In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de erkenning van de minderjarige [minderjarige 1] door de man. De vrouw, appellante in principaal appel, verzet zich tegen de beslissing van de rechtbank die de man vervangende toestemming verleende om [minderjarige 1] te erkennen. De vrouw voert aan dat erkenning schadelijk is voor de belangen van [minderjarige 1] en dat er risico's zijn voor haar ontwikkeling. De man, verweerder in principaal appel, heeft voorwaardelijk incidenteel appel ingesteld en verzoekt om een deskundigenonderzoek om vast te stellen of hij de verwekker is van [minderjarige 1]. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming zijn ook betrokken in deze procedure. Het hof heeft op 9 februari 2016 een mondelinge behandeling gehouden en besloten dat er een DNA-onderzoek moet plaatsvinden om de vraag van het vaderschap te beantwoorden. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 9 juni 2016, in afwachting van de resultaten van het deskundigenonderzoek. De kosten van het onderzoek komen voorlopig ten laste van de man.