ECLI:NL:GHSHE:2016:110

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 januari 2016
Publicatiedatum
19 januari 2016
Zaaknummer
HD 200.113.910_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening en fiscaal beslag in faillissement van Wagenparkbeheer B.V.

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep in een civiele procedure met betrekking tot de verrekening van een bedrag door Cargo Care B.V. met haar schulden aan Euro Cargo, in het kader van het faillissement van Wagenparkbeheer B.V. De curatoren van Wagenparkbeheer, mrs. J.A.A. Boers en A. van der Schee, hebben de zaak overgenomen na het faillissement van hun opdrachtgever. De procedure is voortgekomen uit een eerder vonnis van de rechtbank Roermond, waarin een vordering van Cargo Care werd behandeld. Het hof heeft in een tussenarrest van 26 mei 2015 de partijen opgedragen om nadere informatie te verschaffen over de schadeposten die Cargo Care in verrekening wilde brengen. Het hof heeft vastgesteld dat de overgelegde stukken door Cargo Care onvoldoende duidelijkheid boden over de schadeposten en dat er geen gedetailleerde toelichting was gegeven op de afzonderlijke facturen. Dit leidde tot de conclusie dat het hof niet kon beoordelen welke schadeposten onder de dekking van de verzekering vielen.

Daarnaast heeft het hof zich gebogen over de vraag of het fiscale beslag dat door de Belastingdienst was gelegd, executoriaal was geworden. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was overgelegd om te stellen dat het fiscale beslag vóór een bepaalde datum executoriaal was geworden. Dit had gevolgen voor de rangorde van de vorderingen, aangezien het beslag van de fiscus voorrang had. Het hof heeft uiteindelijk geoordeeld dat Cargo Care het bedrag dat aan de fiscus was betaald, mocht verrekenen met haar schulden aan Euro Cargo, voordat zij aan Wagenparkbeheer moest afdragen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Cargo Care, waarna de curatoren van Wagenparkbeheer mochten reageren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.113.910/01
arrest van 19 januari 2016
in de zaak van
mrs. J.A.A. Boers en A. van der Schee
i.h.h.v. curatoren van [Wagenparkbeheer] Wagenparkbeheer B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
appellante,
hierna aan te duiden als: de curatoren,
advocaat: mr. J. Bisschop te Zwolle,
tegen
[Cargo Care] Cargo Care B.V.,
gevestigd te Tegelen, gemeente Venlo
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: [Cargo Care] ,
advocaat: mr. J.P. Bakkers te Venlo,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 26 mei 2015 in het hoger beroep van het door de rechtbank Roermond onder zaaknummer 110270/HA ZA 11-482 gewezen vonnis van 25 juli 2012.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 26 mei 2015;
  • de akte nadere toelichting en overlegging producties van [Cargo Care] ;
  • de antwoordakte van de curatoren.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

6.1.
Bij genoemd tussenarrest heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van [Cargo Care] teneinde:
- met betrekking tot de vordering onder B (de gestelde vordering van HEF op Special Truck van € 100.972,42): aan de hand van de concrete schadeposten en onder overlegging van polis en polisvoorwaarden van de toepasselijke verzekeringen (i) informatie te verschaffen over haar stelling dat de schade die zij in haar verrekening betrekt niet gedekt is onder de WA- en cascoverzekering en (ii) het hof te informeren hoe hoog het eigen risico onder de betreffende verzekeringen was;
- met betrekking tot de vordering ter zake “Betaling beslag belastingdienst” van
€ 52.499,00: (i) de betreffende betalingsbewijzen in het geding te brengen en (ii) het hof te informeren over de kwestie wanneer het fiscale beslag executoriaal is geworden.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
6.2.
