictum betreft en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [Varkensfokbedrijf] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te betalen wegens achterstallig loon en vakantietoeslag tot en met januari 2012 de somma van € 12.910,95 bruto vermeerderd met de wettelijke rente over de verschillende looncomponenten vanaf de vervaldag van die componenten en € 3.227,74 bruto aan wettelijke verhoging vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der inleidende dagvaarding zijnde 8 maart 2012, waarbij de wettelijke rente telkens is verschuldigd tot het moment van voldoening,
verminderd met hetgeen [Varkensfokbedrijf] ter uitvoering van het eindvonnis aan [appellante] heeft voldaan;
veroordeelt [Varkensfokbedrijf] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellante] te voldoen het verschil in brutoloon tussen het op grond van de cao geldende maandelijkse brutoloon met toepassing van loongroep E en het door [Varkensfokbedrijf] aan [appellante] betaalde loon over de periode vanaf februari 2012 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, verhoogd met de wettelijke verhoging ad 25% en verhoogd met de wettelijke rente over de looncomponenten vanaf de vervaldata der loonbetalingen;
gelast [Varkensfokbedrijf] om haar administratie dienovereenkomstig te wijzigen;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [Varkensfokbedrijf] in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] op € 92,81 aan dagvaardingskosten, op € 299,- aan griffierecht en op € 2.682,- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M. van Ham en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2016.
griffier rolraadsheer