Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
gevestigd en kantoorhoudende te [geïntimeerde] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr./rolnr. 2408207 CV EXPL 13-6618)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
3.De beoordeling
- dat een boventallig werknemer bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst een vergoeding ontvangt op grond van de kantonrechtersformule waarbij factor C is bepaald op 0,85, waarvan 0,10 kan worden aangewend als bedoeld in artikel 6.3. (artikel 6.1.);
- dat een ontslagvergoeding niet hoger zal zijn dan de theoretisch te verwachten inkomstenderving tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd, waarbij wordt uitgegaan van mogelijke WW-, IO(A)W- of (pre)pensioenuitkeringen (artikel 6.2); en
- dat voor werknemers vanaf 60 jaar geen aanvullende regeling geldt met betrekking tot de aanwending of uitkering van het bedrag gebaseerd op factor 0,1 omdat zij in de regel in aanmerking komen voor de anticumulatieregeling van artikel 6.2. en/of de ouderenregeling (artikel 6.3.).
- voor zover in artikel 6.3. van het sociaal plan is bepaald dat voor boventallige werknemers in de leeftijdscategorie vanaf 60 jaar geen aanvullende regeling geldt, omdat deze medewerkers in de regel in aanmerking komen voor de anticumulatieregeling van artikel 6.2. en/of de regeling van artikel [
hof:] 8 (ouderenregeling).
€ 77.000,00 bruto. In de toelichting op deze grieven heeft [appellant] , samengevat, betoogd dat zijn inkomensschade over de periode van 1 augustus 2013 tot 5 november 2016 een bedrag van € 68.188,00 bruto zal zijn en uitgaande van 5 december 2016 (de dag waarop hij op grond van het wetsvoorstel Versnelde verhoging AOW-leeftijd de AOW-gerechtigde leeftijd zal bereiken) € 70.432,00 zal bedragen. Een schadevergoeding van € 77.000,00 bruto, zoals door de kantonrechter toegekend en inmiddels door Dycore voldaan, is in de gegeven omstandigheden geenszins toereikend om de door [appellant] als gevolg van de opzegging geleden schade te compenseren. Deze omvat niet alleen inkomensschade, maar ook pensioenschade en het toegewezen bedrag van € 77.000,00 bruto doet onvoldoende recht aan de specifieke situatie van [appellant] . Daarom dient een schadevergoeding te worden toegekend gelijk aan de niet gemaximeerde vergoeding van het sociaal plan: € 138.433,66 bruto, aldus [appellant] .
€ 54.820,74 bruto, te vermeerderen met € 4.216,98 bruto per jaar dat [appellant] ouder zal worden dan 78 jaar. [appellant] heeft minder tijd en minder mogelijkheid om deze pensioenschade te kunnen repareren en Dycore heeft hiervoor geen enkele voorziening in het sociaal plan willen bieden.
werknemer” moest blijven deelnemen aan de pensioenregeling om aanspraak te kunnen maken op prepensioen (voorwaardelijk pensioen), maar dat sluit niet uit dat hij ook had kunnen kiezen om na zijn dienstverband een WW-uitkering aan te vragen. Dycore heeft de twee keuzemogelijkheden en de gevolgen daarvan duidelijk toegelicht in het overzicht van berekeningen.
€ 68.188,00 bruto aan [appellant] , een vergoeding hebben uitgekeerd in overeenstemming met de aard en de ernst van haar tekortkoming.