ECLI:NL:GHSHE:2016:1248

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 april 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
20-004039-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mensenhandel en ontucht met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor mensenhandel en het bewegen van een minderjarige tot het plegen van ontucht. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens schending van de redelijke termijn, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn niet leidde tot niet-ontvankelijkheid, maar dat het wel aanleiding gaf tot strafvermindering. De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, het bewegen van een minderjarige tot ontucht, omdat niet bewezen kon worden dat hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer minderjarig was. Het hof achtte het eerste feit, mensenhandel, wel bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met een strafvermindering van 2 maanden wegens de schending van de redelijke termijn. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, het slachtoffer, ter hoogte van € 2.000,- voor immateriële schade. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en oordeelde dat de verdachte ernstig inbreuk had gemaakt op de integriteit van een minderjarig meisje.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-004039-13
Uitspraak : 5 april 2016
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 2 december 2013 in de strafzaak met parketnummer 01-845233-12 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – mensenhandel, in vereniging en meermalen gepleegd (feit 1) en een minderjarige bewegen tot het plegen / dulden van ontucht, meermalen gepleegd, (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
Voorts heeft de rechtbank beslist over schadevergoeding voor de benadeelde partij [slachtoffer] .
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging wegens schending van de redelijke termijn. Subsidiair heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit. Meer subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring of tot afwijzing. Subsidiair heeft zij betoogd dat deze kan worden toegewezen overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met 20 juni 2012 te Oss en/of Teeffelen en/of Lith en/of/althans (elders) in Nederland en/of in Duitsland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
(lid 1, onder 2) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft geworven en/of vervoerd en/of overgebracht en/of gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt; en/of
(lid 1, onder 5) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling dan wel ten aanzien van die [slachtoffer] enige handeling heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van die handelingen, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt; en/of
(lid 1, onder 8) opzettelijk voordeel heeft/hebben getrokken uit seksuele handelingen van
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) met of voor een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt;
hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (immers) (in of omstreeks voornoemde periode)
- voornoemde [slachtoffer] vanuit Roemenië naar Nederland over gebracht/over doen brengen; en/of
- die [slachtoffer] gezegd/voorgehouden dat zij in Nederland geld zou kunnen/gaan verdienen (zonder te vermelden dat zij zich (daarbij dan) zou moeten (gaan) prostitueren); en/of
- ( voor) voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft/geregeld; en/of
- een liefdesrelatie met die [slachtoffer] aangegaan/onderhouden; en/of
- die [slachtoffer] onder druk gezet en/of dreigende/agressieve taal jegens die [slachtoffer] geuit en/of gedreigd die [slachtoffer] te slaan; en/of
- voornoemde [slachtoffer] verzocht/bewogen in de prostitutie te gaan; en/of
- voornoemde [slachtoffer] instructies gegeven betreffende de wijze waarop zij de (prostitutie)werkzaamheden moest uitvoeren; en/of
- voornoemde [slachtoffer] opgedragen/bewogen om zonder betaling (meermaals) seksuele handelingen te verrichten en/of te ondergaan met verdachte en/of zijn mededader(s) en/of een of meer derde(n), waaronder het (meermaals) seksueel binnendringen bij die [slachtoffer] door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en/of een of meer derde(n), (met [onder meer] het kennelijke doel die [slachtoffer] seksuele ervaring te laten op doen; en/of
- ( een) (seks)advertentie(s) betreffende die [slachtoffer] opgemaakt en/of op internet geplaatst; en/of
- ( kinder)(porno)(foto)grafische afbeeldingen van die [slachtoffer] gemaakt ten behoeve van de werving van (prostitutie)klanten voor die [slachtoffer] ; en/of
- die [slachtoffer] een vals/onjuist identiteitsbewijs verschaft (waarop is vermeld dat zij meerderjarig is); en/of
- die [slachtoffer] gehuisvest op een afgelegen plek (te weten (een) camping [camping] ), in een caravan/(klein) chalet) tezamen met een of meer (andere) vrouw(en) die in de prostitutie werkzaam waren/was of zoud(en) zijn en onder toezicht van/tezamen met/in (duurzame) aanwezigheid van verdachte en/of een van zijn mededader(s) (die een liefdesrelatie met (een) (van) die andere vrouwen onderhield); en/of
- het identiteitsbewijs van die [slachtoffer] ingenomen, althans (enige tijd) onder zich gehouden; en/of
- de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer] georganiseerd/gecoördineerd/ gecontroleerd; en/of
- ( meermaals) afspraken met klanten gemaakt over de prijs van en locatie voor de (prostitutie)werkzaamheden van die [slachtoffer] ; en/of
- ( werk)kleding en/of accessoires en/of make-up aan die [slachtoffer] verstrekt en/of de nagels van die [slachtoffer] verzorgd/gedaan; en/of
