[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] [in het jaar] 1965,
wonende te [adres] .
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de inhoud van de ‘akte beroep’ van 1 april 2015 is het hoger beroep namens verdachte onbeperkt ingesteld. Dit hoger beroep is niet beperkt door een partiële intrekking.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat er voor een verdachte geen hoger beroep open van een vrijspraak. Het hof zal derhalve, mede gelet op het bepaalde in artikel 407, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, verdachte ten aanzien van het onder feit 2, onder nummer 6, en het onder feit 3 ten laste gelegde niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep.
Al hetgeen hierna wordt overwogen heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, te weten de feiten 1, 2 (onder nummers 1 tot en met 5 en 7 tot en met 25) en 4.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen aan verdachte onder feit 1, 2 en 4 is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot het beslag heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat het hof, conform de rechtbank, ten aanzien van alle voorwerpen zal beslissen tot teruggave daarvan aan de rechthebbende.
- vrijspraak van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde bepleit;
- ten aanzien van feit 1 subsidiair vrijspraak van de ten laste gelegde opzetheling bepleit en aangevoerd dat slechts een bewezenverklaring van schuldheling kan volgen;
- ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 4 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof;
- een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat in hoger beroep de tenlastelegging – en aldus de grondslag van het onderzoek – is gewijzigd.
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep én voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken
[kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Volkel, gemeente Uden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze personenauto wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij in of omstreeks de pleegperiode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014, in Volkel, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en) een gewoonte heeft/ hebben gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) op na te melden tijdstippen (telkens) na te melden goederen verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen (telkens) wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
in of omstreeks de periode van 06 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Renault Twingo (kenteken [kenteken] ), althans het chassis van voornoemd voertuig (delictnummer 2);
in of omstreeks de periode van 07 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Peugeot 508 SW (kenteken [kenteken] ), althans een koffer uit voornoemd voertuig (delictnummer 3);
in of omstreeks de periode van 15 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Audi Q5 (kenteken [kenteken] ), althans een jas en/of een strandtent uit voornoemd voertuig (delictnummer 4);
in of omstreeks de periode van 19 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] ), althans een navigatiesysteem en/of een voetenbad en/of een brillenkoker en/of een versterker en/of een verrekijker uit voornoemd voertuig (delictnummer 5);
in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] ), althans een meetstok uit voornoemd voertuig (delictnummer 6);
7. in of omstreeks de periode van 10 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Skoda Octavia (kenteken [kenteken] ), althans een navigatiesysteem uit voornoemd voertuig (delictnummer 8);
8. in of omstreeks de periode van 15 april 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Passat (kenteken [kenteken] ), althans meerdere pennen uit voornoemd voertuig (delictnummer 9);
9. in of omstreeks de periode van 15 december 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] ), althans vlaggen uit voornoemd voertuig (delictnummer 10);
10. in of omstreeks de periode van 09 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Touran (kenteken [kenteken] ), althans een navigatiesysteem/autoradio uit voornoemd voertuig (delictnummer 11);
11. in of omstreeks de periode van 01 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] ), althans een jas uit voornoemd voertuig (delictnummer 12);
12. in of omstreeks de periode van 01 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] ), althans meerdere pennen uit voornoemd voertuig (delictnummer 13);
13. in of omstreeks de periode van 03 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een boot, merk Bayliner (registratienummer [registratienummer] ) en/of een trailer (kenteken [kenteken] ) (delictnummer 15);
14. in of omstreeks de periode van 21 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz (kenteken [kenteken] ) (delictnummer 16);
15. in of omstreeks de periode van 24 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz (kenteken [kenteken] ), althans de middenconsole met versnellingspook van voornoemd voertuig (delictnummer 17);
16. in of omstreeks de periode van 31 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] ), althans een navigatiesysteem (Navigon) uit voornoemd voertuig (delictnummer 18);
17. in of omstreeks de periode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014 een aanhangwagen (merk Anssems; kenteken [kenteken] / [kenteken] ) (delictnummer 19);
18. in of omstreeks de periode van 09 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf (kenteken [kenteken] ), althans een Blaupunkt VW radio/cdspeler uit voornoemd voertuig (delictnummer 20);
19. in of omstreeks de periode van 25 april 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf (kenteken [kenteken] ), althans airbags van/uit voornoemd voertuig (delictnummer 21);
20. in of omstreeks de periode van 27 november 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo (kenteken [kenteken] ), althans een airbag uit voornoemd voertuig (delictnummer 22);
21. in of omstreeks de periode van 12 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Kia Sportage (kenteken [kenteken] ), althans een stoelenset uit voornoemd voertuig (delictnummer 23);
22. in of omstreeks de periode van 03 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo
( [kenteken] ), althans een stoelenset uit voornoemd voertuig (delictnummer 24);
23. in of omstreeks de periode van 25 maart 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo (kenteken [kenteken] ), althans een stoelenset uit voornoemd voertuig (delictnummer 25);
24. in of omstreeks de periode van 01 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een Ford Focus (kenteken [kenteken] ) (delictnummer 27);
25. in of omstreeks de periode van 18 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf (VIN [VIN-nummer] ) (delictnummer 30);
4.
