Bij email-bericht van 20 april 2015 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] aan (de
gemachtigde van) [appellant] meegedeeld dat [geïntimeerde] in verband met de voortdurende arbeidsongeschiktheid van [appellant] een zogenaamd Plan van Aanpak dient op te stellen.
Gelet hierop is [appellant] uitgenodigd om op 23 april 2015 met de casemanager te komen
praten over een op te stellen Plan van Aanpak. Hierop heeft (de gemachtigde van) [appellant]
per email-bericht meegedeeld dat [geïntimeerde] het concept Plan van Aanpak kan opsturen, waarop
dan vervolgens door [appellant] gereageerd zal worden. In reactie hierop heeft (de gemachtigde
van) [geïntimeerde] bij email van 23 april 2015, voor zover hier van belang, het volgende
meegedeeld:
“(...) Om op de juiste wijze te kunnen voldoen aan de verplichtingen op grond van de WVP
is cliënte overgegaan tot het aanstellen van een casemanager. De casemanager dient in
overleg met uw cliënt over te gaan tot het opstellen van een Plan van Aanpak. Onderdeel van
het Plan van Aanpak zou kunnen zijn dat mediation wordt beproefd teneinde te komen tot
werkhervatting door uw cliënt. Wellicht zijn er echter ook nog andere mogelijkheden en om
na te gaan of die mogelijkheden er zijn, dient er overleg met uw cliënt plaats te vinden. (...) Ik stel vast dat uw cliënt de uitnodiging resp. het verzoek om in gesprek te gaan met de
casemanager niet is nagekomen, waardoor cliënte niet kan voldoen aan haar verplichtingen
op grond van de WVP. (...) Voor zover cliënte het loon aan uw cliënt dan ook ten onrechte
niet meer betaalt — quod non — is de weigering van uw cliënt om mee te werken aan het in
overleg tot stand komen van het Plan van Aanpak voldoende grond om te volharden in het
staken van de loonbetaling aan uw cliënt (...)”.