Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, waarbij producties zijn overgelegd;
- de zijdens [appellant] genomen akte.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant], een voormalig werknemer van [geïntimeerde], tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had in een eerder vonnis van 25 september 2014 de vordering van [appellant] afgewezen, waarin hij verzocht om afgifte van bescheiden die toebehoren aan zijn zakelijke en niet-zakelijke administratie. [appellant] stelde dat [geïntimeerde] deze bescheiden onder zich had, maar de rechtbank oordeelde dat niet voldoende was komen vast te staan dat [geïntimeerde] op enig moment de beschikking had over de gevorderde documenten.
Het hof heeft in deze zaak de procedure in hoger beroep voortgezet, waarbij het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] niet heeft gereageerd op de mogelijkheid om een antwoordakte in te dienen. Het hof heeft vervolgens besloten om arrest te wijzen op basis van de ingediende stukken. De zaak betreft ook een eerdere procedure waarin [appellant] en [geïntimeerde] betrokken waren, waarbij de curator van [geïntimeerde] betrokken was. Het hof heeft vastgesteld dat er feitelijke tegenstrijdigheden zijn in de verklaringen van beide partijen en heeft daarom een comparitie gelast om deze tegenstrijdigheden te bespreken.
De uitspraak van het hof houdt in dat partijen in persoon moeten verschijnen, vergezeld van hun advocaten, om de kwestie verder te bespreken en om te proberen tot een schikking te komen. Het hof heeft de zaak aangehouden voor verdere beslissingen en heeft een termijn gesteld voor het indienen van relevante stukken door [geïntimeerde].