ECLI:NL:GHSHE:2016:1240

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
200.125.174/01 en 200.125.188/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwikkeling van huwelijkse vermogensrechtelijke geschillen tussen echtgenoten met betrekking tot een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding en de betrokkenheid van vermogen in een stichting

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een civiele procedure over huwelijkse vermogensrecht. De zaak is ontstaan uit een geschil tussen de vrouw en de man over de afwikkeling van hun huwelijkse vermogensrechtelijke afspraken, specifiek met betrekking tot een niet uitgevoerd periodiek verrekenbeding. De vrouw, appellante in principaal appel en verweerster in incidenteel appel, werd vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, terwijl de man, verweerder in principaal appel en appellant in incidenteel appel, werd bijgestaan door mr. M.N.G.H. Brech.

De procedure volgde op eerdere tussenbeschikkingen van het hof, waarin onder andere werd bepaald dat er een deskundigenonderzoek zou plaatsvinden. De deskundige, dhr. drs. J.C.E. van Kollenburg RA, had aangegeven dat het onderzoek meer tijd in beslag nam dan aanvankelijk verwacht, en verzocht om een aanvullend voorschot van € 7.986,= voor de kosten van het onderzoek. De vrouw stemde in met dit verzoek, terwijl de man bezwaar maakte tegen de verhoging van het voorschot.

Het hof oordeelde dat de deskundige voldoende had aangetoond dat het onderzoek meer tijd vergde en besloot dat de kosten van het aanvullende voorschot door beide partijen, ieder voor de helft, moesten worden gedragen. De uitspraak werd gedaan op 31 maart 2016, waarbij het hof de verdere beslissingen aanhield en de zaak naar de rol van 12 mei 2016 verwees voor een deskundigenbericht. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de rechters W.H.B. den Hartog Jager, M.J. van Laarhoven en A.E. van Solinge.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team civiel recht
Uitspraak: 31 maart 2016
Zaaknummers: 200.125.174/01 en 200.125.188/01
Zaaknummer eerste aanleg: 131209/ S RK 08-793
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. M.N.G.H. Brech.
als vervolg op de door het hof gewezen tussenbeschikkingen van 20 maart 2014, 18 september 2014 en 6 november 2014.

13.De tussenbeschikking van 6 november 2014

Bij genoemde beschikking heeft het hof bepaald dat er een deskundigenonderzoek zal worden verricht door dhr. drs. J.C.E. van Kollenburg RA. Verder is bepaald dat van het voorschot van € 15.246,= ieder der partijen de helft zal voldoen; derhalve € 7.623,= per partij.

14.Het verdere verloop van de procedure en de verdere beoordeling

De man heeft op 20 november 2014 het voorschot op de aangegeven wijze voldaan.
De vrouw heeft op 31 december 2014 het voorschot van € 7.623,= op de aangegeven wijze voldaan.
De deskundige heeft bij brief, ingekomen op 11 februari 2016, aan de griffier van het hof bericht dat de werkzaamheden omvangrijker zijn gebleken dan tevoren was ingeschat. De deskundige verwacht dat een aanvullend voorschot van € 7.986,= toereikend zal zijn voor de totale bestede en nog te besteden tijd. De deskundige verzoekt een aanvullend voorschot van voormelde omvang te bepalen.
Op 12 februari 2016 heeft de griffier van het hof de brief van de deskundige waarin hij een aanvullend voorschot vraagt, doorgezonden aan de advocaten van partijen en partijen in de gelegenheid gesteld binnen een termijn van veertien dagen te reageren op deze verhoging.
De man heeft per brief van 18 februari 2016 bezwaar gemaakt tegen de gevraagde verhoging en tevens aangegeven dat – mocht het hof voldoende aannemelijk vinden dat een extra voorschot nodig zou zijn – het voor te laten schieten door de wederpartij.
De vrouw heeft per brief van 23 februari 2016 aangegeven in te stemmen met het gevraagde aanvullende voorschot. Tevens heeft zij te kennen gegeven dat partijen ieder de helft van het voorschot dienen te voldoen.
Het hof is van oordeel dat de deskundige voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat het onderzoek meer tijd heeft gevergd. Het hof ziet in het door de vrouw gestelde geen aanleiding het nadere voorschot uitsluitend ten laste van de man te brengen. De kosten van het aanvullende voorschot dienen dan ook door beide partijen – ieder voor de helft - te worden gedragen.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen zoals in het dictum is bepaald.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

15.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat voor de kosten van de deskundige een aanvullend voorschot dient te worden voldaan van € 7.986,= inclusief btw, waarvan € 3.993,= te voldoen door de vrouw en
€ 3.993,= door de man;
bepaalt dat genoemd voorschot
binnen twee weken na hedenzal worden voldaan na ontvangst van de nota met betaalinstructies die door het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal worden verzonden;
verwijst de zaak naar de rol van 12 mei 2016 voor “deskundigenbericht”;
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van deze beschikking aan de deskundige zal toezenden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. W.H.B. den Hartog Jager, M.J. van Laarhoven en A.E. van Solinge en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2016.