ECLI:NL:GHSHE:2016:130

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
HD 200.159.362_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil in de gezondheidszorg over functiebeschrijvingen

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen een groep appellanten, werkzaam als radiotherapeutisch laborant senior bij Stichting Catharinaziekenhuis (CZE), en hun werkgever over de definitieve functiebeschrijvingen die door CZE zijn vastgesteld. De appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen deze functiebeschrijvingen, omdat zij van mening zijn dat deze niet voldoen aan de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in de cao Ziekenhuizen. De kantonrechter heeft in eerste aanleg de vorderingen van de appellanten afgewezen, waarbij hij oordeelde dat CZE de juiste procedure heeft gevolgd en dat de functiebeschrijvingen aan de eisen voldoen. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld en vier grieven aangevoerd, waarbij zij onder andere betogen dat de functiebeschrijvingen onvolledig zijn en niet voldoen aan de kwaliteitseisen. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat CZE als werkgever een zekere vrijheid toekomt bij het vaststellen van functiebeschrijvingen, maar dat deze wel marginaal getoetst moeten worden aan de contractuele verplichtingen en het beginsel van goed werkgeverschap. Het hof heeft behoefte aan deskundigenadvies over de vraag of de functiebeschrijvingen voldoen aan de cao-eisen en heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.159.362/01
arrest van 19 januari 2016
in de zaak van

1.[appellante 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[appellante 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[appellante 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
5.
[appellante 5] ,
wonende te [woonplaats] ,
6.
[appellante 6] ,
wonende te [woonplaats] ,
7.
[appellante 7] ,
wonende te [woonplaats] ,
8.
[appellante 8] ,
wonende te [woonplaats] ,
9.
[appellante 9] ,
wonende te [woonplaats] ,
10.
[appellante 10] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. S.M.M. Teklenburg te Eindhoven,
tegen
Stichting Catharinaziekenhuis,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als CZE,
advocaat: mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
op het bij exploot van dagvaarding van 15 oktober 2014, hersteld bij exploot van 5 november 2014, ingeleide hoger beroep van het vonnis van 17 juli 2014, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats Eindhoven, gewezen tussen [appellanten c.s.] als eiseressen en CZE als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 2370427, rolnummer 13-12371)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het herstelexploot;
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In rov. 2.1 onder a tot en met n van het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. [appellanten c.s.] hebben geen grief gericht tegen deze feitenvaststelling. Ook door CZE zijn de door de kantonrechter vastgestelde feiten niet betwist. Deze feiten vormen daarom ook in hoger beroep het uitgangspunt. De feitenvaststelling door de kantonrechter, vernummerd tot 3.1.1 tot en met 3.1.14, luidt als volgt.
3.1.1.
[appellanten c.s.] zijn - dan wel waren - in dienst van CZE in de functie van radiotherapeutisch laborant senior. Op de arbeidsovereenkomsten is de CAO Ziekenhuizen (hierna te noemen: de cao) van toepassing.
3.1.2.
Op 3 juli 2008 zijn door CZE voorlopige functiebeschrijvingen vastgesteld voor de functies radiotherapeutisch laborant senior en radiotherapeutisch laborant medior.
3.1.3.
Op 30 juli 2008 hebben [appellanten c.s.] bij CZE bezwaar aangetekend, op nader aan te voeren gronden, tegen deze voorlopige vaststellingen (dagvaarding, productie 2).
3.1.4.
Bij brief van 23 april 2009 heeft CZE aan [appellanten c.s.] laten weten de voorlopige functiebeschrijvingen van radiotherapeutisch laborant senior en medior, als toegezonden per 3 juli 2008, vast te stellen als de definitieve functiebeschrijvingen (dagvaarding, productie 3).
3.1.5.
[appellanten c.s.] hebben CZE daarop in rechte betrokken. Zij hebben gevorderd te bepalen dat CZE, door de functiebeschrijvingen definitief vast te stellen zonder dat de Interne Bezwaren Commissie (hierna te noemen: IBC) naar aanleiding van de door [appellanten c.s.] ingediende bezwaarschriften inhoudelijk advies heeft gegeven over de voorliggende voorlopig vastgestelde functiebeschrijvingen, niet de juiste procesgang heeft gehanteerd en zij het bezwaar van [appellanten c.s.] alsnog aan de IBC moet voorleggen ter verkrijging van een inhoudelijk advies.
3.1.6.
Bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 31 maart 2011, zaaknummer/rolnummer 701511/10/7291, zijn de vorderingen van [appellanten c.s.] afgewezen.
