ECLI:NL:GHSHE:2016:1494

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 april 2016
Publicatiedatum
19 april 2016
Zaaknummer
200.134.009_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg op tussenarrest inzake gebreken in Lagerzapfen en aansprakelijkheid van Componenta B.V.

In deze zaak, die voortvloeit uit een hoger beroep, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 april 2016 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van Componenta B.V. voor gebrekkige Lagerzapfen die door haar zijn geleverd aan [geïntimeerde]. De zaak betreft een koopovereenkomst waarbij [geïntimeerde] Lagerzapfen heeft aangeschaft die niet voldeden aan de minimumeisen zoals vastgelegd in de Europese norm EN 1563. Het hof heeft vastgesteld dat de koper, [geïntimeerde], op 19 februari 2009 in kennis is gesteld van de gebreken, maar dat voor een aantal charges het recht om zich te beroepen op non-conformiteit was vervallen op grond van artikel 39 lid 2 WKV. Het hof heeft geoordeeld dat de Lagerzapfen uit bepaalde charges niet aan de overeenkomst voldeden en dat Componenta aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden als gevolg van deze tekortkomingen. De schadevergoeding is vastgesteld op te maken bij staat, en Componenta is ook veroordeeld tot betaling van vertaalkosten en proceskosten. Het hof heeft de eerdere vonnissen vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de aansprakelijkheid van Componenta bevestigde voor de gebrekkige Lagerzapfen en de schadevergoeding toewijsbaar achtte.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.134.009/01
arrest van 19 april 2016
in de zaak van
Componenta B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
appellante,
advocaat: mr. J.M. Wolfs te Maastricht,
tegen
[handelsnaam] GmbH,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] , Duitsland,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.H.M. Bouwmeister te Arnhem,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 24 februari 2015 in het hoger beroep van de door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond onder zaaknummer C/04/98540/HA ZA 10-40 gewezen vonnissen van 22 mei 2013 en 12 juni 2013 (herstelvonnis).

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 24 februari 2015 (verder: het tussenarrest);
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 3 juni 2015 (verder: de comparitie). Ter comparitie heeft [geïntimeerde] een akte na tussenarrest met producties 40a en 44 tot en met 46 in het geding gebracht. Componenta heeft ter comparitie een akte na tussenarrest met productie 2H in het geding gebracht;
  • de akte van Componenta van 21 juli 2015.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het draait in deze zaak om gestelde gebreken in door Componenta geproduceerde en verkochte Lagerzapfen ten behoeve van door [geïntimeerde] geproduceerde walsen. [geïntimeerde] was de koper van de Lagerzapfen uit de charges 041013, 050603, 050715, 060314, 060608, 070125 en 070427. [Maschinebau] was de koper van de Lagerzapfen uit de charges 070822 en 070926. [Maschinebau] monteerde de Lagerzapfen in opdracht van [geïntimeerde] op de walsen. [Maschinebau] heeft haar rechten aan [geïntimeerde] gecedeerd (overweging 2.24 t/m 2.27 tussenarrest). Het gaat om in totaal 359 Lagerzapfen die volgens [geïntimeerde] gebrekkig waren, omdat de materiaalkwaliteit van deze Lagerzapfen volgens haar niet voldeed aan de voor het materiaal geldende minimumeisen en aan hetgeen op de door Componenta verstrekte inspectiecertificaten werd vermeld. [geïntimeerde] baseert haar vorderingen mede op onrechtmatige daad.
Beroep van Componenta op artikel 39 WKV, vervolg
2.2
Componenta heeft zich zowel op artikel 39 lid 1 als op artikel 39 lid 2 WKV beroepen. Bij tussenarrest heeft het hof het beroep van Componenta op artikel 39 lid 1 WKV, inhoudende dat de koper niet heeft geklaagd binnen een redelijke termijn nadat deze het gestelde gebrek door keuring had behoren te ontdekken, verworpen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld bij akte (voor zover hier van belang) informatie te verstrekken die nodig is voor de beoordeling van het beroep van Componenta op de in artikel 39 lid 2 WKV genoemde vervaltermijn van twee jaar. Componenta heeft bij die akte echter een nieuw verweer gevoerd, namelijk dat de in artikel 39 lid 1 WKV genoemde redelijke termijn waarbinnen geklaagd moet worden, voor [Maschinebau] kort na februari 2009 is verstreken, omdat [Maschinebau] toen via [geïntimeerde] wist van de gestelde gebreken, maar nog niet bij Componenta heeft geklaagd. Het processuele debat was echter reeds afgebakend en [geïntimeerde] heeft niet te kennen te geven de uitbreiding van de rechtsstrijd te aanvaarden. Dit nieuwe verweer kan niet slagen, omdat Componenta het eerder had kunnen voeren en in strijd met de goede procesorde handelt door dit verweer nu pas naar voren te brengen.
2.3
Zoals reeds in het tussenarrest is overwogen, verliest de koper op grond van artikel 39 lid 2 WKV het recht om zich erop te beroepen dat de zaken niet aan de overeenkomst beantwoorden, indien hij de verkoper niet uiterlijk binnen een termijn van twee jaar na de datum waarop de zaken feitelijk aan de koper werden afgegeven, hiervan in kennis stelt. Een uitzondering geldt indien de termijn van twee jaar niet overeenstemt met een in de overeenkomst opgenomen garantietermijn, maar die uitzondering is hier niet aan de orde.
2.4
Om te kunnen beoordelen of er sprake is van verlies van de rechten van de koper op grond van artikel 39 lid 2 WKV is onder meer van belang wanneer de Lagerzapfen feitelijk aan de koper ( [geïntimeerde] , respectievelijk [Maschinebau] ) zijn afgegeven. Daarover verschilden partijen van mening. Het hof heeft Componenta bij tussenarrest voor de te houden comparitie opgedragen daarover als eerste informatie te verstrekken, maar zij heeft laten weten daartoe niet (tijdig) in staat te zijn geweest. [geïntimeerde] heeft tijdens de comparitie desverzocht een overzichtelijke lijst verstrekt van de data waarop de Lagerzapfen uit de verschillende charges aan haar zijn geleverd (bijlage aan het proces-verbaal van de comparitie gehecht, verder ook: de lijst). Zij heeft uitgelegd dat de Lagerzapfen uit de charges niet ineens, maar in kleine hoeveelheden op verschillende dagen werden geleverd. Volgens [geïntimeerde] is er tot en met 22 mei 2007 door Componenta aan haar geleverd en werden de Lagerzapfen daarná door Componenta aan [Maschinebau] en vervolgens door [Maschinebau] aan [geïntimeerde] geleverd. Tussen laatstgenoemde leveringen zaten volgens [geïntimeerde] hooguit een paar dagen (met uitzondering van 42 Lagerzapfen in een transitieperiode van 7 juni 2007 tot en met 9 oktober 2007, zoals op de lijst geel gearceerd weergegeven). De door Componenta bij akte houdende uitlating r.o. 2.50 genoemde reden voor het niet (tijdig, binnen een periode van drie maanden) kunnen geven van de verlangde informatie betreft de wijze waarop zij haar administratie heeft ingericht. Een daaruit voortvloeiend risico met betrekking tot de onmogelijkheid om tijdig relevante informatie te verstrekken komt voor rekening van Componenta. De bedoeling was uitdrukkelijk dat de relevante gegevens over de leverdata voorafgaand aan de comparitie zouden worden verstrekt en dat partijen ter comparitie op elkaars stellingen daaromtrent zouden reageren (overweging 2.57 tussenarrest). Componenta heeft de door [geïntimeerde] met betrekking tot de levering en de feitelijke leverdata verstrekte informatie ter comparitie niet weersproken en zij heeft daaromtrent ook geen voorbehoud gemaakt. Van een (klein) deel van de gegevens heeft Componenta vervolgens bij akte van 21 juli 2015 de juistheid betwist, maar de akte was uitsluitend bedoeld om op een beperkt aantal andere punten nog te reageren (zie slot proces-verbaal van 3 juni 2015). Deze betwisting is gelet op het voorgaande strijdig met een goede procesorde en het hof gaat daaraan voorbij.
