ECLI:NL:GHSHE:2016:1505

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
200.158.682_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake advocatendeclaratie en bevoegdheid kantonrechter

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van de maatschap [Advocaten] tegen [geïntimeerde]. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 16 februari 2016. De maatschap [Advocaten] had een declaratie ingediend, waarover het hof zich diende uit te laten. Het hof heeft partijen de mogelijkheid geboden om hun geschillen te beslechten via de Geschillencommissie advocatuur, maar beide partijen hebben deze weg niet willen volgen. Vervolgens is het hof gevraagd of het de zaak aan zich diende te houden of dat er (terug)verwijzing naar de kantonrechter gewenst was. Beide partijen hebben om terugverwijzing verzocht, wat het hof heeft gehonoreerd.

De kantonrechter had in het bestreden vonnis op een incidentele vordering van [geïntimeerde] tot onbevoegdverklaring beslist, maar het hof oordeelt dat deze beslissing niet in stand kan blijven. Dit komt doordat de begrotingsprocedure niet meer bestaat, waardoor de kantonrechter bevoegd is om het geschil te beslechten. Het hof heeft ook de eerdere beslissingen van de kantonrechter vernietigd, die zich onbevoegd had verklaard.

Uiteindelijk heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en de zaak verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton Breda, voor verdere afdoening. Tevens heeft het hof de proceskosten van het hoger beroep gecompenseerd, zodat elk van de partijen haar eigen kosten draagt. Deze uitspraak is gedaan op 19 april 2016 en openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.158.682/01
arrest van 19 april 2016
in de zaak van
de maatschap [Advocaten] Advocaten,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [Advocaten] ,
advocaat: mr. G.C.L. van de Corput te Breda,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. R.A. Baltes te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 16 februari 2016 in het hoger beroep van het door de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer 3129127 CV EXPL 14-3538 gewezen vonnis van 23 juli 2014.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 16 februari 2016;
  • de akte na tussenarrest van [Advocaten] met een productie (de declaratie);
  • de akte na tussenarrest van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van aktes. Partijen hebben zich uitgelaten.
6.1.1.
[Advocaten] heeft de verlangde declaratie overgelegd.
6.1.2.
Het hof heeft partijen de mogelijkheid voorgehouden hun geschillen te doen beslechten door de Geschillencommissie advocatuur. Beide partijen hebben laten weten die weg niet te zullen volgen.
6.1.3.
Partijen is gevraagd zich uit te laten over de vraag of het hof de zaak aan zich dient te houden of dat zij (terug)verwijzing naar de kantonrechter verlangen. Zowel [Advocaten] als [geïntimeerde] verlangt die (terug)verwijzing. Het hof zal aan dit verlangen gehoor geven.
6.1.4.
Partijen is ten slotte gevraagd zich uit te laten over een te benoemen deskundige. Nu de zaak wordt verwezen, komt het hof niet meer aan de benoeming van een deskundige toe.
6.2.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis op de incidentele vordering van [geïntimeerde] tot onbevoegdverklaring toewijzend beslist. Zoals in het tussenarrest is overwogen kan deze beslissing niet in stand blijven, omdat de begrotingsprocedure niet meer bestaat en de kantonrechter daardoor bevoegd is geworden om het geschil te beslechten.
In oppositie in eerste aanleg is het tussen partijen gewezen verstekvonnis van 19 maart 2014 vernietigd en heeft de kantonrechter zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van de vordering van [Advocaten] . Ook deze beslissingen kunnen niet in stand blijven.
6.3.
In de omstandigheid dat als gevolg van een wetswijziging de kantonrechter alsnog bevoegd is om de zaak te beslissen, vindt het hof grond om de proceskosten van dit hoger beroep te compenseren.

7.De uitspraak

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis;
verwijst de zaak naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant, kanton Breda, voor verdere afdoening;
compenseert de proceskosten van dit hoger beroep aldus dat elk van partijen haar eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, J.W. van Rijkom en Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 april 2016.
griffier rolraadsheer