ECLI:NL:GHSHE:2016:1242

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
200.142.466/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begeleide omgangsregeling tussen vader en minderjarige dochter met dwangsom bij niet-naleving

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2011. De vrouw, de moeder van het kind, heeft zich verzet tegen de omgang en heeft geen medewerking verleend aan de voorgestelde begeleide omgangsregeling in het omgangshuis. Het hof heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 2 april 2015, al bepaald dat er een omgangsregeling kon worden vastgesteld, ondanks de belemmeringen van de vrouw. De vrouw heeft echter geen vertrouwen in het traject en heeft slechts eenmaal een gesprek gehad met het omgangshuis.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 februari 2016 zijn zowel de vrouw als de man gehoord, evenals de bijzondere curator en de raad. De rapportage van het omgangshuis geeft aan dat de man zijn dochter inmiddels heeft erkend, maar dat de vrouw zich blijft verzetten tegen omgang. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw zonder geldige reden niet heeft meegewerkt aan de uitvoering van de omgangsregeling en dat dit het contact tussen de man en zijn dochter frustreert.

Het hof heeft besloten dat de man gerechtigd is tot begeleide omgang met zijn dochter in het omgangshuis, waarbij de verdere invulling in overleg met de betrokken partijen zal plaatsvinden. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 100,- per keer dat de vrouw weigert om aan de oproep van de Stichting De Combinatie gevolg te geven, met een maximum van € 2.500,-. De verdere behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 4 augustus 2016, met het verzoek aan de Stichting De Combinatie om een rapport over het verloop van de begeleide omgang te overleggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
Uitspraak: 31 maart 2016
Zaaknummer: 200.142.466/01
Zaaknummer eerste aanleg: 247331 / FA RK 12-2519
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.M.M. Mikkers,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Smeets.