Het hof merkt de door [geïntimeerde] op de lijst genoemde leverdata dan ook als vaststaand aan. Ook gaat het hof er gelet op het voorgaande van uit dat er hooguit een paar dagen zaten tussen de levering door Componenta aan [Maschinebau] en vervolgens de levering door [Maschinebau] aan [geïntimeerde] (charges 070822 en 070926). Het argument van Componenta dat de juridische leverdatum mogelijk eerder lag, omdat mogelijk ‘ex works’ werd geleverd, behoeft geen bespreking, omdat het bij de beoordeling van een beroep op artikel 39 lid 2 WKV om de datum van feitelijke afgifte aan de koper gaat.
2.5
Wat betreft de datum van kennisgeving van de gebreken van de koper aan Componenta geldt het volgende. Onduidelijk was wanneer [geïntimeerde] Componenta precies in kennis heeft gesteld van gebreken in de charges 041013, 050603, 050715, 060314, 060608 en 070125. [geïntimeerde] had aangevoerd dat dit ‘begin februari 2009’ was gebeurd. Het hof heeft [geïntimeerde] bij tussenarrest in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag wanneer en hoe zij Componenta in kennis heeft gesteld van mogelijke gebreken in andere charges dan charge 070427 (overweging 2.55 van het tussenarrest).
2.6
[geïntimeerde] heeft bij de akte na tussenarrest aangevoerd dat haar klacht over Lagerzapfen uit charge 070427 (welke klacht naar het hof begrijpt begin 2008 is geuit) ook moet worden aangemerkt als klacht met betrekking tot de overige charges, aangezien Componenta volgens haar begin 2008 wist dat er aan de andere charges ook gebreken kleefden. Componenta heeft de gestelde wetenschap betwist. Anders dan [geïntimeerde] lijkt te veronderstellen, blijkt uit de door haar als productie 2H overgelegde brief van Componenta en het feit dat Componenta begin 2008 al op de hoogte was van een klacht met betrekking tot Lagerzapfen uit charge van 070427 niét dat Componenta al eerder dan in februari 2009 wist van eventuele gebreken aan Lagerzapfen uit andere charges. [geïntimeerde] biedt ook geen bewijs aan van de gestelde wetenschap, zodat het hof aan die stelling daaromtrent voorbijgaat.
2.7
Het gaat dus om de data waarop Componenta daadwerkelijk door [geïntimeerde] als koper in kennis is gesteld van de gestelde gebreken aan de overige charges. [geïntimeerde] heeft bij akte na tussenarrest aangevoerd dat zij begin februari 2009 werd geconfronteerd met twee schadeclaims van gebroken Lagerzapfen uit charge 070125, dat partijen over de gestelde gebreken aan Lagerzapfen uit die charge op 5 februari 2009 een bespreking hebben gevoerd en dat de mogelijke gebreken in de overige charges in de bespreking van 19 februari 2009 aan de orde zijn gesteld. Dit is door Componenta niet weersproken en staat daarmee tussen partijen vast. 19 februari 2009 heeft daarom te gelden als de datum waarop [geïntimeerde] Componenta in kennis heeft gesteld van de gestelde gebreken in de Lagerzapfen uit de charges 041013, 050603, 050715, 060314 en 060608. Van de gestelde gebreken in de Lagerzapfen uit charge 070125 is Componenta op 5 februari 2009 in kennis gesteld.
2.8
In het navolgende komt aan de orde of, en zo ja, in hoeverre, de rechten van de koper zijn vervallen na verloop van de in artikel 39 lid 2 WKV genoemde termijn van twee jaar. Wat betreft de aantallen Lagerzapfen uit elk van de charges constateert het hof dat er kleine, niet door partijen verklaarde verschillen bestaan tussen enerzijds de aantallen zoals die steeds door partijen zijn genoemd en die voortvloeien uit productie 3 bij dagvaarding en anderzijds het door [geïntimeerde] ter zitting van 3 juni 2015 overgelegde overzicht. Het hof gaat in het navolgende uit van de aantallen die in productie 3 bij dagvaarding zijn genoemd, waar partijen het kennelijk over eens waren.
2.9 *
[geïntimeerde] als koper van Lagerzapfen uit de charges 041013, 050603, 050715 en 060314
[geïntimeerde] heeft Componenta op 19 februari 2009 in kennis gesteld van mogelijk gebreken aan de Lagerzapfen uit deze charges. Alle Lagerzapfen uit deze charges zijn in de periode van 9 februari 2005 tot en met 24 oktober 2006 door Componenta geleverd, blijkt uit de door [geïntimeerde] overgelegde lijst. Dat is meer dan twee jaar vóór 19 februari 2009. [geïntimeerde] heeft dus op grond van artikel 39 lid 2 WKV het recht verloren zich erop te beroepen dat deze Lagerzapfen (96 in totaal) niet aan de overeenkomst beantwoorden.
2.10 *
[geïntimeerde] als koper van Lagerzapfen uit de charge 060608
Ook van mogelijke gebreken in de Lagerzapfen uit deze charge is Componenta op 19 februari 2009 in kennis gesteld. Uit de lijst blijkt dat 49 Lagerzapfen uit deze charge reeds vóór 19 februari 2007 door Componenta aan [geïntimeerde] zijn geleverd. De rechten van [geïntimeerde] met betrekking tot deze Lagerzapfen zijn vervallen. Dat geldt niet voor de overige 11 Lagerzapfen uit deze charge, die op data vanaf 27 april 2007 door Componenta aan [geïntimeerde] zijn geleverd.
2.11 *
[geïntimeerde] als koper van Lagerzapfen uit de charge 070125
Van mogelijke gebreken in de Lagerzapfen uit deze charge heeft [geïntimeerde] Componenta op 5 februari 2009 op de hoogte gesteld. Alle Lagerzapfen uit deze charge zijn blijkens de lijst op of na 16 mei 2007, dus binnen de tweejaarstermijn, door Componenta geleverd. Er is dus geen sprake van verlies van het recht van [geïntimeerde] om zich erop te beroepen dat deze 52 Lagerzapfen niet aan de overeenkomst beantwoorden.
2.12 *
[geïntimeerde] als koper van Lagerzapfen uit de charge 070427
Het hof heeft reeds geoordeeld dat [geïntimeerde] Componenta binnen de termijn van twee jaar in kennis heeft gesteld van mogelijke gebreken aan Lagerzapfen uit deze charge (overweging 2.47 tussenarrest). Ook voor deze 26 Lagerzapfen geldt dat er geen sprake is van verlies van recht van [geïntimeerde] . Voor deze Lagerzapfen heeft reeds eerder een terugroepactie plaatsgevonden.
2.13 *
[Maschinebau] als koper van Lagerzapfen uit de charges 070822 en 070926
Het hof houdt 22 december 2009 aan als datum waarop Componenta namens [Maschinebau] in kennis is gesteld van mogelijke gebreken aan de Lagerzapfen uit de charges 070822 en 070926 (overweging 2.49 tussenarrest). Gelet op de in de lijst genoemde leverdata en het tussen partijen vaststaande feit dat er in de periode waarbinnen de leverdata vallen, hooguit enkele dagen gelegen zijn tussen de datum van levering van Componenta aan [Maschinebau] en de levering van [Maschinebau] aan [geïntimeerde] (zie overweging 2.4), geldt het volgende. De koper heeft het recht verloren om zich erop te beroepen dat de 5 Lagerzapfen die uit de charge 070822 afkomstig zijn en die op 18 december 2007 zijn geleverd, niet aan de overeenkomst beantwoorden. Ten aanzien van de overige 44 Lagerzapfen uit deze charge (met leverdata vanaf 21 januari 2008) en de 76 Lagerzapfen uit charge 070926 (met leverdata vanaf 20 februari 2008) geldt dat niet, aangezien Componenta binnen twee jaar na levering van deze Lagerzapfen in kennis is gesteld van de mogelijke gebreken daaraan.
2.14
Resumerend:
I) Het recht van de koper is op grond van artikel 39 lid 2 WKV vervallen ten aanzien van de volgende 150 Lagerzapfen:
  • alle 96 Lagerzapfen uit de charges 041013, 050603, 050715 en 060314;
  • de 49 Lagerzapfen met leverdata vóór 19 februari 2007 uit charge 060608;
  • de 5 Lagerzapfen met leverdatum 18 december 2007 uit charge 070822.
