8.1Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. [appellant] heeft in elk geval twee bedrijfsruimtes, door partijen ruimte A en ruimte B genoemd, gehuurd in het bedrijfsverzamelgebouw aan de [straatnaam] (de kantonrechter schrijft per abuis “ [straatnaam] ”) [huisnummer A] te [plaats] . De huurrelatie is per 30 april 2013 door opzegging zijdens [appellant] beëindigd.
b. Als productie 2 bij dagvaarding in eerste aanleg is overgelegd een factuur van [geïntimeerde] d.d. 06-03-2013 met factuurnummer [factuurnummer 1] aan [appellant] (per abuis geschreven als [appellant] ). Op die factuur is vermeld:
“(…)
gebruik van loader kraan en heftruck voor laden en lossen van containers en dergelijke voor periode vanaf 2010 Inrichting van bos en aankleden van museum is Verrekend van huur 1e etage vanaf 1 januari 2011 (…)”.
Gefactureerd bij die factuur is een bedrag van € 10.000,-, inclusief btw € 12.100,-. De factuur is “
voor accoord” ondertekend door partijen.
c. Als productie 3 bij akte tot vermindering en vermeerdering van eis van 20 juni 2013 is overgelegd een factuur van [geïntimeerde] d.d. 06-06-2013 met factuurnummer [factuurnummer 2] aan [appellant] met vermelding “
Huur mei 2013 24 dagen”. Gefactureerd is daarbij een bedrag van € 723,27 inclusief btw € 875,16.
8.2.1[geïntimeerde] heeft na vermindering en vermeerdering van eis in conventie gevorderd dat de kantonrechter, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] zal veroordelen om aan [geïntimeerde] te betalen:
a. € 1.109,15 (ter zake huur april 2013), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
b. € 12.100,- (factuur als sub b vermeld), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
c. € 875,16 (factuur als sub c vermeld), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag dat zijn akte tot vermindering en vermeerdering van de eis is genomen tot aan die der algehele voldoening;
d. de kosten van het geding,
onder waarmerking van het vonnis als een Europese executoriale titel als bedoeld in de EET-Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004.
8.2.2[appellant] heeft in reconventie en na akte houdende specificering eis in reconventie gevorderd dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(i) voor recht verklaart dat de sculpturen (zoals het hof “culpturen” leest) en kunstnijverheidsproducten die zich in de tuin en het museum van het bedrijvencomplex aan de [straatnaam][huisnummer A] te [plaats] op 23 mei 2013 bevonden (en die door [appellant] in zijn akte van 10 oktober 2013 nader zijn gespecificeerd) aan [appellant] toebehoren,
en/of
(ii) [geïntimeerde] veroordeelt om de onder (i) genoemde zaken op eerste schriftelijke verzoek aan [appellant] af te geven onder verbeurte van een door de rechtbank in goede justitie te bepalen dwangsom voor iedere dag dat [geïntimeerde] daarmee in gebreke blijft;
(iii) [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van de procedure, waaronder een bedrag aan salaris gemachtigde.
8.2.3De rechtbank heeft in conventie geoordeeld dat het door [geïntimeerde] gevorderde bedrag van € 1.109,15 is verrekend met de door [appellant] betaalde waarborgsom, en heeft de vordering tot betaling van dit bedrag van € 1.109,15 afgewezen. De vordering in conventie tot betaling van € 875,16 is afgewezen omdat [geïntimeerde] [appellant] niet zodanig de toegang tot het gehuurde heeft verschaft dat [appellant] in staat is geweest om het gehuurde tijdig te ontruimen.
De vordering tot betaling van € 12.100,- is toegewezen.
In reconventie zijn de beide vorderingen van [appellant] afgewezen omdat [geïntimeerde] naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs aan het bepaalde in de overeenkomst van 6 maart 2013 de betekenis heeft mogen toekennen dat de eigendom van de betreffende sculpturen en kunstnijverheidsproducten op hem zou overgaan ter verrekening van de door [appellant] nog verschuldigde huur.