De onderhavige procedure is aanhangig gemaakt door [Wagenparkbeheer] Wagenparkbeheer B.V., hierna te noemen [Wagenparkbeheer] . Vóór het wijzen van het tussenarrest, maar nadat een datum voor arrest was bepaald, is [Wagenparkbeheer] in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. J.A.A. Boers en mr. A. van der Schee tot curatoren. De curatoren zijn opgeroepen op de voet van de artt. 30 lid 2 jo 27 Fw en hebben het hof bericht dat zij de zaak wensen over te nemen.
6.3.1.
[Cargo Care] heeft bij akte in het geding gebracht een groot aantal stukken, te weten de polis en de polisvoorwaarden van de betreffende motorrijtuigenverzekering en de facturen betreffende de vastgestelde schades met foto’s per voertuig van de aan deze voertuigen geconstateerde schades. Vervolgens heeft zij deze stukken toegelicht met onder meer de stelling dat “
uit de facturen die door HEF en Special Truck Trade BV zijn verzonden blijkt dat de in rekening gebrachte kosten veelal zien op (de arbeidskosten voor het) aanbrengen c.q. vervangen van onderdelen op de voertuigen omdat deze onderdelen geheel ontbraken, dan wel door slijtage en/of achterstallig onderhoud van de zijde van de huurder aan vervanging toe waren. Verder zijn er transportkosten en reinigingskosten in rekening gebracht aan Special Truck Trade BV, omdat de voertuigen niet bij HEF werden (of konden worden) ingeleverd en deze voertuigen behoorlijk vervuild waren”.
6.3.2.
Op deze wijze is nog steeds niet voldaan aan de opdracht van het hof om aan de hand van
concrete schadepostennadere informatie te verschaffen, nu op geen enkele wijze is aangegeven op welke post in welke factuur [Cargo Care] het oog heeft. De schadeposten die [Cargo Care] in verrekening wil brengen zijn immers - ondanks de gerichte navraag door het hof - op die wijze nog steeds niet zodanig gepresenteerd dat zij voor het hof (en de wederpartij) voldoende duidelijk en concreet zijn, met als gevolg dat niet beoordeeld kan worden welke schadeposten al dan niet onder de dekking van de verzekering vallen (laat staan of Special Truck voor die schadeposten aansprakelijk kan worden gehouden). Het enkele overleggen van facturen en foto’s is onvoldoende om aan het in deze procedure door [Cargo Care] gevoerde verrekeningsverweer ten grondslag te worden gelegd, nu het niet aan het hof is om al deze stukken stuk voor stuk nader te onderzoeken. [Cargo Care] dient per overgelegde factuur een gedetailleerde toelichting te geven op de afzonderlijke schadeposten en de in verband daarmee gemaakte kosten (wat is de aard van de schade, waardoor is de schade ontstaan
- denk bijvoorbeeld aan slijtage en achterstallig onderhoud.-, waarom valt die betreffende schade niet onder de dekking van de verzekering enz.). Daarnaast dient [Cargo Care] ten aanzien van de verschillende zaken alle relevante huurovereenkomsten over te leggen met de toepasselijke voorwaarden
Overigens begrijpt het hof – net als de curatoren – uit de stellingen van [Cargo Care] in haar akte dat de schadeposten die zij wil verrekenen enkel zijn gegrond op de stelling dat Special Truck niet als een goed huisvader heeft gezorgd voor de opleggers/voertuigen en daarom aansprakelijk is voor de schade die daardoor is veroorzaakt. Aansprakelijkheid op grond van een specifieke bepaling in de huurovereenkomsten is niet gesteld.
6.3.3.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor akte aan de zijde van [Cargo Care] , waarop [Wagenparkbeheer] (thans: de curatoren) bij antwoordakte zal mogen reageren. Deze aktewisseling is niet voor enig ander doel bestemd.
6.4.1.
Als productie 19 bij haar akte nadere toelichting heeft [Cargo Care] overgelegd een schermprint uit haar administratie, waaruit voldoende blijkt dat zij het bedrag van
€ 52.499,00 op 19 mei 2011 heeft overgemaakt aan de Belastingdienst.
6.4.2.