II) Ten aanzien van de overige 209 Lagerzapfen waar het in deze procedure om draait, is er geen sprake van verval van recht op grond van artikel 39 lid 2 WKV. Het gaat daarbij om
  • de 11 Lagerzapfen met leverdata vanaf 27 april 2007 uit charge 060608,
  • alle 52 Lagerzapfen uit charge 070125;
  • alle 26 Lagerzapfen uit charge 070427 (1e terugroepactie);
  • de 44 Lagerzapfen met leverdata vanaf 21 januari 2008 uit charge 070822;
  • alle 76 Lagerzapfen uit charge 070926.
2.15
Het voorgaande betekent dat de vonnissen waartegen beroep is ingesteld, niet in stand kunnen blijven. Daarin is Componenta immers onder meer veroordeeld tot vergoeding van schade als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst ten aanzien van de hiervoor onder I genoemde Lagerzapfen.
Conformiteit
2.16
De
grieven 4.1 tot en met 4.14richten zich – kort gezegd – tegen het oordeel van de rechtbank dat de Lagerzapfen niet aan de overeenkomst beantwoorden. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
2.17
Gelet op wat het hof heeft overwogen over de werking van artikel 39 lid 2 WKV, kan [geïntimeerde] zich niet meer beroepen op non-conformiteit van de in overweging 2.14 onder I genoemde Lagerzapfen. Het draait hier dus nog om de vraag of de Lagerzapfen uit de charges 060608, 070125, 070427, 070822 en 070926 aan de overeenkomst voldeden. Voor de Lagerzapfen uit charge 070427 heeft in 2008 al een terugroepactie plaatsgevonden. Voor de Lagerzapfen uit de overige relevante charges werd op 3 april 2009 een terugroepactie in gang gezet.
2.18
Zoals in het navolgende nader zal worden besproken, heeft het onafhankelijk onderzoeksinstituut Amtliche Materialprüfungsanstalt der freie Hansestadt Bremen – Institut für Werkstofftechnik (verder: MPA) in opdracht van [geïntimeerde] onderzoek verricht. MPA heeft daartoe blijkens de daaromtrent uitgebrachte rapporten monsters onderzocht van door [geïntimeerde] verstrekte Lagerzapfen. Dat wordt niet door Componenta betwist.
2.19
Volgens [geïntimeerde] zijn de aan MPA verstrekte Lagerzapfen van Componenta afkomstig. Componenta heeft dat zonder nadere onderbouwing betwist. Niet gesteld of gebleken is dat [geïntimeerde] of [Maschinebau] van een ander dan Componenta Lagerzapfen kocht, kon kopen of op een andere wijze aan Lagerzapfen van een andere fabrikant dan Componenta kon komen. Bovendien blijkt uit de rapporten van MPA dat de onderzochte Lagerzapfen waren voorzien van gietdata, die exact overeenkomen met de gietdata van de door Componenta gemaakte Lagerzapfen. Verder komen in één van de relevante rapporten foto's van de onderzochte Lagerzapfen voor. Componenta lijkt te suggereren dat [geïntimeerde] mogelijk elders Lagerzapfen heeft gekocht en dié aan MPA heeft verstrekt, maar het hof heeft geen enkele steun voor die suggestie aangetroffen. De betwisting wordt dan ook als onvoldoende onderbouwd verworpen. Het hof neemt als vaststaand aan dat de door MPA onderzochte Lagerzapfen door Componenta zijn geproduceerd.
2.2
Volgens [geïntimeerde] heeft zij in februari 2009 kort na elkaar twee reclamaties van gebruikers ontvangen, omdat Lagerzapfen uit charge 070125 bij gebruikers van de walsen waren gebroken. Het hof heeft dit reeds als vaststaand feit in het tussenarrest opgenomen (2.13), omdat deze stelling ongemotiveerd is betwist. Componenta heeft slechts (zonder enige onderbouwing) betwist dat er Lagerzapfen gebroken zijn. Dit terwijl zij heeft erkend dat een kapotte Lagerzapfen aan haar ter beschikking is gesteld (zie het proces-verbaal van de comparitie van 13 september 2012, pagina 7, tweede alinea). Later heeft Componenta zonder nadere onderbouwing betwist dat aan haar een kapotte Lagerzapfen ter beschikking is gesteld, maar daar gaat het hof gelet op artikel 154 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan voorbij.
2.21
Het hof slaat acht op de volgende feiten, die mede gelet op het voorgaande (inmiddels) tussen partijen vast staan.
De Lagerzapfen dienden uit het materiaal GGG 100B/A-3 te worden vervaardigd. Het materiaal diende te voldoen aan de Europese norm EN 1563, die ziet op een bepaald kwaliteit gietijzer. Volgens deze norm dient het materiaal aan de volgende minimumeisen te voldoen: de ‘proof strength’ (strekgrens) dient ten minste 600 N/mm2 te zijn, de ‘tensile strength’ (treksterkte) ten minste 900 N/mm2 en de ‘elongation’ (uitrekking) ten minste 7%.
Nadat twee Lagerzapfen uit charge 070125 bij gebruikers van de walsen waren gebroken, hebben partijen hierover overleg gevoerd. Bij een bespreking tussen partijen op 19 februari 2009 werd een door Componenta opgestelde tabel gehanteerd, waarop een aantal charges door Componenta rood is gemarkeerd. Het gaat om de tabel die door [geïntimeerde] als productie 3 bij dagvaarding is overgelegd. De door Componenta daarop rood gemarkeerde charges komen exact overeen met de charges waar het in deze procedure nog om draait, zoals samengevat weergegeven in overweging 2.14 onder II. Het hof duidt deze charges in het vervolg kortheidshalve aan als ‘de rode charges’. De andere charges die op de tabel worden vermeld (en die gelet op de werking van artikel 39 lid 2 WKV niet of niet langer aan de orde zijn), zijn door Componenta groen danwel geel gemarkeerd.
In het besprekingsverslag van 20 februari 2009 dat [geïntimeerde] heeft opgesteld (productie 4 bij dagvaarding), wordt vermeld dat Componenta tijdens de bespreking heeft uitgelegd wat de oorzaak is van de uitval van de Lagerzapfen en vervolgens: “De gietfouten in de lagertap betreffen zogenaamde chunky-grafiet. Dit betekent dat de kwaliteit van het geleverde materiaal noch in overeenstemming was met de overeengekomen eisen conform de tekening, noch met de in het Componenta-certificaat bevestigde kwaliteit”. Als uitleg bij de rood gemarkeerde charges staat in het verslag vermeld: “charge gebrekkig”. Verder is in het verslag opgenomen dat is overeengekomen dat de charges 070125 en 070427 compleet in het veld vervangen dienen te worden, dat de charge van 06-08-2006 (kennelijk zijn de datum en de maand verwisseld en wordt hiermee charge 060608 bedoeld, opmerking hof) en charges, 070822 en 070926 steekproefsgewijs zullen worden gecontroleerd en dat als deze steekproeven negatief uitvallen, ook alle Lagerzapfen uit die charges in het veld moeten worden vervangen. Controle zou blijkens het besprekingsverslag plaatsvinden door een onafhankelijke keuringsinstantie en Componenta zou worden geïnformeerd zodra de keuringsresultaten beschikbaar zijn. Voorts houdt het verslag in dat is afgesproken dat Componenta zo snel mogelijk kosteloos 250 Lagerzapfen aan [geïntimeerde] zou verstrekken.
Componenta heeft het besprekingsverslag kort daarop ontvangen, zo heeft zij ter comparitie van 3 juni 2015 erkend. Inhoudelijk heeft zij destijds niet op het besprekingsverslag gereageerd. Zij heeft bij brief van 3 maart 2009 met een beroep op haar algemene voorwaarden aansprakelijkheid afgewezen.