9.De beschikking van 2 april 2015

Bij die beschikking heeft het hof:
- de bestreden beschikking van de rechtbank ’s-Hertogenbosch (naar het hof begrijpt: Oost-Brabant) van 19 november 2013 bekrachtigd, voor zover daarbij aan de man vervangende toestemming is verleend tot erkenning van [minderjarige] en voor zover daarbij is bepaald dat de man gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] , in het omgangshuis te [vestigingsplaats] van de Stichting De Combinatie, waarbij de verdere invulling zou geschieden in nader overleg tussen partijen en de Stichting De Combinatie;
- partijen bevolen gevolg te geven aan de oproep van de Stichting De Combinatie om in overleg te treden over de concrete uitwerking van voormelde begeleide omgangsregeling en hen bevolen mee te werken aan de uitvoering van die regeling;
- de verdere behandeling van de zaak, voor zover het de omgangsregeling betreft, pro forma aangehouden tot 6 augustus 2015.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vrouw, bijgestaan door mr. Mikkers;
-de man, bijgestaan door mr. Smeets;
- de bijzondere curator [de bijzondere curator] ;
- de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] .
10.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het faxbericht met bijlagen van de Stichting Combinatie Jeugdzorg d.d. 7 september 2015;
- het faxbericht met bijlage van de Stichting Combinatie Jeugdzorg d.d. 16 september 2015;
- de brief van de advocaat van de man d.d. 25 september 2015;
- het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 6 oktober 2015;
- de brief van de bijzondere curator d.d. 8 oktober 2015;
- het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 15 februari 2016.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Uit de rapportage van het omgangshuis blijkt dat de man [minderjarige] inmiddels officieel heeft erkend.
Verder blijkt uit die rapportage dat er inmiddels twee gesprekken met de man hebben plaatsgevonden en één gesprek met de vrouw. Bij de vrouw is geen enkele basis van vertrouwen waargenomen in het traject voor contact tussen [minderjarige] en de man. De vrouw staat niet achter het traject. Haar visie op wat [minderjarige] in deze situatie nodig heeft verschilt in grote mate van de visie van het omgangshuis, de raad en het hof.
Het omgangshuis verwacht niet dat de vrouw op vrijwillige basis tot een commitment komt met de man en [minderjarige] zal motiveren de man te leren kennen in het omgangshuis.
Het omgangshuis verwacht ook niet dat extra dwang de vrouw zal helpen om tot een dergelijk commitment te komen. Het omgangshuis acht het noodzakelijk dat de vrouw hulpverlening krijgt om in het belang van [minderjarige] het traject bij het omgangshuis aan te kunnen gaan. Op dit moment kan het omgangshuis de opdracht van het hof niet uitvoeren.
11.2.
De raad heeft ter zitting verklaard dat het beschermingsonderzoek van [minderjarige] inmiddels is afgerond. Het rapport is nog niet gereed. De raad is voornemens bij de rechtbank een verzoek in te dienen tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
De raad is van mening dat er in het belang van [minderjarige] begeleide omgang moet komen tussen haar en de man. Een aan te stellen gezinsvoogd kan dit traject ondersteunen.
11.3.
De vrouw heeft in haar schriftelijke reactie op de rapportage van het omgangshuis, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende naar voren gebracht. De vrouw kan op dit moment geen emotionele toestemming geven aan [minderjarige] voor omgang met de man. De vrouw heeft zich tot de hulpverlening gewend om te werken aan draagvlak bij zichzelf voor die omgang. De vrouw had overigens al hulp sinds de man tegen de vrouw is gaan procederen. De vrouw staat momenteel op de wachtlijst voor gespecialiseerde GGZ-hulpverlening. Hulpverlening uit de eerste lijn bood onvoldoende soelaas.
Het omgangshuis heeft geadviseerd dat de vrouw een termijn krijgt van een half jaar of een jaar waarin zij aan de slag gaat met een psycholoog en eventueel aanvullende hulpverlening. Het advies van het omgangshuis aan de man is om tijdens deze periode rust te betrachten en geen nieuwe procedures op te starten. De man stelt zich evenwel niet terughoudend op.
Hij heeft inmiddels een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over [minderjarige] .
De verhoudingen tussen partijen zijn hierdoor verscherpt. De psycholoog van de vrouw heeft aangegeven dat door deze nieuwe ontwikkelingen, waaronder ook een mogelijke ondertoezichtstelling van [minderjarige] , de kleine stappen vooruit van de vrouw teniet worden gedaan.
De vrouw is van mening dat een gedwongen omgang tussen de man en [minderjarige] in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] .
Oplegging van een dwangsom acht de vrouw niet in het belang van [minderjarige] , nu de vrouw een uitkering heeft.
11.4.
De man heeft in zijn schriftelijke reactie op de rapportage van het omgangshuis, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende naar voren gebracht. [minderjarige] is thans vier jaar oud en de man heeft zijn kind nog nooit gezien. De man weet niets van het leven van [minderjarige] noch hoe het met haar gaat op school. De vrouw heeft zich eerder nooit tot de hulpverlening willen wenden en heeft alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat de man geen band kan opbouwen met [minderjarige] . Er zijn geen contra-indicaties ten aanzien van de man. De man heeft zijn recht op omgang met [minderjarige] nog steeds niet kunnen effectueren en hij heeft daarvan veel last.
In de beschikking van 2 april 2015 heeft het hof geoordeeld dat er reeds een omgangsregeling kon worden vastgesteld, terwijl de vrouw - met behulp van professionele hulpverlening - aan haar belemmeringen werkte. Daarvan is niets terechtgekomen.