- een telefoon aan die [slachtoffer] verstrekt ten behoeve van (de organisatie rond) haar prostitutiewerkzaamheden; en/of
- het/de telefoon(verkeer) van die [slachtoffer] gecontroleerd; en/of
- condooms aan die [slachtoffer] verstrekt; en/of
- die [slachtoffer] (plastic) kapjes verstrekt opdat/zodat zij haar (prostitutie)werkzaamheden tijdens haar menstruatie(periode) zou/kon blijven uitoefenen; en/of
- die [slachtoffer] gedwongen/bewogen seks met haar klanten te hebben zonder condoom; en/of
- ( meermaals) die [slachtoffer] naar een prostitutieplek vervoerd en/of van een prostitutieplek naar de verblijfplaats van die [slachtoffer] vervoerd; en/of
- voornoemde [slachtoffer] in een slechte/moeilijke financiële positie gebracht; en/of
- ( meermaals) die [slachtoffer] gedreigd haar naar Roemenië terug te sturen en/of te slaan omdat die [slachtoffer] een klant had geweigerd; en/of
- die [slachtoffer] gedwongen/bewogen een (groot/aanmerkelijk) deel van haar verdiensten uit de prostitutie aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) af te staan/dragen;
2:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2012 tot en met
20 juni 2012 te 's-Hertogenbosch en/of Oss en/of Lith, althans in Nederland een of meermalen door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten als (toekomstig) pooier, althans werkverschaffer, althans als volwassene (ten opzichte) (van [slachtoffer] ), een (minderjarig) persoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen ontuchtige handelingen (waaronder anale en/of vaginale geslachtsgemeenschap, althans seksueel binnendringen van die [slachtoffer] ), te plegen of zodanige handelingen van verdachte te dulden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie
niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging wegens schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Dit verweer faalt reeds op de grond dat volgens vaste jurisprudentie een overschrijding van de redelijke termijn – waaronder de inzendingstermijn mede is begrepen – niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Regel is dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door de vermindering van de op te leggen straf.
Het hof verenigt zich met de genoemde jurisprudentie. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de strafvervolging.
Vrijspraak feit 2
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan wordt vrijgesproken. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Aan verdachte is onder 2 het delict van artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht ten laste gelegd, te weten: een minderjarige bewegen tot het plegen / dulden van ontucht, of kort gezegd: seksuele verleiding. Voor een bewezenverklaring van dit delict is onder meer vereist dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. Anders dan bij de onder 1 ten laste gelegde mensenhandel als bedoeld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is de leeftijd van het slachtoffer in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht dus geen geobjectiveerd bestanddeel van het delict.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt. Dat er bewijs is dat verdachte seks met deze minderjarige heeft gehad en dat andere betrokkenen in deze strafzaak wisten dan wel onderling hebben gesproken over haar (jonge) leeftijd (16), doet aan het voorgaande niet af. Verdachte moet derhalve van dit feit worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in of omstreeks de maand april 2012 te Oss en/of elders in Nederland
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft vervoerd en gehuisvest, met het oogmerk van uitbuiting van die [slachtoffer] , terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt; en
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) ertoe heeft gebracht zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling, terwijl die [slachtoffer] de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt;
hebbende hij, verdachte, in of omstreeks voornoemde periode
- ( voor) voornoemde [slachtoffer] onderdak verschaft/geregeld; en
- voornoemde [slachtoffer] bewogen om zonder betaling seksuele handelingen te verrichten met verdachte waaronder het meermaals seksueel binnendringen bij die [slachtoffer] door hem, verdachte; en
- afspraken met klanten gemaakt voor de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] .
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft – voor zover thans nog van belang – vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
De verklaringen van [slachtoffer] zijn onbetrouwbaar, ongeloofwaardig en innerlijk tegenstrijdig. Deze verklaringen worden bovendien niet ondersteund door enig ander bewijs. Ook overigens is er onvoldoende bewijs voor het (mede)plegen van mensenhandel, aldus de verdediging.
Het hof stelt vast dat [slachtoffer] bij de politie heeft verklaard dat verdachte haar naar het eerste adres heeft gebracht waar zij woonde, dat zij seks met verdachte heeft gehad en dat verdachte twee klanten heeft aangebracht. [slachtoffer] heeft deze verklaringen bij de rechter-commissaris bevestigd. Haar verklaringen vinden op hoofdlijnen bovendien voldoende steun in de overige bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte] en de getuige [getuige] . Het hof ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd dan ook geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en de geloofwaardigheid van de verklaringen van [slachtoffer] . Het hof heeft daarom deze verklaringen gebruikt voor het bewijs. Hetgeen overigens nog door de verdediging naar voren is gebracht brengt het hof niet tot een ander oordeel.