Het MPA heeft uit elk van de rode charges een Lagerzapfen onderzocht. Het onderzoek van MPA vond telkens plaats naar de strekgrens, treksterkte en uitrekking. De hier relevante rapporten dateren van 23 april 2008, 10 februari 2009, 3 maart 2009 en 13 maart 2009. Deze zijn door [geïntimeerde] - ook in vertaling - overgelegd als producties 5A, 5C en 23. Een onbetwist overzicht van de rapporten en de gietdata waarop deze zien, is door [geïntimeerde] als productie 5D overgelegd. Een overzicht van de onderzoeksresultaten is door haar als productie 24 overgelegd. Uit het onderzoek blijkt dat van het materiaal waarvan de Lagerzapfen zijn vervaardigd monsters zijn genomen en dat dit materiaal zowel voor wat betreft de strekgrens, als voor wat betreft de treksterkte en uitrekking niet voldoet aan de Europese norm EN 1563 waaraan dat materiaal wel zou moeten voldoen.
2.22
Volgens [geïntimeerde] is op 19 februari 2009 een overeenkomst tot stand gekomen, waarvan de inhoud in het besprekingsverslag van 20 februari 2009 is opgenomen. Componenta betwist dat. Gelet op de erkenning van Componenta dat zij heeft toegezegd 250 Lagerzapfen kosteloos te zullen leveren (cva onder punt 29), gaat het hof voorbij aan de opmerking uit haar akte van 21 juli 2015 (pagina 22), inhoudende dat zij niet verplicht was tot het leveren van vervangende Lagerzapfen. Of met betrekking tot de overige onder c) genoemde punten een overeenkomst tot stand is gekomen, kan naar het oordeel van het hof verder in het midden blijven, aangezien de gestelde afspraken nog niet inhouden dat Componenta de kosten van een eventuele terugroepactie zou dragen, en gelet op het navolgende. Een bewijsopdracht met betrekking tot hetgeen volgens [geïntimeerde] op 19 februari 2009 is overeengekomen, kan daarom achterwege blijven.
2.23
Componenta heeft tijdens de comparitie van 3 juni 2015 erkend dat de informatie uit de door haar opgestelde tabel (productie 3 [geïntimeerde] ) van haar afkomstig is. Haar vertegenwoordiger mr. De Horn heeft daarover ter zitting verklaard: “Naar aanleiding van klachten begin februari 2009 is Componenta gaan onderzoeken wat er mis kon zijn. Zij heeft toen ontdekt dat dit probleem was ontstaan en heeft na kunnen gaan bij welke charges dit het geval is geweest. De tabel is dus opgesteld door en op basis van gegevens van Componenta. De enige die kon weten dat die charges geen warmtebehandeling hadden gekregen, was Componenta.” Door Componenta is dus erkend dat er sprake was van een afwijking in haar productieproces ten opzichte van andere productiecharges, waardoor Lagerzapfen geen warmtebehandeling hebben gehad. De warmtebehandeling is volgens haar nodig om het product sterker te maken. De advocaat en mr. De Horn van Componenta hebben overigens ter zitting uiteenlopend verklaard over de vraag bij welk van de rode charges de warmtebehandeling is uitgebleven (slechts één charge, die reeds eerder tot een terugroepactie had geleid, respectievelijk alle vijf de rode charges). Wat betreft de herkomst van de in de tabel weergegeven informatie en het markeren van de charges waarbij een probleem was ontstaan, houdt het hof Componenta aan de erkenning ter zitting van 3 juni 2015. Voor zover Componenta heeft beoogd daar in haar akte van 21 juli 2015 op terug te komen met de opmerking dat het overzicht is opgesteld op basis van informatie verstrekt door [geïntimeerde] , gaat het hof daar gelet op de verklaring van mr. De Horn aan voorbij.
2.24
Componenta heeft de hier relevante charges in februari 2009 zelf, op basis van door haar destijds verricht onderzoek, als rood gemarkeerd, zo heeft zij ter comparitie van 3 juni 2015 erkend. Op de tabel is die kleuraanduiding niet toegelicht. Componenta heeft de inhoud van het kort na de bespreking door haar ontvangen besprekingsverslag van 20 februari 2009 betwist, maar dat heeft zij pas in deze procedure gedaan en daarbij slechts in algemene bewoordingen. Zij heeft niet (gemotiveerd) weersproken dat haar medewerkers tijdens de bespreking van 19 februari 2009 hebben uitgelegd dat de Lagerzapfen door gietfouten zijn uitgevallen en dat de kleuraanduiding rood in de door haar opgestelde tabel staat voor: “charge gebrekkig”, zoals in het besprekingsverslag is opgenomen. Zij heeft ook niet te kennen gegeven wat de kleuraanduiding rood dan wél zou betekenen, als de in het besprekingsverslag weergegeven betekenis niet juist zou zijn. Het hof gaat er daarom van uit dat Componenta in februari 2009 op basis van eigen onderzoek zelf tot de conclusie is gekomen dat (de Lagerzapfen uit) de rode charges gebrekkig waren. Dat zij nadien enig ander onderzoek heeft (laten) verrichten dat het destijds door haarzelf gedane onderzoek heeft ontkracht, is gesteld noch gebleken.
2.25
Dat de Lagerzapfen uit de rode charges gebrekkig waren, vindt bevestiging in de onderzoeksresultaten van MPA (zie hierboven, 2.21 onder e).
2.26
Niet ter discussie staat dat MPA een onafhankelijk onderzoeksinstituut is dat bij het door haar gehanteerde onderzoek de norm DIN EN 10002-1 heeft gehanteerd, die de wijze waarborgt waarop het onderzoek plaatsvindt (zie MvG onder 4.5.3). Het volgens die norm uitgevoerde onderzoek wees als gezegd uit dat het onderzochte materiaal waarvan de Lagerzapfen waren gemaakt qua strekgrens, treksterkte en uitrekking niet aan de daarvoor geldende minimumeisen voldeed. Hetgeen Componenta in de toelichting bij grief 4.4 nog heeft opgemerkt over de norm 10204-2.2, behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
2.27
Componenta heeft er nog op gewezen dat de onderzoeksresultaten van MPA blijkens de tekst op het voorblad van de rapporten uitsluitend betrekking hebben op het onderzochte product en dat conclusies met betrekking tot de eigenschappen van het geheel van producten niet zijn toegestaan. De testresultaten zeggen niets over de kwaliteit of structuur van de niet-onderzochte Lagerzapfen, aldus Componenta. Daarmee miskent Componenta het volgende: [geïntimeerde] heeft een steekproef getrokken door uit elk van de rode charges een Lagerzapfen door MPA te laten onderzoeken. Indien partijen deze werkwijze al niet overeen waren gekomen, dan was Componenta door de bespreking en het besprekingsverslag in ieder geval op de hoogte van de voorgenomen werkwijze. Zij heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt. Van charge 070125 kan worden gezegd dat het onderzochte exemplaar niet bij wijze van aselecte steekproef gekozen is (er werd immers niet een willekeurig exemplaar, maar juist één van de gebroken exemplaar onderzocht), maar gesteld noch gebleken is dat bij de overige charges geen sprake zou zijn van een aselecte steekproef. De materiaaleigenschappen van de door Componenta zelf ten behoeve van de inspectierapporten onderzochte gietsels golden volgens haar voor de gehele charge (MvG 4.6.2). Dat dit anders zou zijn voor de door MPA onderzochte monsters, heeft Componenta geenszins aannemelijk gemaakt. Zij heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat het meetresultaat met betrekking tot het materiaal van één Lagerzapfen van een bepaalde gietdatum niet representatief is voor de hele charge.
De onderzoeksresultaten van MPA zijn duidelijk: voor elk van de onderzochte Lagerzapfen uit de rode charges geldt dat het materiaal niet aan de daaraan te stellen eisen voldeed.
2.28
Componenta heeft aangevoerd dat zij weliswaar wist dat [geïntimeerde] de Lagerzapfen als onderdeel van de door haar vervaardigde stoomwalsen zou gebruiken, maar dat zij niet wist voor wélke walsen [geïntimeerde] de Lagerzapfen zou gebruiken en evenmin dat deze als veiligheidskritisch onderdeel zouden worden gebruikt. Volgens haar heeft de rechtbank de relevantie hiervan miskend door te overwegen dat in het midden kon blijven of Componenta van de aanwending van de Lagerzapfen op de hoogte was. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat het door Componenta voor de vervaardiging van de Lagerzapfen gebruikte materiaal aan de daarvoor overeengekomen minimumnormen (zoals weergegeven in overweging 2.21 onder a) diende te voldoen, ongeacht voor welke walsen de Lagerzapfen zouden worden gebruikt en of het om een veiligheidskritisch onderdeel ging.