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Uden, althans in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een enkelloops grendel kogelgeweer (merk Loewe) en/of een machinegeweer (merk Shpagin PPsh 41) en/of een patroonmagazijn (HS), en/of munitie van categorie III, te weten meerdere kogelpatronen kaliber 7.65 mm en/of meerdere kogelpatronen kaliber 9x17 en/of 9x19 mm en/of meerdere kogelpatronen kaliber 7x59 mm, voorhanden heeft gehad.
Ten gevolge van een kennelijke schrijffout stond in het onder 2 ten laste gelegde onder nummer 4 vermeld “(kenteken [kenteken] )” in plaats van “(kenteken [kenteken] )” en onder nummer 21 “(kenteken [kenteken] )” in plaats van “(kenteken [kenteken] )”. Het hof heeft dit verbeterd gelezen.
Voor zover in de tenlastelegging voor het overige taal- en/of schrijffouten of omissies voorkwamen, zijn deze ook verbeterd.
De verdachte is hierdoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof is – met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal van een personenauto (een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ). Het hof zal verdachte derhalve van dat feit vrijspreken.
Het hof acht evenmin op grond van wettige bewijsmiddelen bewezen de onder 2, nummer 17, ten laste gelegde heling van een aanhangwagen. Ook hiervan zal het hof verdachte vrijspreken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij op 23 juni 2014 te Volkel, gemeente Uden, tezamen en in vereniging met een ander, een personenauto (Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van deze personenauto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij in de pleegperiode van 19 februari 2012 tot en met 23 juni 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers hebben verdachte en zijn mededader op na te melden tijdstippen telkens na te melden goederen voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen telkens wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof:
in de periode van 6 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Renault Twingo (kenteken [kenteken] );
in de periode van 7 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Peugeot 508 SW (kenteken [kenteken] );
in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Audi Q5 (kenteken
4. in de periode van 19 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] );
5. in de periode van 1 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken
7. in de periode van 10 augustus 2013 tot en met 23 juni 2014 een Skoda Octavia (kenteken [kenteken] );
8. in de periode van 15 april 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Passat (kenteken
9. in de periode van 15 december 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] );
10. in de periode van 9 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Touran (kenteken
11. in de periode van 1 juni 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] );
12. in de periode van 1 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken
13. in de periode van 3 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een boot, merk Bayliner (registratienummer [registratienummer] ) en een trailer (kenteken [kenteken] );
14. in de periode van 21 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz (kenteken
15. in de periode van 24 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een Mercedes Benz (kenteken [kenteken] );
16. in de periode van 31 mei 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Transporter (kenteken [kenteken] );
18. in de periode van 9 februari 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf (kenteken
19. in de periode van 25 april 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf (kenteken [kenteken] );
20. in de periode van 27 november 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo (kenteken [kenteken] );
21. in de periode van 12 januari 2014 tot en met 23 juni 2014 een Kia Sportage (kenteken
22. in de periode van 3 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo ( [kenteken] );
23. in de periode van 25 maart 2013 tot en met 23 juni 2014 een VW Polo (kenteken
24. in de periode van 1 maart 2014 tot en met 23 juni 2014 een Ford Focus (kenteken
25. in de periode van 18 juni 2014 tot en met 23 juni 2014 een VW Golf (VIN [VIN-nummer] );
4.
