Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
15.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 22 december 2015;
- de akte van [appellante] van 26 januari 2016 met twee producties.
16.De verdere beoordeling
“De beoogde pensioenaanspraken werden volgens het eindloonsysteem bepaald, waarbij het opbouwpercentage 1,75% en de franchise fl. 25.315,- bedroeg. Vervolgens werden de op deze wijze berekende pensioenaanspraken met een rekenrente van 7% contant gemaakt en dit resulteerde in een benodigd kapitaal.Hiernaast werd een partner-, wezen- en arbeidsongeschiktheidspensioen voor de pensioendatum meeverzekerd”[onderstreping hof]. Wanneer het om een partnerpensioen op opbouwbasis zou gaan, dan zou het partnerpensioen in de eerste twee zinnen van het citaat zijn genoemd, omdat dan ook de aanspraak op partnerpensioen met een rekenrente van 7% contant zou moeten zijn gemaakt en bovendien wordt het meeverzekeren in één adem genoemd met het arbeidsongeschiktheidspensioen (dat op risicobasis wordt verzekerd), aldus [geïntimeerde] .
“Er is in de aanstellingsbrief van 4 juli 1996 een partnerpensioen toegezegd. Er is echter niet duidelijk afgesproken of dit partnerpensioen voor de pensioendatum op opbouwbasis of op risicobasis diende te worden gefinancierd. Evenmin is vastgelegd wat de omvang van het partnerpensioen diende te zijn bij tussentijdse beëindiging van de dienstbetrekking. Voor wat betreft het overlijden na de pensioendatum is er volgens de offerte van Royal Leven een opgebouwd partnerpensioen na de pensioendatum beoogd. In de uitvoering is er een partnerpensioen op risicobasis verzekerd. Dit was kennelijk de enige mogelijkheid in het product Royal Future Plan. Met deze wijze van uitvoering wordt echter onvoldoende of geen recht gedaan aan de toegezegde aanspraak op partnerpensioen. Ten tijde van de toezegging was een partnerpensioen op risicobasis nog onvoldoende gebruikelijk om aan te kunnen nemen dat de toezegging slechts een partnerpensioen op risicobasis inhield. Als onderdeel van de eindloontoezegging wordt derhalve uitgegaan van een partnerpensioen op opbouwbasis ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen (…) Het feit dat het product volgens de advocaat van [geïntimeerde] geen dekking van partnerpensioen op opbouwbasis kent, is naar mijn oordeel niet relevant omdat het product niet aansluit bij de toezegging en mevrouw [appellante] onvoldoende in staat is om het product te doorgronden. Er was derhalve geen sprake van een passend product.”
“Althans zodanig uitspraak te doen als het hof juist acht.”.Het hof acht de redactie van het petitum daartoe te onduidelijk. Zo is die vordering niet specifiek vermeld achter het gevorderde bedrag aan schadevergoeding, maar pas nadat puntsgewijs alle vorderingen van [appellante] zijn opgesomd. Een andersluidend oordeel zou voor [geïntimeerde] een onaanvaardbare verrassingsbeslissing opleveren.