ECLI:NL:GHSHE:2016:1236

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 maart 2016
Publicatiedatum
4 april 2016
Zaaknummer
200 176 356_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor schoolwisseling van minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de moeder om haar kinderen in te schrijven op een andere basisschool. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. de Dobbelaere-Woets, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 29 juli 2015 aangevochten, waarin haar verzoek tot vervangende toestemming voor de schoolwisseling was afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. D.J.A. Burlet, verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken.

Het hof heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen en dat de kinderen bij de moeder wonen, terwijl zij op bepaalde dagen bij de vader verblijven. De moeder stelde dat de kinderen in de nieuwe woonplaats beter hun sociale leven kunnen opbouwen en dat het reizen naar school minder belastend zou zijn dan de rechtbank had aangenomen. De vader betoogde dat de huidige situatie voor de kinderen goed is en dat de wisseling van school nadelige gevolgen zou hebben voor zijn betrokkenheid bij het leven van de kinderen.

De raad voor de kinderbescherming adviseerde om de moeder vervangende toestemming te verlenen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om naar school te gaan in de plaats waar zij wonen en dat de voordelen van de schoolwisseling opwegen tegen de nadelen. Het hof verleende de moeder vervangende toestemming voor de schoolwisseling, maar stelde dat deze pas ingaat per schooljaar 2016-2017, om een zorgvuldige overgang te waarborgen. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
Uitspraak: 31 maart 2016
Zaaknummer: 200.176.356/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/298742 / FA RK 15-2900
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I. de Dobbelaere- Woets,
tegen
[verweerder]
,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.J.A. Burlet.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 29 juli 2015.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 4 september 2015, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming om de kinderen in te schrijven op basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats 1] en, opnieuw rechtdoende, bij beschikking voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de moeder vervangende toestemming te verlenen tot inschrijving van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats 1] .
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 19 oktober 2015, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken in hoger beroep, althans haar deze te ontzeggen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 februari 2016. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. De Dobbelaere - Woets;
  • de vader, bijgestaan door mr. Burlet;
  • de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 16 juni 2015;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 2 februari 2016.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad, die in 2008 is beëindigd.
Uit deze relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1] (hierna ook: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] (België) op
[geboortedatum] 2005;
- [minderjarige 2] (hierna ook: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] (België) op
[geboortedatum] 2008.
De vader heeft de kinderen erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben het hoofdverblijf bij de moeder. Zij verblijven van dinsdagmiddag na school tot donderdagmorgen voor school bij de vader.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - voor zover thans van belang - uitvoerbaar bij voorraad, de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] naar [plaats 1] te verhuizen.
De rechtbank heeft het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op de basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats 1] afgewezen.
3.3.
De moeder kan zich met deze beschikking voor zover daarbij haar verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor inschrijving van de kinderen op de basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats 1] is afgewezen niet verenigen en zij is hiervan in zoverre in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De moeder is van mening dat een verhuizing naar [plaats 1] dient te impliceren dat de kinderen in [plaats 1] naar school gaan, waardoor zij in de gelegenheid zijn hun sociale leven op te bouwen in de plaats waar zij woonachtig zijn en de meeste tijd doorbrengen.
De moeder is het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat het reizen van en naar school voor de kinderen belastend zal zijn wanneer zij doordeweeks bij de man verblijven en zij in [plaats 1] naar school zullen gaan. Indien de kinderen in [plaats 1] naar school gaan, zal het reizen juist minder belastend voor de kinderen zijn - zij hoeven dan immers niet meer dagelijks te reizen - dan in het geval zij in [huidige woonplaats moeder] naar school gaan. Weliswaar zullen de kinderen indien zij in [plaats 1] naar school gaan op dinsdag, woensdag en donderdag langer moeten reizen als thans aan de orde is, maar zoals ook de raad op de zitting in eerste aanleg heeft aangegeven kunnen deze kinderen dat aan.
De moeder is bereid de kinderen op dinsdagmiddag en woensdagmiddag naar de vader te brengen wanneer zij in [plaats 1] naar school gaan. Indien de kinderen speelafspraken hebben, kan dit in [plaats 1] bij het betreffende vriendje/vriendinnetje waarna de moeder de kinderen naar de vader zal brengen. De moeder heeft hierover met haar werkgever afspraken kunnen maken.