3.1.7.
[appellanten c.s.] hebben tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
3.1.8.
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest van het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch
van 6 maart 2012, zaaknummer HD 200.089.569, is het vonnis waarvan beroep vernietigd en heeft het hof, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat CZE niet de juiste procesgang heeft gehanteerd en bepaald dat CZE het bezwaar van [appellanten c.s.] alsnog aan de IBC moet voorleggen ter verkrijging van een advies (dagvaarding, productie 4).
3.1.9.
Bij brief van 3 april 2012 heeft CZE de IBC verzocht inhoudelijk advies uit te brengen ter zake het bezwaar van [appellanten c.s.] tegen de op 3 juli 2008 aan hen uitgereikte functiebeschrijvingen. Zij heeft de IBC daarbij de daartoe van belang zijnde bescheiden doen toekomen (dagvaarding, productie 5).
3.1.10.
Nadat partijen in onderling overleg niet tot een regeling zijn gekomen, heeft op 3 april 2013 een hoorzitting in beide bezwaarschriftprocedures, zowel ten aanzien van de radiotherapeutisch laborant senior als medior, bij de IBC plaatsgevonden.
3.1.11.
In de respectieve verslagen van de hoorzitting, welke aan partijen zijn toegezonden, is onder meer opgenomen (dagvaarding, producties 9a en 9b):
“(…) aan het eind van de hoorzitting krijgen beide partijen de mogelijkheid een toelichting te geven op de inhoud van het ingediende bezwaar. Van de zitting wordt een verslag gemaakt en aan de hand van het bezwaar en de verkregen informatie tijdens de zitting stelt de commissie een advies op. Een afschrift van het verslag wordt gestuurd naar de vertegenwoordigers van de medewerkers en naar de leidinggevende. Eventuele opmerkingen op het verslag kunnen schriftelijk worden ingediend en worden als bijlage toegevoegd. De commissie brengt het advies uit aan de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur neemt daarna een definitief besluit. De vertegenwoordigers van de bezwaarmakers en leidinggevende krijgen een kopie van het advies (...).”
3.1.12.
Bij brieven van 22 april 2013 heeft de IBC haar advies uitgebracht aan (de Raad van Bestuur van) ECZ inzake het bezwaar op de voorlopig vastgestelde functiebeschrijving radiotherapeutisch laborant senior respectievelijk medior. Voor zover thans van belang staat in deze brieven vermeld (dagvaarding, producties l0a en l0b):
‘Een aantal bezwaren met betrekking tot de functiebeschrijving betreffen taken die de bezwaarmakers niet in de functiebeschrijving terugzien.
Het Catharina Ziekenhuis beschrijft in de functiebeschrijving de inhoud van de functie, zonder tot in details de veelheid van taken te benoemen. Zodoende gaat het in de functiebeschrijving over het ‘wat en niet over het hoe’. Na ampele overwegingen is de IBC op basis van het schriftelijke bezwaar en de hoorzitting, de argumenten van de bezwaarmakers en hun adviseurs/ondersteuners en de leidinggevende tot het volgende advies gekomen. De aangeboden functiebeschrijving volstaat grotendeels. De commissie adviseert de volgende aanpassingen (...)”,waarna een aantal tekstinhoudelijke aanpassingen worden opgesomd en ten aanzien van de “
Risico‘s/verantwoordelijkheid/invloed” is vermeld:
“Door de mate van zelfstandigheid in de werkzaamheden is er een reëel afbreukrisico. (...) De risico’s bij deze mate van zelfstandigheid zijn onvoldoende te herkennen in de functiebeschrijving. De commissie adviseert de risico‘s nadrukkelijker te benoemen.”
3.1.13.
Bij brieven van 17 mei 2013 heeft ECZ aan [appellanten c.s.] , voor zover thans van belang, ten aanzien van de respectieve functiebeschrijvingen laten weten (dagvaarding, producties 11a en 11b):

De Raad van Bestuur heeft kennis genomen van het advies van de IBC FWG d.d. 22 april 2013 ter zake het bezwaar. De Raad van Bestuur onderschrijft de conclusie van de IBC FWG dat de inhoud van de functie in de
beschrijving meer algemeen is beschreven en dat de aangeboden functiebeschrijving grotendeel volstaat. De Raad van Bestuur heeft besloten het advies van de IBC FWG over te nemen, zijnde het aanbrengen van enkele aanvullingen en tekstuele aanpassingen in de functiebeschrijving.
