Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
gehoord:
-mevrouw [human resources business partner] , Human Resources Business Partner bij [verweerster] en de heer
[marketing director] , Marketing Director bij [verweerster] ,bijgestaan door mr. J.W. Stam;
3.De beoordeling
“Geachte mevrouw [appellante] ,Middels de brief van 2 juni jl. heb ik u geïnformeerd over het feit dat uw arbeidsovereenkomst op [geboortedag] september a.s. eindigt in verband met het bereiken van uw pensioengerechtigde leeftijd, in 2015: 65 jaar en 3 maanden.Inmiddels is er discussie ontstaan over het al dan niet eindigen van rechtswege van uw arbeidsovereenkomst op [geboortedag] september a.s. U heeft zich in dat verband tot een advocaat gewend.Hoewel [verweerster] van mening is dat uw arbeidsovereenkomst op grond van het in uw arbeidsovereenkomst opgenomen pensioenbeding van rechtswege eindigt per [geboortedag] september a.s., zeg ik bij deze uw arbeidsovereenkomst voorwaardelijk op per voornoemde datum, vanwege het bereiken van uw pensioengerechtigde leeftijd. (…)”
de op dat moment geldende pensioengerechtigde leeftijd”in artikel 2.1. van de arbeidsovereenkomst tussen partijen, moet worden verstaan de leeftijd waarop het wettelijk recht op ouderdomspensioen ontstaat (AOW) en dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op [geboortedag] september 2015.
[appellante] in de gelegenheid te stellen haar functie te blijven uitoefenen tot het
rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, op straffe van verbeurte van een
dwangsom;
“de op dat moment geldende pensioengerechtigde leeftijd”in artikel 2.1. van de arbeidsovereenkomst. Voorts heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst van rechtswege, zonder dat daarvoor opzegging is vereist, eindigt op de dag dat [appellante] de leeftijd van 65 jaar en drie maanden heeft bereikt, zijnde [geboortedag] september 2015.
“In het geval de werknemer enkel om herstel heeft verzocht of primair om herstel heeft verzocht en subsidiair om een vergoeding maar herstel van de arbeidsovereenkomst naar het oordeel van de rechter niet in de rede ligt, kan de rechter (in het eerste geval: ambtshalve) besluiten niet tot veroordeling van herstel van de arbeidsovereenkomst over te gaan. In dat geval kan hij aan de werknemer een billijke vergoeding toekennen.” (Kamerstukken II 2013/2014, 33818, 3, p. 34-35).Het hof zal alvorens een beslissing te nemen partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de hoogte van deze billijke vergoeding. Voorts zal het hof [appellante] in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de vraag of zij haar voorwaardelijk verzoek tot schadevergoeding handhaaft, nu geen herstel van de dienstbetrekking zal worden bevolen, maar wel een billijke vergoeding zal worden toegekend. Het hof houdt in verband daarmee de behandeling van grief 13 aan.