Het omgangshuis heeft tegenover de man niet kenbaar gemaakt dat hij moest stoppen met procederen. De man vindt het advies van het omgangshuis dat hij geduld moet betrachten onbegrijpelijk. Hij wacht al bijna vijf jaren. De man heeft er geen vertrouwen meer in dat de vrouw zal meewerken aan omgang tussen de man en [minderjarige] . Ook hulpverlening zal de vrouw hier niet toe brengen. Uit de verklaring van de psycholoog van de vrouw blijkt dat de vrouw de problemen niet bij zichzelf zoekt. Zij heeft ook geen hulpvraag.
De man verzoekt het hof opnieuw een begeleid omgangstraject tussen de man en [minderjarige] op te leggen. De vrouw dient daaraan haar medewerking te verlenen, op straffe van een dwangsom van in totaal maximaal € 10.000,-.
Tevens verzoekt de man het hof te bepalen dat de vrouw de man eenmaal in de drie maanden een foto stuurt van [minderjarige] en de man informeert over het dagelijks leven van [minderjarige] en haar vorderingen op school.
Ten slotte verzoekt de man het hof te bevelen dat het raadsrapport inzake het beschermingsonderzoek van [minderjarige] in de onderhavige procedure wordt gebracht.
11.5.
De bijzondere curator heeft - kort samengevat - kenbaar gemaakt dat de berichten van het omgangshuis haar zorgen baren. Voor de ontwikkeling van [minderjarige] is het van belang dat er omgang komt tussen [minderjarige] en de man. Tegenover de bijzondere curator heeft de vrouw in gesprekken het standpunt ingenomen dat zij geen medewerking zal verlenen aan omgang tussen de man en [minderjarige] . Professionele hulpverlening heeft de vrouw kennelijk niet tot andere inzichten kunnen brengen. De bijzondere curator heeft grote twijfels over de vraag of verdere hulpverlening aan de vrouw - ook gespecialiseerde GGZ-hulp - ertoe zal leiden dat de vrouw het traject bij het omgangshuis zal kunnen aangaan. De bijzondere curator vreest dat de vrouw zich zal blijven verzetten tegen omgang tussen de man en [minderjarige] . De bijzondere curator is van mening dat de situatie van [minderjarige] nog steeds zeer zorgelijk is. Zij groeit op met een negatief vaderbeeld.
De bijzondere curator is van mening dat het hof opnieuw een begeleide omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] dient op te leggen, op straffe van een dwangsom.
11.6.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de hiervoor onder 9. vermelde tussenbeschikking heeft het hof partijen bevolen om gevolg te geven aan de oproep van de Stichting De Combinatie om in overleg te treden over de concrete uitwerking van de begeleide omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] in het omgangshuis te [vestigingsplaats] en hen bevolen mee te werken aan de uitvoering van die regeling.
Het hof is van oordeel dat de vrouw zonder geldige reden aan dit bevel van het hof geen gevolg heeft gegeven. De vrouw is slechts eenmaal op gesprek bij het omgangshuis verschenen. Het omgangshuis heeft bij de vrouw geen enkele basis van vertrouwen waargenomen in het traject voor omgang tussen [minderjarige] en de man. Volgens het omgangshuis staat de vrouw niet achter het traject. Het omgangshuis heeft hierin aanleiding gezien om de verstrekte opdracht aan het hof terug te geven. Het hof is van oordeel dat de vrouw door haar hiervoor omschreven gedrag het tot stand komen van een begeleid omgangstraject heeft gefrustreerd.
Het oordeel van het hof dat het in het belang van [minderjarige] wenselijk is dat er contactopbouw zal plaatsvinden tussen haar en de man middels doorverwijzing naar het omgangshuis, is niet gewijzigd. De vrouw heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die maken dat omgang tussen de man en [minderjarige] in strijd is met de belangen van [minderjarige] .
Aan het verzoek van de vrouw de zaak aan te houden in afwachting van de uitwerking van gespecialiseerde hulpverlening voor de vrouw in verband met haar belemmeringen, gaat het hof voorbij. Zoals reeds in de beschikking van 2 april 2015 is overwogen is het hof van oordeel dat er reeds een omgangsregeling kan worden vastgesteld terwijl de vrouw - met behulp van professionele hulpverlening - aan haar belemmeringen werkt.
Het hof zal derhalve opnieuw een begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man in het omgangshuis bepalen.
11.6.1.
Het hof overweegt voorts dat gelet op het gedrag van de vrouw niet te verwachten valt dat zij uit eigen beweging nu wel zal meewerken aan de totstandkoming en de uitvoering van een begeleide omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man. Aangezien in het belang van [minderjarige] het tot stand komen en het uitvoeren van een dergelijke regeling gewaarborgd dient te worden, ziet het hof geen andere mogelijkheid dan de totstandkoming en de uitvoering van een begeleide omgangsregeling te faciliteren door middel van het opleggen van dwangsommen, waarbij het hof eveneens in aanmerking heeft genomen dat de onderhavige procedure al geruime tijd loopt.
Ter zitting heeft de vrouw opgemerkt dat oplegging van een dwangsom niet in het belang van [minderjarige] is, nu de vrouw een uitkering heeft. Het hof overweegt hieromtrent dat in het algemeen - bijzondere omstandigheden zijn door de vrouw niet aangevoerd - het maatschappelijk minimaal vereiste bestaansniveau verzekerd is door de beslagvrije voet.
Het hof merkt bovendien op dat in het geheel geen dwangsommen verschuldigd zijn, indien de vrouw de hoofdveroordeling naleeft. Het hof zal wel een maximum bepalen, boven welk bedrag geen dwangsommen meer worden verbeurd.
11.6.2.
Zoals reeds ter zitting door de voorzitter medegedeeld, ziet het hof geen aanleiding te bepalen dat het rapport van de raad inzake het beschermingsonderzoek van [minderjarige] in de onderhavige procedure wordt gebracht, zoals door de man is verzocht. Het hof is van oordeel dat de noodzaak daarvan niet is gebleken. Dit verzoek van de man zal derhalve worden afgewezen. Ook aan het ter zitting van het hof gedane verzoek van de man tot verstrekking van informatie met betrekking tot [minderjarige] door de vrouw gaat het hof voorbij, nu dit verzoek in een dermate laat stadium is gedaan dat het als strijdig met een goede procesorde moet worden aangemerkt.
11.7.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

