3.1.1In het bestreden vonnis zijn onder rechtsoverweging 3.1 feiten vastgesteld. Voor zover [appellant] het daar onder d. vastgestelde feit betwist, tast dit de juistheid van die feitenvaststelling voor het overige niet aan en zal het hof dat betwiste feit zo nodig later bespreken. Zo staan voor het hof de navolgende feiten vast.
[geïntimeerde] heeft op 8 januari 2014 haar eerste auto gekocht, te weten een Peugeot 206 met kenteken [kenteken] (hierna te noemen: de auto).
De auto werd aangeboden via de website van Car Center BOZ (hierna te noemen: het autobedrijf) voor de verkoopprijs van € 1.750,--.
[geïntimeerde] had interesse in de auto en heeft telefonisch contact opgenomen met het autobedrijf op het algemene telefoonnummer van het bedrijf. [appellant] beantwoordde de telefoon.
(…)
Op de dag van de bezichtiging heeft [geïntimeerde] de auto gekocht voor een bedrag van € 1.450,--. Het aankoopbedrag is door [geïntimeerde] aan [appellant] betaald in contanten. [geïntimeerde] heeft geen koopbon/koopovereenkomst ontvangen en niet gevraagd naar een factuur.
Naast de koopovereenkomst is op 8 januari 2014 tussen [geïntimeerde] en [appellant] een `garantieovereenkomst’ gesloten, waarin [appellant] wordt genoemd als verkoper.
Op 13 januari 2014 heeft [geïntimeerde] de auto laten controleren bij een onafhankelijk garagebedrijf, welke controle € 30,-- heeft gekost. Door dit bedrijf zijn diverse gebreken geconstateerd aan de auto.
Bij e-mailbericht van 17 januari 2014 heeft [geïntimeerde] een aansprakelijkstelling verzonden aan het autobedrijf. Het autobedrijf heeft hierop aangegeven dat niet zij maar [appellant] de verkopende partij is geweest.
Eind januari 2014 is [geïntimeerde] met haar auto stil komen te staan in Rotterdam, ten gevolge waarvan zij € 348,55 heeft moeten betalen aan reparatiekosten van de auto.
[geïntimeerde] heeft sinds juli 2014 niet meer in de auto gereden.