Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[geïntimeerde 1], in hoedanigheid van vereffenaar ex artikel 4:195 lid 1 BW van de nalatenschap van wijlen de heer [erflater] ,
wonende te [woonplaats 2] , en
[geïntimeerde 2], in zijn hoedanigheid van vereffenaar ex artikel 4:195 lid 1 BW van de nalatenschap van wijlen de heer [erflater] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 3962925/CV EXPL 15-2784)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven, met een eiswijziging;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep met een productie;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met een productie.
- de pleitnotities van de advocaat van [appellant] ten behoeve van het schriftelijk pleidooi, met twee producties;
- de pleitnotities van de advocaat van de erven [geïntimeerden] ten behoeve van het schriftelijk pleidooi.
3.De beoordeling
“1. De aanvangshuurprijs van het gehuurde bedraagt per maand zegge: Euro 750 (…)
2. Het voorschot op de servicekosten voor eventueel overeengekomen en de hierna onder artikel 15 te noemen bijkomende leveringen en diensten bedraagt per maand zegge: Euro X, zodat huurder per maand in totaal heeft te voldoen zegge: Euro 750 (…).”
“Verhuurder verzorgt voor huurder de volgende bijkomende leveringen en diensten:
□ gas x elektriciteit
□ warmte □ (warm) water”
(productie 1 van de erven [geïntimeerden] in eerste aanleg).
“(…) Op 11-03-2015 is Gebr. [Installatie] Installatie in opdracht van Dhr. [appellant] in het pand gelegen aan de [adres] komen controleren of er water op de waterleiding stond. Na het controleren van de waterleiding is Gebr. [Installatie] Installatie tot de conclusie gekomen tot de koudwatervoedings leiding naar het pand van Dhr. [appellant] is afgesloten en hij dus geen water heeft. Deze koudwatervoedingsleidings is waarschijnlijk dmv een afsluiter in het pand ernaast afgesloten. (…)”.
“(…)
AANZEGGING ONTRUIMING!!(…) Reeds eerder heb ik u aangeschreven in verband met een huurachterstand. (...) Hiermee is de maat voor cliënten vol. Zij wensen thans tot beëindiging van de door u met wijlen de heer [erflater] (wiens nalatenschap zij beneficiair hebben aanvaard) gesloten huurovereenkomst ex artikel 7:230a BW over te gaan.
Hierbij ontbinden cliënten betreffende huurovereenkomst per 1 mei 2015, althans zeggen zij hierbij betreffende huurovereenkomst op per 1 mei 2015, alsmede zeggen zij hierbij de gedwongen ontruiming aan per 1 mei 2015. (…)”.
het hof begrijpt: arrest], op straffe van een dwangsom, alsmede veroordeling van de erven [geïntimeerden] tot betaling van buitengerechtelijke incasso- en proceskosten.
[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Voor zover sprake zou zijn van huur van bedrijfsruimte ex artikel 7:230a BW - hetgeen hij betwist – is geen sprake van een geldige opzegging. De erven [geïntimeerden] hebben geen, althans een onjuiste reden voor de opzegging genoemd en voorts hebben zij niet de juiste opzegtermijn in acht genomen. Verder heeft [appellant] verwezen naar voornoemde beschikking van de kantonrechter van 21 oktober 2015, waarin de termijn waarbinnen ontruiming van het gehuurde door [appellant] moet plaatsvinden is verlengd tot 1 april 2016. [appellant] heeft inmiddels een bodemprocedure aanhangig gemaakt jegens de erven [geïntimeerden] , waarin hij onder meer een verklaring voor recht heeft gevorderd dat de huurovereenkomst nog geldt (pleitnotities advocaat [appellant] , productie 2).
het hof begrijpt:] ontruiming, omdat hij met de overleden vader van de erven [geïntimeerden] was overeengekomen dat hij altijd rond de 25e van de maand kon betalen. De erven [geïntimeerden] hebben gevraagd om de huur voorafgaand aan de maand te betalen en [appellant] heeft hier aan mee willen werken, maar dit was niet mogelijk omdat hij zijn uitkering pas rond de 25e van de maand ontvangt. Tot slot heeft [appellant] ontruimingsbescherming verkregen tot 1 april 2016, zodat de vordering van de erven [geïntimeerden] ook om die reden moet worden afgewezen.