In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de ondertoezichtstelling van haar minderjarige dochter is verlengd. De moeder, die het eenhoofdig ouderlijk gezag uitoefent, is van mening dat de ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is en dat er voldoende vrijwillige hulp beschikbaar is. De Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, als verweerster, stelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari en 15 maart 2016, waarbij zowel de moeder als de GI en de vader zijn gehoord. Het hof heeft de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, wat zij ook heeft gedaan. Het hof overweegt dat de minderjarige in haar ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft. De moeder heeft echter positieve ontwikkelingen gemeld, zoals de deelname van de minderjarige aan een leerwerktraject. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank vernietigd voor de periode van ondertoezichtstelling vanaf de datum van de uitspraak, maar de eerdere verlenging van de ondertoezichtstelling is bekrachtigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de ontwikkelingen in haar situatie.