In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, voormalig voorzitter van een stichting, werd beschuldigd van verduistering van het archief en de financiële administratie van de stichting. De politierechter had eerder op 16 juni 2015 een vonnis gewezen, waartegen de verdachte hoger beroep aantekende. Het hof heeft het beroep behandeld en de zaak onderzocht op de terechtzitting.
De advocaat-generaal vorderde dat het hof het vonnis van de politierechter zou vernietigen, het ten laste gelegde zou bewezen verklaren en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van € 500,-, subsidiair tien dagen hechtenis. Daarnaast werd gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij, de stichting, zou worden toegewezen tot een bedrag van € 7.000,-. De verdachte heeft vrijspraak bepleit en betwist dat hij de administratie niet kon teruggeven omdat zijn echtgenote deze per ongeluk bij het oud papier had gezet.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk klappers met administratie, toebehorende aan de stichting, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd en de verdachte niet geschaad in zijn verdediging. Het hof oordeelde dat de vervolging door het Openbaar Ministerie ontvankelijk was en dat er geen sprake was van een uitzonderlijk geval voor niet-ontvankelijkheid.
Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 500,- en een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 2.125,-. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 36f en 321 van het Wetboek van Strafrecht.