hij op of omstreeks 23 juni 2014 te Uden, wapens van categorie III, te weten een enkelloops grendel kogelgeweer (merk Loewe) en een machinegeweer (merk Shpagin PPsh 41) en een patroonmagazijn (HS), en munitie van categorie III, te weten meerdere kogelpatronen kaliber 7.65 mm en meerdere kogelpatronen kaliber 9x17 en 9x19 mm en meerdere kogelpatronen kaliber 7x59 mm, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft de verdediging drie hoofdverweren naar voren gebracht.
Ten eerste is aangevoerd dat verdachte geen van de voorwerpen die in loods B zijn aangetroffen voorhanden heeft gehad, ook niet tezamen en in vereniging met medeverdachte [medeverdachte] . In het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte de gehele loods in gebruik heeft gehad. Dat de rechtbank zulks uit het huurcontract heeft afgeleid is volgens de verdediging onjuist en onbegrijpelijk.
Ten tweede heeft de verdediging aangevoerd dat de omstandigheid dat er onderdelen die afkomstig zijn uit bepaalde voertuigen in de loods van verdachte zijn aangetroffen, nog niet maakt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het voertuig waaruit die voorwerpen afkomstig zijn heeft geheeld.
Ten derde heeft de verdediging aangevoerd dat in alle gevallen slechts schuldheling bewezen kan worden verklaard. Niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat het door misdrijf verkregen goederen waren. Nu schuldheling echter niet ten laste is gelegd onder feit 2, dient verdachte daarvan integraal te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte de gehele loods, dus zowel ruimte A als ruimte B, samen met medeverdachte [medeverdachte] in gebruik heeft gehad. Uit het huurcontract volgt dat de gehele loods vanaf 1 januari 2014 werd gehuurd door verdachte en uit de verklaringen van de eigenaresse van de loods en haar dochter volgt dat zij verdachte en medeverdachte [medeverdachte] noemen als gezamenlijke gebruikers van de loods.
Voorts volgt uit de door verdachte afgelegde verklaringen dat:
- hij en [medeverdachte] meestal samen in de loods aanwezig waren;
- zij vaak in het loodsdeel dat de ander in gebruik had kwamen;
- zij over en weer gebruik maakten van elkaars gereedschap en ander spullen;
- in het loodsdeel van verdachte voorwerpen lagen van [medeverdachte] en vice versa;
- verdachte gebruik maakte van de brug in het loodsdeel van [medeverdachte] ;
- zij beschikten over een sleutel van elkaars loodsdeel;
- verdachte en [medeverdachte] vaak samen naar de afvalstort reden vanuit de loods;
- verdachte het geld voor de huur aan [medeverdachte] gaf, die vervolgens de huurpenningen aan de eigenaresse van de loods betaalde;
- zowel verdachte als [medeverdachte] zaken deed met ‘Mo en John’;
- verdachte samen met [medeverdachte] de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] in de loods heeft gezet en dat daarbij – toevalligerwijze – werd gekozen voor het loodsdeel van [medeverdachte] , omdat in het deel van verdachte geen ruimte meer was;
- verdachte en [medeverdachte] samen op de melding van de politie naar de loods kwamen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en bedrijfsvoering tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Het hof verwerpt derhalve het eerst gevoerde hoofdverweer van de verdediging en gaat uit van de omstandigheid dat verdachte, samen met [medeverdachte] , alle in de loods aangetroffen voorwerpen voorhanden heeft gehad en daarover ook als heer en meester kon beschikken.