2.29
Componenta heeft aangeboden om door het horen van getuigen of het inwinnen van een deskundigenbericht aan te tonen dat de door haar gemaakte proefstaven - en daarmee, zo begrijpt het hof, de rest van de Lagerzapfen uit (onder meer) de rode charges - wél aan de daaraan te stellen eisen voldeden. Componenta heeft echter (inmiddels) ter comparitie verklaard dat (op zijn minst een deel van) de Lagerzapfen uit de rode charges niet de benodigde warmtebehandeling (heeft) hebben ondergaan, terwijl deze behandeling nodig is voor de sterkte van het product. Componenta heeft bovendien reeds jaren de tijd gehad om een contra-expertise uit te laten voeren op het materiaal van de kapotte Lagerzapfen die aan haar ter beschikking is of zijn gesteld en de onderzoeksresultaten in het geding te brengen, maar zij heeft dat nagelaten. Voor zover zij haar reeds vóór die comparitie gedane bewijsaanbod op dit punt handhaaft, geldt dat het hof de betwisting van de non-conformiteit gelet op haar eigen typering van de rode charges als gebrekkig, het ontbreken van de warmtebehandeling en de onderzoeksresultaten van MPA onvoldoende onderbouwd acht en daarom niet aan bewijslevering toekomt.
2.3
Gelet op al het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat de Lagerzapfen uit de rode charges niet aan de overeenkomst voldeden.
2.31
De (sub)grieven gericht tegen onderdelen van de overwegingen van de rechtbank over de non-conformiteit die het hof in bovenstaande redenering niet heeft overgenomen, behoeven geen afzonderlijke bespreking, omdat Componenta daar geen belang meer bij heeft.
Schadevergoeding op basis van onrechtmatig handelen?
2.32
Componenta voert als
grief 4 A en Baan dat onbegrijpelijk is dat de rechtbank geen expliciet onderscheid heeft gemaakt tussen de vorderingen van [geïntimeerde] op grond van a) een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verplichting uit overeenkomst en b) onrechtmatige daad. Componenta wijst terecht op het volgende. De rechtbank heeft haar overwegingen toegespitst op de vraag of Componenta tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomsten. De vraag of er sprake is van onrechtmatig handelen en de reden waarom dat al dan niet het geval is, heeft de rechtbank in de overwegingen niet nader besproken. Toch heeft de rechtbank onder 3.25 zonder nadere motivering opgenomen dat de verklaring voor recht dat Componenta in verzuim is en onrechtmatig heeft gehandeld, toewijsbaar is. In het dictum is in de verklaring voor recht echter - anders dan door [geïntimeerde] gevorderd - niets omtrent de onrechtmatigheid opgenomen, terwijl daarin wel is opgenomen dat het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Aangezien [geïntimeerde] geen herstelvonnis heeft gevraagd en evenmin (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, kan de in hoger beroep door haar herhaalde vordering om voor recht te verklaren dat Componenta onrechtmatig heeft gehandeld ten aanzien van de in de dagvaarding (en in overweging 2.1 van dit arrest) genoemde charges, niet alsnog worden toegewezen.
2.33
Dat neemt niet weg dat het hof op grond van de devolutieve werking van het hoger beroep moet onderzoeken of de gestelde onrechtmatige daad kan dienen als grondslag voor de gevorderde schadevergoeding. Dit geldt voor zover de gevorderde schadevergoeding niet toewijsbaar is op grond van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomst. Het gaat hier dus om de in overweging 2.14 onder I genoemde Lagerzapfen.
2.34
[geïntimeerde] heeft bij haar beroep op onrechtmatige daad geen onderscheid gemaakt tussen eventuele aansprakelijkheid voor schade als gevolg van gebrekkige Lagerzapfen die zijzelf van Componenta heeft gekocht en aansprakelijkheid voor Lagerzapfen die zij van [Maschinebau] heeft gekocht, welke Lagerzapfen [Maschinebau] op haar beurt van Componenta had gekocht. Dat onderscheid dient naar het oordeel van het hof wel te worden gemaakt.
2.35
Wat betreft de eventuele aansprakelijkheid van Componenta op grond van onrechtmatige daad voor Lagerzapfen die [geïntimeerde] zelf rechtstreeks van Componenta heeft gekocht, oordeelt het hof als volgt. Het WKV bevat een uitputtende regeling voor aansprakelijkheid in geval van non-conformiteit. In Hoofdstuk I van het verdrag zijn uitzonderingen opgenomen, waaronder een uitzondering voor aansprakelijkheid voor dood of letsel veroorzaakt door de verkochte zaken. Deze uitzonderingen zijn hier echter niet aan de orde. Het systeem van het WKV zou worden verstoord als de koper buiten het WKV om zich kan beroepen op bepalingen van nationaal recht, terwijl het - zoals in dit geval - in essentie gaat om aansprakelijkheid uit de koopovereenkomst. De door [geïntimeerde] aangevoerde argumenten voor het aannemen van onrechtmatig handelen behelzen, waar het gaat om haar positie als koper, in wezen een beroep op non-conformiteit. De koper verwijt de verkoper immers dat het geleverde een andere kwaliteit heeft dan hij op basis van de dienaangaande door de verkoper gedane mededelingen mocht verwachten en dat het daardoor niet geschikt is voor een normaal gebruik. Het op de overeenkomst toepasselijke WKV sluit na verloop van twee jaar vanaf de feitelijke levering voor de koper de mogelijkheid uit om zich erop te beroepen dat het geleverde niet aan de overeenkomst beantwoordt. Deze uitsluiting is niet beperkt tot vorderingen waaraan het tekortschieten in de nakoming van de koopovereenkomst ten grondslag wordt gelegd, maar ziet ook op vorderingen die zijn gegrond op onrechtmatig handelen (vergelijk m.b.t. artikel 7:23 BW Hoge Raad 23 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3733). Dat betekent dat de vorderingen van [geïntimeerde] tot schadevergoeding dienen te worden afgewezen voor zover het gaat om de in overweging 2.14 onder I genoemde Lagerzapfen, voor zover [geïntimeerde] die zelf van Componenta heeft gekocht (de 96 Lagerzapfen uit de charges 041013, 050603, 050715 en 060314, en de 49 Lagerzapfen met leverdata vóór 19 februari 2007 uit charge 060608).
2.36
Wat betreft de eventuele aansprakelijkheid van Componenta op grond van onrechtmatige daad voor Lagerzapfen die [geïntimeerde] van [Maschinebau] heeft gekocht, welke Lagerzapfen [Maschinebau] op haar beurt van Componenta had gekocht, overweegt het hof als volgt. Het beroep op onrechtmatige daad is relevant voor schade als gevolg van gebreken aan de 5 Lagerzapfen die uit charge 070822 afkomstig zijn en die op 18 december 2007 zijn geleverd. Het - aan [geïntimeerde] gecedeerde - recht van [Maschinebau] om zich erop te beroepen dat deze Lagerzapfen niet aan de koopovereenkomst beantwoorden, is immers op grond van artikel 39 lid 2 WKV vervallen (zie overweging 2.14 onder I). [geïntimeerde] geldt voor die Lagerzapfen niet als koper, maar als derde. Het verval van recht dat artikel 39 lid 2 WKV bewerkstelligt, geldt hier dus niet ten opzichte van [geïntimeerde] . Op de verhouding tussen [geïntimeerde] en Componenta is gelet op de leverdatum het Haags produktaansprakelijkheidsverdrag van toepassing. De daarin opgenomen regeling noemt de mogelijkheid van rechtskeuze door partijen niet, maar sluit deze – naar breed gedeelde opvatting – ook niet uit. De ter zitting van 3 juni 2015 nadrukkelijk door partijen gemaakte keuze voor Nederlands recht zal dan ook worden gehonoreerd.
2.37
Het hof is van oordeel dat Componenta op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk is voor schade die [geïntimeerde] als derde lijdt door het gebrek aan bovengenoemde Lagerzapfen. Het gebrek bestaat uit het niet voldoen aan de aan het materiaal te stellen minimumeisen. Daardoor leverden de Lagerzapfen bij normaal gebruik voor het doel waarvoor deze bestemd waren, gevaar voor gebruikers op. Componenta heeft niet weersproken dat, als de materiaalkwaliteit van de Lagerzapfen niet voldoet aan de daaraan te stellen minimumeisen, dit bij normaal gebruik voor het doel waarvoor dit product bestemd is, kan leiden tot een breuk in de Lagerzapfen en tot het door [geïntimeerde] genoemde gevaar voor gebruikers. Het hof gaat in de overwegingen 2.40 en 2.42 nader in op het gevaar. Componenta heeft deze Lagerzapfen geproduceerd en aan [Maschinebau] geleverd. Zij wist dat die waren bedoeld om in de door [geïntimeerde] verkochte stoomwalsen te worden gemonteerd. Componenta heeft bij de Lagerzapfen inspectiecertificaten verstrekt, waarin is opgenomen dat het materiaal wél aan de minimumeisen voldeed. Het certificaat dat ziet op de hier relevante charge (070822), maakt onderdeel uit van productie 23 van [geïntimeerde] . Hoewel [Maschinebau] in dit geval de koper was, is duidelijk dat dit certificaat (mede) voor [geïntimeerde] was bedoeld. Zij staat daarop namelijk als de klant vermeld. Onder de hier genoemde omstandigheden is het leveren van de Lagerzapfen, die bestemd waren om in de door [geïntimeerde] verkochte stoomwalsen te worden gemonteerd, naar het oordeel van het hof onrechtmatig jegens [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft recht op vergoeding van de schade die zij heeft geleden doordat zij ten opzichte van de afnemers van walsen voorzien van de van Componenta afkomstige Lagerzapfen, met het oog op het gevaar dat deze Lagerzapfen vormden voor de gebruikers, een zorgplicht had tot terugroeping van de walsen en vervanging van de Lagerzapfen.
Beroep op eigen schuld
2.38
Grief 4.15houdt in dat de rechtbank ten onrechte het beroep van Componenta op eigen schuld aan de zijde van [geïntimeerde] en [Maschinebau] heeft verworpen. In de toelichting op deze subgrief heeft Componenta aangevoerd dat de eigen schuld hierin bestaat dat, indien zich chunky grafiet in een kritisch gebied van het gietstuk bevond, [Maschinebau] (als koper en ook als bewerker) en [geïntimeerde] dat hadden moeten zien. Ook
grief 6ziet op gestelde eigen schuld van [Maschinebau] en [geïntimeerde] . In de toelichting bij deze grief voert Componenta aan dat [Maschinebau] en [geïntimeerde] een proef-Lagerzapfen hadden moeten laten gieten om zekerheid te krijgen over het gebruikte materiaal en over de vraag of dat materiaal geschikt was voor het beoogde doel. Dit doel, namelijk het gebruik als veiligheidskritisch onderdeel in de betreffende walsen, was bij haar niet bekend, aldus Componenta. [Maschinebau] en [geïntimeerde] hebben volgens Componenta het risico genomen dat de Lagerzapfen niet voor dit doel geschikt waren. Met een beroep op artikel 6:101 BW bepleit zij vermindering van de eventuele schadevergoedingsplicht.
2.39
Het vastgestelde gebrek bestaat hieruit dat het materiaal niet aan de daaraan te stellen minimumeisen voldeed. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] en [Maschinebau] gelet op de inhoud van de door Componenta verstrekte certificaten niet gehouden waren tot nader onderzoek naar de eigenschappen van het materiaal waarvan de Lagerzapfen waren vervaardigd. Het hof verwijst naar wat daarover al in het tussenarrest onder 2.38 e.v. is overwogen. Voor zover het WKV ruimte biedt voor het beroep op eigen schuld, faalt het beroep dan ook. De grieven 4.15 en 6 treffen geen doel.
Causaal verband tussen de tekortkoming, respectievelijk onrechtmatige daad en de schade
2.4
Vast staat dat de Lagerzapfen onderdeel uitmaakt van de draai-/knikverbinding, een essentieel onderdeel van de walsvoertuigen. Het gebrek waar het hier om draait, is dat het materiaal van Lagerzapfen niet aan de daarvoor geldende minimumeisen voldeed. Volgens [geïntimeerde] veroorzaken gebrekkige Lagerzapfen bij normaal gebruik voor het doel waarvoor deze bestemd zijn, ernstig gevaar voor de gebruiker van het walsvoertuig en voor personen en zaken in de omgeving daarvan. Als de Lagerzapfen breekt, wordt het voertuig namelijk onbestuurbaar. Daarom was het volgens [geïntimeerde] noodzakelijk om de walsvoertuigen waarin Lagerzapfen uit de gebrekkige productiecharges zijn ingebouwd, terug te roepen om de Lagerzapfen te vervangen.
2.41
Componenta heeft aangevoerd dat niet is uitgesloten dat door de bewerking van de Lagerzapfen door [Maschinebau] een wijziging in met name de sterkte van de Lagerzapfen is opgetreden, die een bijdrage zou hebben kunnen leveren aan het breken van de Lagerzapfen. [geïntimeerde] heeft als productie 32 een gedetailleerde brief van [Maschinebau] overgelegd, waarin wordt weergegeven welke bewerking [Maschinebau] op de Lagerzapfen heeft toegepast. Dat deze bewerking de sterkte van de Lagerzapfen kan hebben verminderd, wordt door haar weersproken. Componenta heeft ook nog aangevoerd dat het ontwerp van de Lagerzapfen de oorzaak van de breuk moet zijn geweest. Dit leidt zij af uit het feit dat [geïntimeerde] het ontwerp heeft aangepast ten aanzien van het gedeelte waar de breuken zich hebben voorgedaan. De aanpassing van het ontwerp bestaat uit een aanpassing van de radius, daar zijn partijen het over eens. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat zij de Lagerzapfen met de aanvankelijke radius heeft laten testen, dat deze toen reeds voldoende sterk was en dat zij het ontwerp heeft aangepast om het product nog sterker te maken. Zij betwist dat er een verband bestaat tussen het aanvankelijke ontwerp en de breuken. Componenta heeft vervolgens in de laatste antwoordakte nog aangevoerd dat zij in deze procedure heeft begrepen dat er stukken gebroken waren die materiaaltechnisch en producttechnisch volledig in orde waren, waarna [geïntimeerde] – om risico’s te vermijden – de radius heeft vergroot.
2.42
Het hof overweegt het volgende. Componenta heeft - als gezegd - niet weersproken dat, als de materiaalkwaliteit van de Lagerzapfen niet voldoet aan de daaraan te stellen minimumeisen, dit bij normaal gebruik voor het doel waarvoor dit product bestemd is, kan leiden tot een breuk in de Lagerzapfen en tot het door [geïntimeerde] genoemde gevaar voor gebruikers.
Dat de bewerking van het materiaal door [Maschinebau] van invloed is geweest op de
materiaaleigenschappenof anderszins aan de schade heeft bijgedragen, heeft Componenta in het geheel niet toegelicht. Dat er een verband bestaat tussen het oorspronkelijke ontwerp en de breuken, blijkt verder nergens uit en is evenmin deugdelijk met argumenten onderbouwd. Het feit dat [geïntimeerde] het ontwerp heeft aangepast om de Lagerzapfen te versterken, betekent niet dat het oorspronkelijke ontwerp niet voldeed. Gesteld, noch gebleken is dat Lagerzapfen die volgens ontwerp van [geïntimeerde] vóór de gietdatum 6 augustus 2006 zijn geproduceerd, problemen hebben opgeleverd. Waaruit Componenta heeft begrepen dat er stukken zijn gebroken die ‘materiaaltechnisch en product technisch volledig in orde waren’, zoals zij in haar laatste akte naar voren heeft gebracht, is voor het hof niet duidelijk en heeft zij niet toegelicht, terwijl dat wel op haar weg had gelegen. Hoewel Componenta beschikte over een gedetailleerde en door haar niet weersproken lijst van de door [Maschinebau] uitgevoerde bewerkingen, op de hoogte was van het oorspronkelijke ontwerp en het aangepaste ontwerp, beschikte over de onderzoeksrapporten van MPA alsook over een gebroken Lagerzapfen, heeft zij - voor zover het hof bekend - na februari 2009 geen nader onderzoek naar de oorzaak van de breuken laten doen.
2.43
Bovendien ziet Componenta kennelijk over het hoofd dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd, niet bestaat uit de kosten van de gebroken Lagerzapfen, maar uit de kosten van de terugroepactie, waarover hieronder meer. Componenta heeft bij gelegenheid van een bespreking van 19 februari 2009 zelf een overzicht ter kennis gebracht van [geïntimeerde] (prod. 3 bij inleidende dagvaarding) waarop zij naar aanleiding van onderzoek van haar productieproces, heeft aangegeven welke charges Lagerzapfen volgens haar gebrekkig zijn (de rode charges, zie 2.24). Daarmee heeft zij [geïntimeerde] een aanleiding gegeven om – met het oog op de veiligheid en ter voorkoming van schade en zoals al aangekondigd bij gelegenheid van die bespreking – tot het terugroepen van die walsen over te gaan waarin Lagerzapfen uit de rode charges waren verwerkt. Feiten of omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat [geïntimeerde] desondanks in redelijkheid niet tot het uitvoeren van een terugroepactie had mogen beslissen zijn door Componenta niet gesteld. Gelet op het voorgaande heeft Componenta het verband tussen haar tekortkoming, respectievelijk onrechtmatige daad en de schade onvoldoende gemotiveerd betwist. Het causaal verband staat daarmee vast. Voor bewijslevering op dit punt, zoals door Componenta aangeboden, zal het hof daarom niet de gelegenheid geven.
2.44
Componenta heeft niet betwist dat, indien er sprake was van gebrekkige Lagerzapfen (in de zin dat de materiaalkwaliteit niet voldeed aan de minimumeisen), dit de door [geïntimeerde] in gang gezette terugroepactie noodzakelijk maakte. Ook als er geen breuken zouden zijn opgetreden, maar [geïntimeerde] anderszins op de hoogte was geraakt van de gebrekkige materiaalkwaliteit, was een terugroepactie nodig geweest, gelet op de belangrijke functie van de Lagerzapfen en het onbetwiste risico op een breuk ten gevolge van onvoldoende materiaalkwaliteit en de ernstige gevaren die daarbij onbetwist dreigden. Voor zover al zou gelden dat de door MPA uitgevoerde onderzoeken aan één Lagerzapfen uit elk van de rode charges niet representatief zouden zijn voor de overige Lagerzapfen uit die charge, waren die onderzoeksresultaten in combinatie met de onbetwiste mededeling van Componenta in februari 2009 dat de rode charges gebrekkig waren, naar het oordeel van het hof voldoende aanleiding voor het terugroepen van alle Lagerzapfen uit die charges.
Geen aanleiding om [geïntimeerde] alsnog te bevelen Lagerzapfen en draai-knikverbindingen ter beschikking te stellen
2.45
Componenta heeft het hof in het incident verzocht om [geïntimeerde] te bevelen de 77 beweerdelijk vervangen gebrekkige Lagerzapfen en de 139 beweerdelijk omgebouwde knik-draaiverbindingen (en de zich daarin bevindende Lagerzapfen) ter beschikking te stellen, zodat Componenta die zou kunnen (laten) onderzoeken. Het hof heeft die vordering in het incident bij arrest van 20 mei 2014 afgewezen omdat het toewijzing ervan in die fase van de procedure niet opportuun achtte. Componenta heeft die vordering gehandhaafd (zo begrijpt het hof). Gelet op het hiervoor overwogene is er naar het oordeel van het hof ook nu geen reden om [geïntimeerde] te bevelen de Lagerzapfen en draai-knikverbindingen ter beschikking te stellen.
Voorzienbaarheid van de schade, beroep op matiging
2.46
Op grond van artikel 74 WKV is Componenta gehouden de schade te vergoeden die [geïntimeerde] en [Maschinebau] als gevolg van de tekortkoming van Componenta hebben geleden. De schadevergoeding mag echter niet hoger zijn dan de voor Componenta voorzienbare schade.
De grieven 4.17 tot en met 4.20richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat (kort gezegd) de schaderisico’s voorzienbaar waren en dat er geen reden is om de schadevergoeding te matigen.
2.47
In dit verband heeft Componenta opnieuw gesteld dat zij niet op de hoogte was van het door [geïntimeerde] voorgenomen gebruik van de Lagerzapfen als veiligheidskritisch onderdeel in de walsen, dat zij niet wist in
welkewalsen en volgens welke technische specificaties de Lagerzapfen zouden worden gemonteerd, alsook dat zij daarvan ook niet op de hoogte hoefde te zijn.
2.48
Het hof overweegt het volgende. Componenta wist (ook naar eigen zeggen) wel dat de Lagerzapfen in walsen zouden worden gemonteerd. Uit de aard van het product is duidelijk dat dit een functioneel onderdeel is, niet voor de sier. Het product moest van gietijzer worden gemaakt en het materiaal diende aan de Europese norm EN 1563 te voldoen, waarin minimumeisen aan de strekgrens, treksterkte en uitrekking worden gesteld. Op grond van deze bij Componenta bekende feiten was voorzienbaar dat, indien het materiaal van door haar geleverde Lagerzapfen niet aan de daaraan gestelde minimumeisen zou voldoen, dit tot een terugroepactie zou kunnen leiden voor de charges waarin gebrekkige Lagerzapfen voorkwamen.
2.49
Het WKV biedt geen ruimte voor matiging van de schadevergoeding op de overige door Componenta naar voren gebrachte gronden.
2.5
Gelet op het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat Componenta volledig aansprakelijk is voor de schade als gevolg van haar tekortkoming. De grieven 4.17 tot en met 4.20 treffen geen doel. Het partijdebat is nog niet gevoerd voor zover het gaat om een eventuele matiging van de verplichting tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:109 BW), in verband met de 5 Lagerzapfen uit charge 070822 die op 18 december 2007 zijn geleverd. Dit debat kan in de schadestaatprocedure worden gevoerd.
Hoogte van de schade
2.51
Grief 5ziet op de hoogte van de schade. De grief richt zich in de eerste plaats tegen de toewijzing van de hoofdsom van € 335.684,25, althans (voor zover hoger) een bij schadestaat op te maken bedrag. Verder is de grief gericht tegen de veroordeling in de buitengerechtelijke kosten (5A), vertaalkosten ter hoogte van € 4.000,00 (5B), BTW (5D) en rente (5E).
2.52
In hoger beroep heeft [geïntimeerde] , na daartoe op vordering van Componenta door het hof te zijn opgedragen, de door haar gestelde schade veel uitgebreider onderbouwd dan in eerste aanleg het geval was. Zij heeft per charge toegelicht welke schade zij stelt te hebben geleden, en daarbij facturen en onderliggende stukken overgelegd. Intussen is dus wel duidelijk welke schade zij per charge stelt te hebben geleden. Inmiddels is echter gebleken dat de charges niet ineens werden uitgeleverd, waardoor de rechten van de koper ten aanzien van een deel van een charge op grond van artikel 39 lid 2 WKV kunnen zijn vervallen, zoals bij diverse charges aan de orde is. Ondanks die uitgebreide toelichting is niet duidelijk met betrekking tot welke geleverde individuele Lagerzapfen uit de onderscheiden charges de gestelde schade is geleden. Componenta heeft er terecht op gewezen dat die duidelijkheid wel nodig is. Slechts ten aanzien van dié Lagerzapfen waarover binnen de tweejaarstermijn is geklaagd, kan de koper zijn rechten immers nog doen gelden. Aangezien het hof niet aan de hand van de verstrekte gegevens kan nagaan welke dat exact zijn, kan het hof de schade thans niet vaststellen.
2.53
Zowel voor de schade terzake reeds vervangen Lagerzapfen als terzake de toekomstige schade geldt dat is voldaan aan de eis dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is. Het hof zal daarom een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat uitspreken.
