Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
8.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 24 februari 2015;
- de processen-verbaal van de enquête van 27 mei 2015 en 16 september 2015;
- de memorie na enquête van [appellant] met producties;
- de antwoordmemorie na enquête van [Varkensfokbedrijf] .
9.De verdere beoordeling
“Ik kon [appellant] na die periode wel alleen aan het werk zetten.”en
“De meeste andere werkzaamheden die [appellant] moest doen, dus de klussen die niet op mijn afdeling waren, die kon [appellant] gewoon zonder aanwijzingen uitvoeren”;
“Iedere werknemer nam een rij voor zijn rekening. [appellant] deed dat dus ook zo.”;
“Het enten deed [appellant] zelfstandig, maar hij deed dit wel aan de hand van een lijst waarop was vermeld bij welke dieren dat moest gebeuren.”;
“Het geven van injecties deed [appellant] wanneer een dier ziek of kreupel was bijvoorbeeld. Als hij dat zag dan kon hij zelf daartoe besluiten.”;
“Als u mij vraagt of [appellant] zich bezig hield met het selecteren van dieren, dan antwoord ik dat dit slechts af en toe het geval was. Op mijn afdeling deed ik die selectie en op andere afdelingen deden de andere leidinggevenden die selectie, dus [bedrijfsleider Varkensfokbedrijf] en [getuige 2] ”;
“Normaal gesproken had [appellant] niets te maken met de voeding want (…) het gaat automatisch”.
‘verzorgen van (…)onder meerdoor:’. Het hof acht daarom niet doorslaggevend dat [appellant] geen dieren selecteerde.
“Nee, dat denk ik niet. Hij zou het werk wel kunnen verrichten, maar het moet goed gestuurd worden. Het is belangrijk dat het goed op tijd gaat en precies en daarin zou hij denk ik moeten worden aangestuurd.”- geen aanleiding om anders te beslissen.