Na aanpassing van de functiebeschrijving worden alle functievervullers door het management (...) over de aangepaste functiebeschrijving geïnformeerd. De aangepaste functiebeschrijving wordt daarbij beschikbaar gesteld.
Met het overnemen van de geadviseerde aanpassingen is er geen sprake van een wezenlijke wijziging van de functiebeschrijving c.q. functie-inhoud, zodat de aangepaste functiebeschrijving daarmee door de Raad van Bestuur definitief is vastgesteld. (...)
3.1.14.
Per e-mail van 13 juni 2013, waarin onder meer is vermeld: “
Hierbij doe ik je de nieuwe functiebeschrijving (...) toekomen conform het advies tijdens de IBC procedure.”, zijn de nieuwe functiebeschrijvingen aan [appellanten c.s.] toegezonden.
3.2.1.
In de onderhavige procedure vorderen [appellanten c.s.] - zakelijk weergegeven - te verklaren voor recht dat CZE jegens hen tekort is geschoten in het nakomen van de contractuele verplichtingen en/of het beginsel van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW en te bepalen dat CZE de betreffende contractuele verplichtingen en/of het beginsel van goed werkgeverschap alsnog na dient te komen, met veroordeling van CZE in de proceskosten.
3.2.2.
Aan deze vorderingen hebben [appellanten c.s.] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. De definitief vastgestelde functiebeschrijvingen komen nog steeds onvoldoende tegemoet aan de werkzaamheden die door [appellanten c.s.] werden verricht ten tijde van de in het geding zijnde periode. De definitief vastgestelde functiebeschrijvingen voor de functies radiotherapeutisch laborant senior en radiotherapeutisch laborant medior voldoen niet aan de eisen zoals de conform de FWG (het Protocol FunctieWaardering Gezondheidszorg) van toepassing zijn als gevolg waarvan deze functiebeschrijving niet in stand kunnen worden gelaten en opnieuw - conform de daartoe voorgeschreven, transparante, procedure(s) - dient te worden vastgesteld.
3.2.3.
CZE heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.3.1.
In het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter vooropgesteld dat CZE heeft gehandeld als bepaald in het (hiervoor in rov. 3.1.8 genoemde) arrest. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat niet is gebleken dat de IBC de (in de cao voorgeschreven) procedure niet correct heeft gevolgd. Over hetgeen [appellanten c.s.] hebben aangevoerd ten aanzien van de inhoudelijke beoordeling van de functiebeschrijvingen door de IBC - en meer in het bijzonder hetgeen zij hebben aangevoerd ter zake de kwaliteitseisen -, heeft de kantonrechter zich niet uitgelaten, om reden dat de inhoudelijke beoordeling van de functiebeschrijvingen ingevolge de cao is voorbehouden aan de IBC en in de onderhavige procedure dan ook niet ter toetsing voorligt. De kantonrechter heeft overwogen dat CZE het advies van de IBC integraal heeft overgenomen. Ook heeft de kantonrechter geoordeeld dat niet gezegd kan worden dat CZE door, onder verwijzing naar de cao voortvloeiende mate van vrijheid voor CZE een vorm van functiebeschrijving te kiezen, het standpunt in te nemen dat de functiebeschrijvingen voldoen aan de daaraan ingevolge de cao gestelde kwaliteits(eisen) onzorgvuldig heeft gehandeld jegens [appellanten c.s.] Dat de betreffende functieomschrijvingen problemen opleveren ten aanzien van het competentieprofiel is geenszins komen vast te staan en evenmin is komen vast te staan dat met de betreffende functieomschrijvingen niet op correcte wijze invulling kan worden gegeven aan het functie- en beoordelingsbeleid, aldus de kantonrechter. Ten slotte heeft de kantonrechter overwogen dat voor zover [appellanten c.s.] stellen dat CZE onduidelijkheid heeft veroorzaakt, deze stelling hen niet kan baten, omdat het in het vonnis waarvan beroep geschetste feitenrelaas geen plaats laat voor de vermeende onduidelijkheid aan de zijde van [appellanten c.s.]
3.3.2.
Op grond van het voorgaande heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellanten c.s.] afgewezen en [appellanten c.s.] in de proceskosten veroordeeld.
3.4.
[appellanten c.s.] hebben in hoger beroep vier grieven aangevoerd. De grieven 1 tot en met 3 hebben betrekking op de hiervoor in rov. 3.3.1 weergegeven motivering van de kantonrechter; grief 4 heeft geen zelfstandige betekenis. [appellanten c.s.] hebben geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot het alsnog toewijzen van hun vorderingen.