Naar aanleiding van de vraag van het hof over de datum van het executoriaal worden van het fiscale conservatoire beslag verwijst [Cargo Care] naar een fax van [vertegenwoordiger Belastingdienst] van de Belastingdienst aan haar d.d. 24 februari 2011. Hierin staat:

Ik zal thans overgaan tot het executoriaal maken van het beslag onder derden.”
Daarnaast verwijst [Cargo Care] naar een brief van deze [vertegenwoordiger Belastingdienst] aan haar d.d. 3 maart 2011 waarin hij namens de Ontvanger schreef:

De heer [X.] heeft mij vandaag gevraagd opgaaf te doen van de schuld omzetbelasting die op dit moment openstaat ten name van Euro Cargo Trucking B.V. c.s. fiscale eenheid omzetbelasting:
(..)
€ 52.499
Tegen één van de aanslagen over 2006 zou een bezwaarschrift zijn ingediend. Over dat bezwaarschrift (..) is mij niets bekend (..) ik stel mij op het standpunt dat betaald moet worden.
Het beslag blijft gehandhaafd.
Ik hou onverkort vast aan de inhoud van mijn faxbericht van 24 februari 2011.
De bedragen kunnen conform worden overgeboekt naar (..)
6.4.3.
Nu geen nadere stukken zijn overgelegd kan uit het hiervoor geciteerde niet worden afgeleid dat en wanneer het fiscale beslag executoriaal is geworden. “Executoriaal maken” zoals aangekondigd door de Ontvanger, geschiedt door middel van het opleggen van een dwangbevel, maar een dwangbevel, gericht aan Euro Cargo (fiscale eenheid) is niet overgelegd. De overgelegde aankondiging van de Ontvanger en diens schriftelijk geuite stellige overtuiging dat betaald moet worden, zijn onvoldoende om te concluderen dat het fiscale conservatoire beslag vóór 16 mei 2011 executoriaal is geworden.
6.4.4.
Het voorgaande impliceert dat er in deze procedure vanuit moet worden gegaan dat het door [Wagenparkbeheer] gelegde beslag het oudste executoriale derdenbeslag was en dat de deurwaarder van [Wagenparkbeheer] op de voet van art. 478 Rv de verdeling ter hand had moeten nemen nu art. 478 lid 1 Rv ook geldt wanneer een conservatoir derdenbeslag op zichzelf ouder is (waarbij voor toepassing van art. 478 Rv verder geldt dat voor conservatoire beslagen het tijdstip waarop deze krachtens art. 704 lid 1 Rv in de executoriale fase zijn gekomen in aanmerking moet worden genomen). In een dergelijk geval zou de deurwaarder van [Wagenparkbeheer] vervolgens het overleg om tot overeenstemming over de verdeling te komen, als bedoeld in art. 480 lid 2 Rv, hebben kunnen entameren. Indien geen overeenstemming zou zijn bereikt, dan had een rangregelingsprocedure ex artikel 481 Rv e.v. aanhangig kunnen worden gemaakt. De uitkomst daarvan c.q. van de rangregelingsprocedure had gezien het hoge voorrecht, dat verbonden is aan de vordering van de Ontvanger, niet anders kunnen zijn dan dat het voor de Ontvanger bestemde deel van het onder [Cargo Care] beslagen bedrag niet aan [Wagenparkbeheer] zou worden afgegeven, maar bewaard zou worden ten behoeve van de Ontvanger totdat diens beslag eveneens de executoriale fase zou zijn ingegaan. Zoals reeds in het tussenarrest in rov 3.7.1. is vermeld, heeft [Wagenparkbeheer] niet betwist dat het beslag van de fiscus executoriaal is geworden; zij heeft slechts vragen gesteld bij het tijdstip daarvan.
Nu het onder het derdenbeslag vallende deel van het bedrag dat te zijner tijd bestemd was voor de Ontvanger, ook bij toepassing van art. 480/481 Rv niet direct aan [Wagenparkbeheer] zou worden uitbetaald en dit ook op een later tijdstip niet zou geschieden, kan worden gesteld dat [Wagenparkbeheer] ook nu geen aanspraak heeft op dat bedrag.
