ECLI:NL:GHSHE:2016:1078

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2016
Publicatiedatum
22 maart 2016
Zaaknummer
200.169.782_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijslastverdeling bij beroep op opschortende voorwaarde

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Dress Your Dreams B.V. (DYD) tegen Bostonian Business B.V. (BB). Het hoger beroep is ingeleid op 21 april 2015 en betreft de vonnissen van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, gewezen op 18 september 2014 en 22 januari 2015. DYD, vertegenwoordigd door advocaat mr. W.J. Liebrand, heeft in hoger beroep een kopie van de inleidende dagvaarding en de twee vonnissen overgelegd, maar niet het volledige procesdossier van de eerste aanleg. Dit heeft geleid tot de noodzaak voor het hof om te bepalen dat DYD een volledige kopie van het procesdossier moet overleggen, inclusief een inventarislijst en een overzicht van producties. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen voor 5 april 2016, zodat DYD in de gelegenheid wordt gesteld om aan deze eis te voldoen. Het hof heeft verder geen oordeel gegeven over de inhoudelijke zaak en houdt iedere verdere beslissing aan totdat de gevraagde stukken zijn overgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer 200.169.782/01
arrest van 22 maart 2016
in de zaak van
Dress Your Dreams B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als DYD,
advocaat: mr. W.J. Liebrand te Oss,
tegen
Bostonian Business B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als BB,
advocaat: mr. J.J.M. Voss te Amstelveen,
op het bij exploot van dagvaarding van 21 april 2015 ingeleide hoger beroep van de vonnissen van 18 september 2014 en 22 januari 2015, door de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, gewezen tussen DYD als gedaagde en BB als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 3004054/420, rolnr. 14-3851)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
Om het hoger beroep te kunnen beoordelen, moet het hof beschikken over het volledige procesdossier van het geding in eerste aanleg. DYD heeft uitsluitend een kopie overlegd van de inleidende dagvaarding en van beide vonnissen. Uit de op blz. 2 van de memorie van grieven gegeven opsomming van de stukken van het geding in eerste aanleg en uit de inhoud van beide vonnissen blijkt dat het procesdossier van het geding in eerste aanleg uit meer stukken bestaat dan uitsluitend de inleidende dagvaarding en de twee vonnissen. DYD heeft ten onrechte geen kopie van het volledige procesdossier van het geding in eerste aanleg overgelegd.
3.2.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen om DYD in de gelegenheid te stellen een volledige kopie over te leggen van het procesdossier van het geding in eerste aanleg, deugdelijk gebundeld en voorzien van tabs ter onderscheiding van de afzonderlijke processtukken, een inventarislijst, overzicht van producties en, voor zover van toepassing, kleurenkopieën van kleurenfoto’s, onder gelijktijdige verzending van afschrift van de inventarislijst en het overzicht van producties aan de wederpartij.
3.3.
Een antwoordakte van BB wordt niet verwacht. Het hof zal elk verder oordeel nu aanhouden.

4.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 5 april 2016 teneinde DYD in de gelegenheid te stellen een volledige kopie over te leggen van het procesdossier van het geding in eerste aanleg, overeenkomstig hetgeen hiervoor in rov. 3.2 is overwogen (waarna geen antwoordakte);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, O.G.H. Milar en P.P.M. Rousseau en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 maart 2016.
griffier rolraadsheer