Volgens de moeder hoeft de betrokkenheid van de vader bij school niet veel minder te worden wanneer de kinderen in [plaats 1] naar school gaan. De vader kan de kinderen dan ook uit school halen en hij kan naar ouderavonden gaan.
De moeder wijst er ten slotte op dat - anders dan in het geval van [minderjarige 1] - [minderjarige 2] nog voor een aanzienlijk langere periode naar de basisschool dient te gaan. Voor [minderjarige 1] geldt dat, indien zij naar het vervolgonderwijs in [plaats 2] gaat, het voor haar prettig is wanneer zij met klasgenootjes uit [plaats 1] van en naar school kan reizen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting - kort samengevat - het volgende aan.
De vader kan zich vinden in de overweging van de rechtbank dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat inschrijving op de basisschool in [plaats 1] in het belang van de kinderen is.
Volgens de vader valt de door de moeder aangegeven problematiek van het in een andere plaats wonen dan waar de school zich bevindt in de praktijk mee. De kinderen hebben nu ook al sociale contacten in [plaats 1] , terwijl zij daar niet naar school gaan.
De kinderen spreken thans vooral op de woensdagmiddag wanneer zij bij de vader zijn, af met vriendjes. Als de kinderen in [plaats 1] op school zouden zitten, zou dit inhouden dat zij op woensdagmiddag niet kunnen spelen met kinderen van hun school. Immers ouders zullen het niet prettig vinden dat hun kinderen meer dan één uur moeten reizen voor een speelafspraakje. Op die manier verliest de vader de aansluiting bij de belevingswereld van de kinderen.
Omdat de vader de kinderen het speelplezier niet wil ontzeggen, zou dit ook kunnen betekenen dat de vader moet inleveren op zijn contactmomenten met de kinderen.
Daarnaast zou de vader niet meer als hulpouder betrokken kunnen zijn bij de school van de kinderen. De vader zou als ouder steeds meer aan de zijlijn komen te staan, hetgeen niet in het belang van de kinderen is.
De vader stelt voorts dat niet gebleken is dat het reizen in de huidige situatie te belastend is voor de kinderen. De kinderen doen het prima op school.
3.6.
De raad heeft ter zitting - in het kort - het volgende verklaard. Het langer moeten reizen naar de basisschool in [plaats 1] op de dagen dat de kinderen bij de vader verblijven levert naar de inschatting van de raad voor hen geen problemen op. De raad is van mening dat de kinderen in hun woonplaats moeten kunnen werken aan hun sociale omgeving. De raad adviseert om de moeder vervangende toestemming te verlenen om de kinderen van school te laten wisselen.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de school van een kind in beginsel toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij zijn beslissing in dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht te nemen, wat er in voorkomend geval ook toe kan leiden dat andere belangen zwaarder wegen dan het belang van het kind, hoezeer ook dat belang een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen.
3.7.2.
Anders dan de rechtbank is het hof met de raad van oordeel dat het het meest in het belang van de kinderen is dat zij onderwijs gaan volgen op de basisschool in [plaats 1] . Met de moeder acht het hof het van belang dat de kinderen naar school gaan en hun sociale leven kunnen opbouwen in de plaats waar zij woonachtig zijn en de meeste tijd doorbrengen.
De vader heeft er weliswaar op gewezen dat een wisseling van de basisschool in [huidige woonplaats moeder] naar de basisschool in [plaats 1] beperkingen meebrengt voor de mogelijkheden in de door hem gewenste mate betrokken te zijn bij het leven op school van de kinderen, maar het hof is van oordeel dat de wisseling van school in de onderhavige zaak er niet toe leidt dat deze mogelijkheden tot een onacceptabel niveau worden gereduceerd.
Bij dit alles is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat andere belangen van de kinderen zich verzetten tegen de door de moeder voorgestane wisseling van school. Met de raad acht het hof onvoldoende aannemelijk dat het reizen van en naar school voor de kinderen te belastend zal zijn wanneer zij doordeweeks bij de man verblijven en in [plaats 1] naar school gaan.
Anders dan de rechtbank zal het hof de moeder dan ook vervangende toestemming verlenen om de kinderen in te schrijven op basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats 1] . Het hof acht het evenwel niet in het belang van de kinderen dat zij gedurende het lopende schooljaar van school wisselen. De overgang van de basisschool in [huidige woonplaats moeder] naar de basisschool in [plaats 1] dient zorgvuldig te worden voorbereid. Het hof zal derhalve de hiervoor vermelde toestemming verlenen met ingang van het schooljaar 2016-2017.
Bij dit een en ander gaat het hof er vanuit dat de moeder haar toezegging dat zij de kinderen op dinsdagmiddag en woensdagmiddag naar de vader zal brengen gestand zal doen.
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, Maastricht, zittingsplaats Middelburg, van 29 juli 2015, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder vervangende toestemming om de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 2005, en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 2008, met ingang van het schooljaar 2016-2017 in te schrijven op basisschool ‘ [basisschool] ’ te [plaats 1] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, M.J. van Laarhoven en
H.M.A.W. Erven en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2016.