In plaats van de hiervoor uiteengezette exercitie is evenwel door [Cargo Care] direct betaald aan de Ontvanger, zonder rekening te houden met het beslag van [Wagenparkbeheer] en zonder dat duidelijk is (althans niet in deze procedure) of het fiscale beslag executoriaal was geworden. Dit doet er naar het oordeel van het hof niet aan af dat [Wagenparkbeheer] nimmer aanspraak zal krijgen op dat bedrag en dat de verklaring van [Cargo Care] in zoverre praktisch gezien niet ondeugdelijk was. (Het hof voegt hier nog aan toe dat [Wagenparkbeheer] hetgeen het hof in zijn tussenarrest in rov 3.7.4. hieromtrent had overwogen, in haar nadere akte ook niet heeft weersproken.)
6.4.5.
De conclusie is dat [Cargo Care] het aan de fiscus uitbetaalde bedrag van € 52.499,00 mag verrekenen met haar schulden aan Euro Cargo, alvorens uit hoofde van het executoriale derdenbeslag aan [Wagenparkbeheer] af te dragen. De grieven falen derhalve voor zover zij hier op zien.
6.5.
Ten aanzien van het verrekende bedrag van € 5.000,00 heeft het volgende te gelden. In haar akte heeft [Cargo Care] gesteld dat dit bedrag op 25 maart 2011 aan de belastingdienst is betaald, onder verwijzing naar een schermprint van haar administratie (prod. 21) en de in rov 6.4.2. genoemde fax van [vertegenwoordiger Belastingdienst] . Genoemde fax verwijst evenwel naar een betaling van 25 februari 2011, welke in het kader van door Euro Cargo met de fiscus gemaakte afspraken zou zijn verricht. De schermprint geeft geen enkele uitsluitsel omtrent de rechtsgrond en de achtergrond van de gedane betaling. Indien [Cargo Care] heeft bedoeld te stellen dat zij al vóór de beslaglegging door [Wagenparkbeheer] een tegenvordering heeft verkregen in verband met een ten behoeve van Euro Cargo gedane betaling, heeft te gelden dat [Cargo Care] deze stelling onvoldoende heeft onderbouwd. In dit kader verwijst het hof naar rov 3.7.5. van zijn tussenarrest en de daar gestelde vragen, die nog steeds niet door [Cargo Care] beantwoord zijn.
Onvoldoende is dus komen vast te staan dat [Cargo Care] gerechtigd was genoemd bedrag te verrekenen.
Daarbij heeft te gelden dat het hof weliswaar in het voorgaande heeft geoordeeld dat [Cargo Care] het bedrag van € 52.499,00 mag verrekenen met datgene wat zij aan [Wagenparkbeheer] moest afdragen, maar daarmee is haar totale schuld aan Euro Cargo niet teniet gegaan, nu het in rov’s 3.1 onder g en 3.8.1. van het tussenarrest en rov 6.3.4. van dit arrest overwogene met zich brengt dat de vordering van Euro Cargo op [Cargo Care] nog steeds substantieel was. De vordering tot afdracht van € 5.000,00 zal derhalve te zijner tijd worden toegewezen, nu het te verrekenen bedrag daarmee nog steeds niet boven het bedrag uitkomt, dat [Cargo Care] ten tijde van de beslaglegging onder zich had. De grieven slagen derhalve op dit punt.
6.6.
In afwachting van de aktewisseling zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 2 februari 2016 voor akte aan de zijde van [Cargo Care] , als bedoeld in rov 6.3.2. en 6.3.3., waarna [Wagenparkbeheer] (thans: de curatoren) hierop bij antwoordakte mag reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, D.A.E.M. Hulskes en L.W. Louwerse en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 januari 2016
griffier rolraadsheer