3.5.
Het partijdebat gaat zowel over de inhoud van de door CZE definitief vastgestelde functiebeschrijvingen als over het proces dat is gevolgd om te komen tot deze functiebeschrijvingen. Uit de memories maakt het hof op dat de kern van het geschil de inhoud van de functiebeschrijvingen betreft. [appellanten c.s.] hebben naar voren gebracht: ‘Relevant is enkel en alleen of de functiebeschrijvingen voldoen aan de kwaliteitseisen. Alleen dat kader biedt immers antwoord op de vraag of het ziekenhuis de contractuele verplichtingen en/of het beginsel van goed werkgeverschap jegens [appellanten c.s.] is nagekomen’ (memorie van grieven, onder 9). CZE heeft opgemerkt: ‘Over het proces om te komen tot de inhoudelijke functiebeschrijving kan eindeloos discussie worden gevoerd, maar dat raakt niet de kern van het debat. Wat het CZE betreft gaat het om de inhoud van de functie(omschrijving) en niet om de eindeloze discussie over het proces’ (memorie van antwoord, onder 2.6).
3.6.
Wat de inhoud van de functiebeschrijvingen betreft, stelt het hof voorop dat CZE als werkgever een zekere mate van vrijheid toekomt om de functiebeschrijvingen van haar werknemers, in dit geval voor de functies radiotherapeutisch laborant senior en radiotherapeutisch laborant medior, vast te stellen. Het is daarom niet aan het hof om zich op de plaats van CZE te stellen en de vaststelling van de functiebeschrijvingen “vol” te toetsen, dat wil zeggen te beoordelen of het een beslissing in dezelfde zin dan wel in een andere zin juist acht. Het hof mag en moet de functiebeschrijvingen wel “marginaal” toetsen: met inachtneming van de aan CZE toekomende vrijheid, beoordelen of CZE haar contractuele verplichtingen en het beginsel van goed werkgeverschap jegens [appellanten c.s.] heeft nageleefd.
3.7.1.
Tussen partijen staat vast dat het relevante beoordelingskader ter zake van de functiebeschrijvingen is vervat in Bijlage D van de cao, bestaande uit het Protocol FunctieWaardering Gezondheidszorg.
Voor zover thans van belang is in dit protocol als volgt bepaald (dagvaarding, productie 13):

Artikel 1.2 Uitgangspunten FWG®
1. Basis voor de (her)indeling is de daadwerkelijk uitgeoefende functie, vastgelegd in een functiebeschrijving die voldoet aan de door cao-partijen vastgestelde kwaliteitseisen. (...)
Artikel 1.3 functiebeschrijving en kwaliteitseisen
1. De inhoud van de functiebeschrijving en de kwaliteitseisen waaraan de functiebeschrijving dient te voldoen en welke door cao-partijen zijn vastgesteld, zijn opgenomen in Bijlage E van de Cao Ziekenhuizen 1999-2001.
2. Binnen deze kwaliteitseisen is de werkgever vrij zelf een vorm van functiebeschrijvingen te kiezen, die aansluit bij de instellingsvoorkeuren en –wensen.
3.7.2.
In de hiervoor in rov. 3.7.1 vermelde Bijlage E is, voor zover thans van belang, bepaald (dagvaarding, productie 14):

A.4. Kwaliteitseisen te stellen aan functie-beschrijvingen en de wijze van het beschrijven van functies
1. Vooraf
De functiebeschrijvingen moeten een goed beeld geven van de op het moment van beschrijven binnen de organisatie (...) uitgeoefende functies. Belangrijk daarbij is dat functies weliswaar op zich staande samenvoegingen van taken en verantwoordelijkheden zijn, maar doordat ze in organisatorisch verband worden uitgeoefend sterk aan elkaar zijn gerelateerd/sterk van elkaar afhankelijk zijn. (...)