Voor het overige vindt het door de verdediging gevoerde bewijsverweer zijn weerlegging reeds in de door het hof gebruikte bewijsmiddelen, zodat dit geen nadere bespreking behoeft.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl de persoon ten aanzien van wie het feit wordt gepleegd, de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte slechts een klein aandeel heeft gehad in het ten laste gelegde, alsmede dat sprake is van schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM, zodat strafvermindering op zijn plaats is. Volgens de verdediging kan aldus worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zijnde 305 dagen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensenhandel, door een 16-jarig Roemeens meisje dat vanuit Roemenië naar Nederland was gekomen, naar Oss te vervoeren, haar aldaar te huisvesten, meermalen seks met haar te hebben en haar ertoe te bewegen prostitutiewerkzaamheden te verrichten met anderen.
Verdachte heeft aldus op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de kwetsbaarheid en op de psychische en lichamelijke integriteit van een minderjarig meisje. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van mensenhandel daar nog jarenlang last van kunnen ondervinden.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op het vorenstaande en de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Met betrekking tot de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM overweegt het hof als volgt.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
Deze termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het openbaar ministerie het ernstig voornemen had tegen hem een strafvervolging in te stellen. In het onderhavige geval moet de termijn worden gerekend vanaf de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld, zijnde 23 juli 2012.
Het hof stelt vast dat tussen het moment waarop verdachte in verzekering is gesteld en het moment waarop de rechtbank eindvonnis heeft gewezen, te weten op 2 december 2013, een periode is gelegen van minder dan 16 maanden. Het hof stelt voorts vast, dat tussen de dag waarop verdachte hoger beroep heeft ingesteld – 11 december 2013 – en de dag waarop het dossier bij het hof is binnengekomen – 1 augustus 2014 – een periode ligt van minder dan 8 maanden. In zoverre is er derhalve geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn.
Voor de procedure in hoger beroep ligt dit echter anders. Het hof komt namelijk niet binnen twee jaren nadat het hoger beroep is ingesteld tot een einduitspraak, waarbij is op te merken dat in hoger beroep een ruimere termijn dan in eerste aanleg geldt, omdat verdachte in hoger beroep niet meer in voorlopige hechtenis verkeerde. In hoger beroep is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met bijna 4 maanden, terwijl het hof geen bijzondere omstandigheden aanwezig acht die deze overschrijding rechtvaardigen.
Deze overschrijding dient te leiden tot strafvermindering. Zonder schending van de redelijke termijn zou een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal worden volstaan met het opleggen van de hierna aan te geven straf.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld ter zake van het onder 1 ten laste gelegde, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 37.375,-, bestaande uit een bedrag van € 16.875,- ter zake van materiële schade (45 dagen maal 3 klanten per dag maal € 125,-) en een bedrag van (in totaal) € 20.500,- ter zake van immateriële schade. Het hof begrijpt dat de posten immateriële schade ten gevolge van seksueel misbruik door [voornaam medeverdachte] (medeverdachte [medeverdachte] ) ad € 3.500,- alleen in diens strafzaak wordt gevorderd, met gevolg dat in de onderhavige strafzaak resteert een bedrag van € 15.000,- ter zake van immateriële schade ten gevolge van gedwongen prostitutie als minderjarige gedurende 45 dagen en een bedrag van € 2.000,- ter zake van immateriële schade ten gevolge van seksueel misbruik door verdachte.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.250,-, bestaande uit een bedrag van € 250,- (2 x € 125,-) ter zake van materiële schade en een bedrag van € 2.000,- ter zake van immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij
[slachtoffer] als gevolg van verdachtes onder 1 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, bestaande uit immateriële schade, tot het bedrag van € 2.000,-. In zoverre heeft de verdediging zich, als subsidiair standpunt, ook niet verweerd tegen toewijzing van de vordering. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof is van oordeel dat voor het overige de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, aangezien een nader onderzoek nodig zou zijn om de hoogte van de schadevergoeding te kunnen vaststellen.
De benadeelde partij kan daarom thans in zoverre in de vordering niet worden ontvangen en kan dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof ziet aanleiding te dezer zake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden. Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis;

vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. M. Rutgers, voorzitter,
mr. J. Platschorre en mr. P.J. Hödl, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes, griffier,
en op 5 april 2016 ter openbare terechtzitting uitgesproken.