Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met het procesdossier van de eerste aanleg en producties (waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling met pleitaantekeningen), ingekomen ter griffie op 18 december 2015;
- het verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 februari 2016;
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Rubens overgelegde pleitaantekeningen;
- de ter zitting in hoger beroep door mr. Vermeeren overgelegde pleitaantekeningen.
3.De beoordeling
“Op je verzoek zal ik niet anders ingaan dan door je te zeggen dat wat ik in de brief van [bestuurslid van de stichting 2](hof: [bestuurslid van de stichting 2] )
lees volledig juist is. (…)”
leidden bij mij steeds meer tot spanning, met name in de laatste twee jaren. Een gewoon gesprek waarin naar elkaar werd geluisterd bleek voor [appellante] bijna onmogelijk. Bij alle opmerkingen die er van de zijde van het bestuur werden gemaakt, reageerde [appellante] steeds zeer afwerend, verdedigend en nooit was zij in staat of bereid in te zien dat haar eigen gedrag misschien zou moeten veranderen (…) Voor mij was de grens bereikt omstreeks november 2014 na een telefoongesprek van [appellante] met mij over het huisvestingsbesluit van het bestuur. De druk die zij daarbij (impliciet) op mij legde heb ik als zeer belastend ervaren en daarom besloot ik onmiddellijk daarna mijn bestuurslidmaatschap te beëindigen. (…).”