2. Inhoud
De functiebeschrijving moet informatie bevatten over:
a. Plaats in de organisatie
(...)
b. Functie-inhoud
De functie-inhoud moet duidelijk en volledig omschreven worden. Dit hoeft echter niet te leiden tot eindeloze opsommingen. (…)
c. Relevante toelichtingen ten aanzien van de waarderingsgezichtspunten
FWG is gebaseerd op een analytische puntenmethode die een veelheid van aspecten binnen een functie waardeert. De aspecten zijn gegroepeerd in de volgende gezichtspunten:
- kennis
- zelfstandigheid
- sociale vaardigheden
- risico‘s, verantwoordelijkheden en invloed
- uitdrukkingsvaardigheid
- bewegingsvaardigheid
- oplettendheid
- overige functie-eisen
- inconveniënten
(…)
ad b. Functie-inhoud
De functie-inhoud moet duidelijk en volledig worden omschreven. Hoewel dit deel van de beschrijving van zeer groot belang is, hoeft een en ander niet breedsprakig te worden uitgeschreven. (...)
ad c. Relevante toelichtingen ten aanzien van de waarderingsgezichtspunten
Bij het deel relevante toelichtingen is vooral het aangeven van relevante zaken van belang. Zeer voor de hand liggende zaken en/of zaken die rechtstreeks voortvloeien uit de taken en verantwoordelijkheden hoven niet herhaald of aangegeven te worden. (…)
3. Kwaliteitseisen
Een functiebeschrijving moet kort en helder de actuele lokale situatie weergeven. De set functiebeschrijvingen van de organisatorische eenheid (...) moet een volledig beeld geven van de activiteiten van de organisatorische eenheid inclusief werkverdeling daarbinnen.
3.8.
[appellanten c.s.] stellen zich op het standpunt dat de in geding zijnde functiebeschrijvingen (zie productie 12a en 12b bij de inleidende dagvaarding) niet voldoen aan de kwaliteitseisen die zijn beschreven in de hiervoor in rov. 3.7.2 weergeven Bijlage E (zie de toelichting bij grief 1 in de memorie van grieven, onder 7). Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen zij naar de inhoud van punt 13 van de inleidende dagvaarding en de producties 6a, 6b, 7a, 7b en 8 bij de inleidende dagvaarding. [appellanten c.s.] zijn van oordeel dat deze functiebeschrijvingen onvolledig zijn. De functie-inhoud en de relevante toelichtingen ten aanzien van de waarderingsgezichtspunten - zijnde informatie die een functiebeschrijving op grond van punt 2 van paragraaf A4 van bijlage E dient te bevatten - zoals die zijn opgenomen in de functiebeschrijvingen voldoen niet aan de daarvoor geldende normen en uitgangspunten, aldus [appellanten c.s.]
3.9.
CZE heeft vorenstaand standpunt van [appellanten c.s.] gemotiveerd betwist. Zij stelt dat zij binnen het kader die bijlage E geeft de functiebeschrijving invulling heeft gegeven en dat aan alle criteria is voldaan, waarbij de functiebeschrijvingen beantwoorden aan de instellingsvoorkeuren en instellingswensen (memorie van antwoord, onder 2.6 e.v.). Zij weerspreekt dat de functiebeschrijvingen onvolledig zijn (memorie van antwoord, onder 2.9 e.v.).
3.10.
Ten aanzien van het inhoudelijke geschilpunt van partijen heeft het hof behoefte aan voorlichting door een deskundige op het gebied van personeelszaken (HRM). De te benoemen deskundige beschikt bij voorkeur over expertise ten aanzien van het beschrijven van functies als de onderhavige binnen ziekenhuizen. Het hof is voornemens de deskundige (in elk geval) onderzoek te laten verrichten naar de door [appellanten c.s.] aan de orde gestelde vragen. Het gaat dan in het bijzonder om de vraag of de functiebeschrijvingen in overeenstemming zijn met hetgeen is bepaald in Bijlage D en Bijlage E van de cao. Ook de vraag of de functiebeschrijvingen onvolledig zijn, zal kunnen worden gesteld.
Voor zover [appellanten c.s.] met grief 2 hebben bedoeld te klagen over de zorgvuldigheid van de procedure bij de IBC, is het hof van oordeel dat [appellanten c.s.] geen belang meer heeft bij beoordeling van die grief, nu het hof een deskundigenbericht zal laten uitbrengen.
3.11.
Partijen kunnen zich bij akte uitlaten over het aantal, de deskundigheid en - bij voorkeur eensluidend - de persoon van de te benoemen deskundige(n). Voorts kunnen partijen suggesties doen over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen. Partijen kunnen bij antwoordakte vervolgens reageren op elkaars akte.
3.12.
Het hof is voornemens de kosten van de deskundige(n) te brengen ten laste van [appellanten c.s.] als eisende partij (artikel 195 Rv).
3.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 2 februari 2016 voor akte aan de zijde van beide partijen als bedoeld in rov. 3.11, waarna partijen bij antwoordakte op elkaars akte kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, M. van Ham en J.P. de Haan en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2016.
griffier rolraadsheer