In de door verdachte en [medeverdachte] gehuurde loods stond onder meer een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] . Deze auto is zeer kort na de diefstal daarvan aangetroffen in de loods, met op de voorstoel een speciale sleutel, bedoeld om autoportiersloten te openen, zonder originele sleutel. Verdachte heeft verklaard dat deze auto op 23 juni 2014 door hem en [medeverdachte] op het terrein voor de loods werd aangetroffen met een deels verwijderd dashboard en dat zij toen samen de auto in de loods hebben geduwd. De auto was bij het aantreffen door de politie in de loods ook deels ontmanteld.
Gelet hierop, is het hof, anders dan de verdediging, van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ten tijde van het voorhanden krijgen van deze auto hebben geweten dat de auto van diefstal afkomstig was. Het hof acht derhalve het onder 1 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
Het hof overweegt voorts dat uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat voornoemde Volkswagen Golf ontzettend snel na de diefstal is ontmanteld en gestript. Naast dit voertuig werden in de loods nog een aantal andere gestripte auto’s (met en zonder kentekenplaten), vele auto-onderdelen, inventaris van auto’s en een aanzienlijke hoeveelheid uiteenlopende (persoonlijke) voorwerpen aangetroffen. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat een groot aantal van deze goederen gestolen was, dan wel afkomstig was uit gestolen auto’s. Ook de in de loods aangetroffen boot, trailer en aanhangwagen bleken van diefstal afkomstig te zijn.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de eigenaren van de gestolen auto’s, bij confrontatie met hun eigendommen, telkens hebben verklaard dat zij niet wisten hoe deze voorwerpen in de loods terecht konden zijn gekomen, anders dan samen met de auto die bij hen was weggenomen. Ook verdachte zelf heeft daarvoor geen verklaring kunnen geven. Voor zover door de verdediging is betoogd dat deze goederen door ‘Mo en John’ afzonderlijk in de loods zijn gestald, is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is dat zij voor de opslag van dergelijke spullen zouden betalen, zodat het hof die verklaring als ongeloofwaardig ter zijde schuift. Een groot deel van de aangetroffen voorwerpen waren immers persoonlijke bezittingen, zoals pasjes en een koffer op naam van de eigenaar, gebruikte kledingstukken en een brillenkoker. Deze goederen lagen volgens de aangevers in hun auto op het moment dat die werd gestolen. Nu het hier duidelijk zichtbaar gaat om persoonlijke bezittingen, veelal zonder marktwaarde, acht het hof het – net als de rechtbank – hoogst onwaarschijnlijk dat verdachte en de medeverdachte deze goederen afzonderlijk hebben gekocht (als losse handel) of op een andere wijze hebben verworven dan samen met het gestolen voertuig.
In samenhang bezien met de omstandigheid dat in de loods gedeeltelijk gestripte auto’s en auto-onderdelen, gereedschappen en een brug aanwezig waren en dat uit de verklaring van verdachte blijkt dat in de loods ook werd gewerkt aan auto’s en auto-onderdelen, is het hof van oordeel dat, hoewel niet alle gestolen auto’s waaruit de goederen afkomstig waren in de loods zijn aangetroffen, het niet anders kan zijn dan dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] ook de auto’s, waarin zich tijdens de diefstal die goederen bevonden, voorhanden hebben gehad en dat zij deze auto’s vervolgens, net als de Volkswagen Golf met kenteken
[kenteken] , hebben gestript dan wel daaraan hebben gewerkt. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte] , een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling door de in de tenlastelegging genoemde auto’s, wetende dat deze gestolen waren, in de loods voorhanden te hebben (gehad).
Ten aanzien van de in de loods aangetroffen boot en trailer, die eveneens van diefstal afkomstig waren, acht het hof – in het licht van het bovenstaande en mede gezien de omstandigheid dat verdachte de trailer waarop de boot stond had voorzien van een ander, niet bij de trailer behorend kenteken, namelijk het kenteken van zijn eigen oprijkar – de door verdachte gegeven verklaring dat ook deze goederen door derden in de loods waren gestald zonder dat verdachte (en ook de medeverdachte) wist dat het gestolen goederen waren, ongeloofwaardig. Het hof schuift die verklaring dan ook ter zijde.
Het hof verwerpt derhalve ook de als tweede en derde gevoerde hoofdverweren van de verdediging en acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert op: