In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, [minderjarige]. De moeder had in eerste aanleg, bij de rechtbank Oost-Brabant, verzocht om vernietiging van de beschikking van 25 juni 2015, waarin haar gezag was beëindigd. De rechtbank had geoordeeld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig werd bedreigd en dat de moeder niet in staat was om de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, na beoordeling van de feiten en omstandigheden. De moeder had aangevoerd dat zij altijd goed voor [minderjarige] had gezorgd en dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging was. Echter, het hof oordeelde dat de moeder niet over de benodigde pedagogische vaardigheden beschikte en dat er ernstige zorgen waren over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van [minderjarige]. Het hof concludeerde dat terugplaatsing bij de moeder niet in het belang van [minderjarige] zou zijn en dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk was om haar veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een veilig en stabiel opvoedingsklimaat voor kwetsbare kinderen.