3.1.1.De scholen hebben op 24 februari 2015 (DaCapo en De Nassau), respectievelijk 26 februari 2015 (Stichting Willem van Oranje) een Europese openbare aanbestedingsprocedure aangekondigd voor de opdracht tot levering van leermiddelen en het aanbieden van onderwijsdiensten. Op de aanbestedingsprocedure is de Aanbestedingswet 2012 van toepassing.
De opdracht is verdeeld in vijf percelen. De opdracht wordt voor elk afzonderlijk perceel gegund aan de gegadigde met de economisch meest voordelige inschrijving.
[geïntimeerde] heeft op 25 februari 2015 (aan DaCapo en De Nassau), respectievelijk 2 maart 2015 (aan Stichting Willem van Oranje) om toezending van de aanbestedingstukken verzocht.
3.1.2.[geïntimeerde] heeft bezwaar gemaakt tegen de door de scholen voor de toezending van de stukken gestelde voorwaarde dat een geheimhoudingsverklaring, met boetebepaling, moest worden ondertekend. Na ongegrondverklaring van dat bezwaar door de scholen heeft [geïntimeerde] een klacht ingediend bij de Commissie van Aanbestedingsexperts. Deze commissie heeft de klacht van [geïntimeerde] op 23 maart 2015 gegrond verklaard (productie 6 bij inleidende dagvaarding). Voorts heeft de commissie de scholen de aanbeveling gedaan om de termijn voor indienen van de inschrijvingen te verlengen.
De scholen hebben geen uitvoering gegeven aan het advies van de Commissie. Wel hebben zij de boete uit de geheimhoudingsverklaring geschrapt en de inschrijftermijn met tien dagen verlengd.
3.1.3.[geïntimeerde] heeft de aanbestedingsstukken op vrijdag 27 maart 2015 ontvangen en heeft de scholen op 31 maart 2015 verzocht om verlenging van zowel de termijn voor het stellen van vragen, die op 30 maart 2015 afliep, als de termijn voor inschrijving die afliep op zaterdag 25 april 2015.
3.1.4.[geïntimeerde] heeft op 2 april 2015 aan de scholen vragen gesteld over de rechtmatigheid van de Aanbestedingsprocedure.
Op 3 april 2015 hebben de scholen de Nota van Inlichtingen rondgestuurd. Daarin is niet gereageerd op de door [geïntimeerde] gestelde vragen.
De scholen hebben [geïntimeerde] medegedeeld dat zij op de door [geïntimeerde] gestelde vragen zullen reageren in de tweede en tevens laatste inlichtingenronde waarvoor de vragen uiterlijk 10 april 2015 moeten zijn ingediend.
3.2.1.[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de scholen uitgeschreven aanbestedingsprocedure niet voldoet aan de wettelijke vereisten en dat de scholen daarmee jegens haar onrechtmatig handelen. De onrechtmatigheid bestaat volgens [geïntimeerde] uit de volgende aspecten (kort weergegeven):
a. de termijn voor het indienen van een aanbieding wordt niet in acht genomen;
b. de termijn voor het verstrekken van inlichtingen wordt niet in acht genomen;
c. de maximale looptijd van een raamovereenkomst wordt overschreden;
d. er wordt in strijd gehandeld met het clusterverbod;
e. de wijze waarop de percelen zijn vormgegeven is discriminatoir;
f. de percelenregeling wordt op een onjuiste wijze toegepast;
g. de gunningscriteria zijn niet transparant;
h. de omvang van de opdracht is onduidelijk;
i. bij de merkverwijzingen ter zake van leermiddelen ontbreken de woorden 'of gelijkwaardig'.
[geïntimeerde] vordert op grond van deze stellingen kort weergegeven de scholen te verbieden de aanbestedingsprocedure in de huidige vorm voort te zetten en op basis daarvan tot gunning van de opdracht over te gaan, alsmede de scholen te gebieden, voor zover de scholen de opdracht nog wensen te vergeven, een aanbestedingsprocedure te volgen die in overeenstemming is met de eisen die daaraan op grond van de Aanbestedingswet 2012 worden gesteld, althans de aanbestedingsprocedure met inachtneming van de in de uitspraak opgenomen aanwijzingen te continueren, een en ander op straffe van de verbeurte van een dwangsom van € 1.000.000,-, althans een in goede justitie te nemen voorziening te treffen.
3.2.3.Bij het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter geconcludeerd dat de scholen op meerdere onderdelen, namelijk de hiervoor onder c, e en g genoemde onderdelen, in strijd met de Aanbestedingswet 2012, en daarmee onrechtmatig jegens [geïntimeerde] hebben gehandeld. De voorzieningenrechter heeft de scholen geboden de aanbestedingsprocedure binnen een week na de uitspraak van het vonnis af te breken en daarvan binnen dezelfde week mededeling te doen op TenderNet. De voorzieningenrechter is ervan uitgegaan dat de scholen vrijwillig aan het vonnis zullen voldoen en heeft oplegging van een dwangsom achterwege gelaten.