12.De beslissing

Het hof:
bepaalt dat de man gerechtigd is tot begeleide omgang met [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2011, in het omgangshuis te [vestigingsplaats] van de Stichting De Combinatie, waarbij de verdere invulling zal geschieden in nader overleg tussen partijen en de Stichting De Combinatie;
beveelt partijen gevolg te geven aan de oproep van de Stichting De Combinatie om in overleg te treden over de concrete uitwerking van voormelde begeleide omgangsregeling en beveelt hen mee te werken aan de uitvoering van die regeling;
bepaalt dat aan het bevel van het hof gevolg te geven aan de oproep van de Stichting De Combinatie om in overleg te treden over de concrete uitwerking van voormelde begeleide omgangsregeling een dwangsom wordt verbonden van € 100,- per keer dat de vrouw weigert om aan deze oproep gevolg te geven en aan het bevel van het hof mee te werken aan de uitvoering van die regeling een dwangsom wordt verbonden van € 100,- voor iedere keer dat de vrouw weigert aan deze regeling mee te werken, met een maximum van € 2.500,- voor beide bevelen tezamen;
houdt de verdere behandeling van de zaak, voor zover het de omgangsregeling betreft, pro forma aan tot 4 augustus 2016 met het verzoek aan de Stichting De Combinatie om vóór 28 juli 2016 een rapport over het verloop van de begeleide omgang te overleggen en aan de advocaten van partijen om vóór 4 augustus 2016 het hof te berichten of een, en zo ja welke, omgangsregeling tussen [minderjarige] en de man kan worden vastgesteld;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.J. van Laarhoven, C.D.M. Lamers en H.M.A.W. Erven en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2016.