In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in Somalië in 1970, was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen en/of afleveren van ongeveer 2.000 gram qat, een middel als bedoeld in de Opiumwet. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde een strafmaatverweer aan.
Het hof heeft vastgesteld dat de tenlastelegging in de oproeping voor de terechtzitting afweek van de eerdere strafbeschikking. De officier van justitie had de mogelijkheid om de strafbeschikking te wijzigen, maar heeft dit niet gedaan. Hierdoor was er sprake van een inbreuk op de beginselen van een goede procesorde. Het hof oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de strafvervolging. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en de eerder uitgevaardigde strafbeschikking werd ook vernietigd.
De beslissing van het hof was dus dat de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn strafvervolging, wat een belangrijke uitspraak is met betrekking tot de waarborgen van een eerlijk proces.