Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte 1] ,
- Verdachte en zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer] hadden het voornemen besproken tot echtscheiding, echter zij woonden nog samen in hun woning aan de [adres2] .
- Verdachte heeft op 22 maart 2011 in de hal van die woning een hamer gepakt en is daarmee door de woonkamer naar het andere einde daarvan gelopen waar zijn toenmalige echtgenote [slachtoffer] op een bank zat tv te kijken.
- Vervolgens heeft verdachte genoemde [slachtoffer] van achteren benaderd en drie keer met de hamer hard op haar hoofd geslagen.
- Vervolgens is verdachte op genoemde [slachtoffer] , die inmiddels op de grond lag, gaan zitten en heeft hij getracht haar te wurgen door zijn beide handen om haar keel te leggen en deze krachtig dicht te (blijven) knijpen.
De belangrijkste vraag aan mij is of een te lage bloedglucose (hypoglykemie) een rol kan hebben gespeeld bij dit misdrijf en meer specifiek of een hypoglykemie een verklaring kan vormen voor zijn gedrag ten tijde van dat misdrijf. Naar mijn mening is dat niet uitgesloten, maar het is wel erg onwaarschijnlijk.”
Dat zeg je alleen maar omdat je de politie wil bellen.”
Ik had duidelijk iets gedaan wat niet mocht. Ik heb met een hamer op het hoofd van mijn echtgenote geslagen, omdat ik de spanning niet meer aankon. Ik zat met spanning in mijn lijf, over die echtscheiding en alles wat daarmee te maken heeft: mijn relatie, mijn kinderen en mijn buitenechtelijke relatie.”
“Aangaande het ten laste gelegde benoemt betrokkene dat hij ‘een stukje van de film’ mist dat hij, ondanks vele pogingen daartoe, tot op heden niet weet terug te halen. (…) Opmerkelijk is verder dat, zoals naar voren komt uit de verklaring van zijn partner, hij in het gemiste stukje film wel een bewustzijn lijkt te hebben, een observerend vermogen: hij maakt een conclusie over de motieven van zijn partner (hij geeft aan dat ze op hem inpraat om vervolgens de politie te kunnen bellen (…)). Betrokkene moet zich dan ook bewust zijn geweest van de situatie en zijn handelen in deze twintig minuten, hetgeen het toch wel aannemelijk maakte dat de gegevens dan ook zeker in het geheugen opgeslagen zijn.”
“Het geheugenverlies dat dhr. [verdachte 1] zegt te hebben (gehad) voor de ten laste gelegde feiten staat twee mogelijke scenario’s toe. Het eerste scenario heeft als uitgangspunt dat betrokkene leed aan een authentieke vorm van geheugenverlies, in de vakterminologie amnesie genoemd, veroorzaakt door een organische (diabetes mellitus type 2) of psychologische (niet-organische) oorzaak, ten tijde van het delict. (…) Het alternatieve scenario gaat uit van een geveinsde vorm van geheugenverlies. (…) Op basis van de voorliggende stukken, de toetsing van de verklaringen tegen betrouwbaarheidsindicatoren, de bevindingen uit het uitgebreide testpsychologische onderzoek naar de persoon van de verdachte en de atypische aard en tijdsverloop van het geheugenverlies ben ik van mening dat het tweede, alternatieve scenario waarin verdachte geheugenverlies veinst bij het totaal van de onderzoeksbevindingen beter past dan bij het eerste scenario waarin het gaat om authentiek geheugenverlies.”
Poging tot doodslag.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
toetot het bedrag van
€ 1.277,78 (duizend tweehonderdzevenenzeventig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 27,78 (zevenentwintig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
opom aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.277,78 (duizend tweehonderdzevenenzeventig euro en achtenzeventig cent) bestaande uit € 27,78 (zevenentwintig euro en achtenzeventig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
22 (tweeëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.