2.54
Onder de kop ‘buitengerechtelijke kosten’ heeft Componenta
grief 5Ageformuleerd. Zij voert aan dat de rechtbank enerzijds terecht de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft afgewezen, maar vervolgens in het toegewezen bedrag aan schadevergoeding toch de opgevoerde advocaatkosten inclusief de buitengerechtelijke kosten heeft toegewezen. Het door de rechtbank toegewezen bedrag aan schadevergoeding heeft deels betrekking op advocaatkosten, zo blijkt uit bijlage 25a bij conclusie van repliek. Voor zover daarin kosten zijn opgenomen ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, valt dit inderdaad niet te rijmen met de afwijzing van de gevorderde buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 5.160,00 op de grond dat deze niet zijn onderbouwd. Aangezien [geïntimeerde] geen hoger beroep heeft ingesteld tegen (onder meer) die afwijzing, kan zij niet langer aanspraak maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. De grief slaagt.
2.55
Wat betreft het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 4.000,00 aan vertaalkosten en de daartegen gerichte
grief 5B, overweegt het hof als volgt. [geïntimeerde] heeft zich in eerste aanleg beroepen op stukken in de Duitse taal. Componenta heeft de rechtbank verzocht te gelasten dat [geïntimeerde] ‘alle producties, en dan met name de onderdelen daarvan welke technisch van aard zijn’ naar het Nederlands laat vertalen (cva pagina 2). De rechtbank heeft [geïntimeerde] vervolgens bij tussenvonnis van 21 april 2010 gelast een beëdigde vertaling in het geding te brengen van de in de Duitse taal gestelde stukken die zij in het geding betrokken wil zien. [geïntimeerde] is daartoe overgegaan. Zij heeft een bedrag van € 5.950,00 aan vertaalkosten gevorderd, waarvan de rechtbank € 4.000,00 heeft toegewezen. De afwijzing van het meerdere is niet langer aan de orde, omdat daartegen geen hoger beroep is ingesteld. Gelet op de aanleiding voor het in het geding brengen van de vertaalde stukken, te weten het uitdrukkelijke verzoek van Componenta daartoe, het feit dat deze uitgave vermogensschade aan de zijde van [geïntimeerde] oplevert, de relevantie van de stukken, alsook op het onbetwiste feit dat [geïntimeerde] daarvoor (minimaal) € 4.000,00 exclusief BTW aan vertaalkosten heeft gemaakt, faalt de grief. Bij deze beoordeling heeft het hof rekening gehouden met wat de Hoge Raad in zijn arrest van 15 januari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:65) over de noodzaak van vertaling van processtukken heeft overwogen.
2.56
Grief 5Cricht zich tegen toewijzing van BTW als onderdeel van de schadevergoeding en
grief 5Dricht zich tegen toewijzing van wettelijke handelsrente. De vorderingen op deze onderdelen en de verweren daartegen zullen in de schadestaatprocedure aan de orde komen, gelet op de nauwe samenhang daarvan met de schadecomponenten.
Bewijsaanbod en veeggrief
2.57
Met
grief 7betoogt Componenta dat de rechtbank het bewijsaanbod dat zij heeft gedaan, ten onrechte heeft gepasseerd. Op grond van de reeds genoemde argumenten ziet het hof echter evenmin als de rechtbank aanleiding een bewijsopdracht aan Componenta te geven. De grief treft geen doel.
2.58
Grief 8is een zogenoemde veeggrief, die geen afzonderlijke bespreking behoeft.
Vordering tot levering van Lagerzapfen
2.59
Wat betreft de vordering tot het leveren van nieuwe Lagerzapfen geldt het volgende. In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] gevorderd dat de rechtbank Componenta veroordeelt tot kostenloze levering van 359 Lagerzapfen. De rechtbank had overwogen dat als onweersproken vaststond dat Componenta reeds 250 nieuwe Lagerzapfen heeft geleverd (overweging 3.25 vonnis 22 mei 2013). Componenta is veroordeeld om aan [geïntimeerde] kostenloos 109 nieuwe Lagerzapfen te leveren (zie herstelvonnis 12 juni 2013). De vordering tot levering van 359 is dus afgewezen voor het aantal van 250 Lagerzapfen. Tegen die gedeeltelijke afwijzing heeft [geïntimeerde] geen hoger beroep ingesteld, waardoor deze in hoger beroep niet aan de orde is.
In het beroep van Componenta op artikel 39 lid 2 WKV ligt besloten dat zij zich niet gehouden acht tot levering van de 109 Lagerzapfen waartoe zij door de rechtbank veroordeeld is. Uit het feit dat haar beroep op artikel 39 lid 2 WKV doel treft voor 150 van de 359 Lagerzapfen waarop de vorderingen van [geïntimeerde] zagen en het gegeven dat zij volgens [geïntimeerde] inmiddels in elk geval 219 Lagerzapfen kosteloos heeft geleverd, vloeit voort dat het vonnis dient te worden vernietigd ten aanzien van de verplichting van Componenta tot herlevering van Lagerzapfen.
Slotsom
2.6
Het hof komt op een aantal onderdelen tot een andere beslissing dan de rechtbank. Dat vloeit mede voort uit het slagen van het beroep van Componenta op artikel 39 lid 2 WKV ten aanzien van een deel van de Lagerzapfen. Het hof zal de beslissing van de rechtbank daarom vernietigen en opnieuw recht doen. De gevorderde verklaring voor recht dat Componenta toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting tot levering van de Lagerzapfen zal worden toegewezen, voor zover deze betrekking heeft op de rode charges. Componenta zal worden veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding op te maken bij staat als gevolg van deze toerekenbare tekortkoming, alsook als gevolg van de onrechtmatige daad ten aanzien van de levering van de 5 Lagerzapfen uit charge 070822 op 18 december 2007. Daarnaast zal Componenta worden veroordeeld tot vergoeding van € 4.000,00 aan vertaalkosten.
Proceskostenveroordeling
2.61
Hoewel de rechten van de koper op grond van artikel 39 lid 2 WKV deels zijn vervallen, waardoor een deel van de vorderingen van [geïntimeerde] zal worden afgewezen, is Componenta nog steeds de overwegend in het ongelijk gestelde partij. Zij is onder meer (terecht) door de rechtbank in het ongelijk gesteld met betrekking tot de vraag of de Lagerzapfen uit de rode charges aan de koopovereenkomst voldoen en met betrekking tot de vraag of zij zich op de bepalingen uit haar algemene voorwaarden kan beroepen. Zij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op:
– explootkosten € 85,98
– griffierecht € 4.938,00
_________
totaal verschotten € 5.023,98
en voor salaris advocaat € 7.000,00.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerde] zullen worden vastgesteld op € 4.961,00 aan verschotten (griffierecht) en voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (5,5 punten x € 3.263,00 =) € 17.946,50.
Het hof zal de nakosten begroten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.

3.De uitspraak

Het hof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
3.1
verklaart voor recht dat Componenta toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting tot levering van de volgende Lagerzapfen:
  • de 11 Lagerzapfen met leverdata vanaf 27 april 2007 uit charge 060608,
  • alle 52 Lagerzapfen uit charge 070125;
  • alle 26 Lagerzapfen uit charge 070427;
  • de 44 Lagerzapfen met leverdata vanaf 21 januari 2008 uit charge 070822;
  • alle 76 Lagerzapfen uit charge 070926;
3.2
veroordeelt Componenta tot vergoeding aan [geïntimeerde] van de door de koper ( [geïntimeerde] , respectievelijk [Maschinebau] ) als gevolg van deze tekortkoming geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.3
veroordeelt Componenta voor wat betreft de 5 Lagerzapfen uit charge 070822 met leverdatum 18 december 2007 tot vergoeding van de door [geïntimeerde] geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.4
veroordeelt Componenta tot betaling van door [geïntimeerde] gemaakte kosten voor vertaling van haar in de Duitse taal gestelde producties tot een bedrag van € 4.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2010;
3.5
veroordeelt Componenta in de proceskosten van [geïntimeerde] , welke proceskosten als volgt worden begroot:
- € 5.023,98 aan verschotten in eerste aanleg en € 7.000,00 voor salaris advocaat in eerste aanleg;
- € 4.961,00 aan verschotten in hoger beroep en € 17.946,50 voor salaris advocaat in hoger beroep;
- € 131,-- aan nakosten indien geen betekening plaatsvindt, dan wel € 199,-- indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
3.6
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
3.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.F.M. Pols, R.J.M. Cremers en A.A.H. van Hoek
en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 april 2016.
griffier rolraadsheer