In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Stichting ZOwonen tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Limburg, waarbij de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde werd afgewezen. ZOwonen verhuurt sinds 17 november 2003 een woning aan de geïntimeerde, die in gebreke is gebleven met de huurbetalingen. De huurachterstand bedraagt op het moment van dagvaarding € 1.632,54. ZOwonen vordert ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, maar de kantonrechter heeft de vorderingen afgewezen, onder meer omdat de huurachterstand als gering werd beschouwd.
In hoger beroep heeft ZOwonen twee grieven ingediend. De eerste grief betreft de vaststelling van de huurachterstand door de kantonrechter, die volgens ZOwonen onjuist was. De tweede grief richt zich tegen de beslissing in reconventie, waarbij de kantonrechter ZOwonen heeft veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de geïntimeerde wegens gebreken aan het gehuurde. Het hof heeft vastgesteld dat de huurachterstand ten tijde van de dagvaarding in eerste aanleg € 1.632,54 bedroeg, maar heeft geoordeeld dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, gezien de lange huurovereenkomst en de hoge leeftijd van de geïntimeerde.
Het hof heeft de vordering van ZOwonen tot ontbinding en ontruiming afgewezen, maar heeft wel de huurachterstand toegewezen tot een bedrag van € 549,51. Daarnaast heeft het hof de vordering in reconventie van de geïntimeerde tot huurprijsvermindering wegens gebreken aan het gehuurde toegewezen tot een bedrag van € 827,06. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij haar eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 22 maart 2016.