Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door mr. Gloudemans;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Matze.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie na een echtscheiding. De man, appellant, heeft de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 april 2014 aangevochten, waarin de rechtbank heeft bepaald dat hij aan de vrouw, verweerster, een maandelijkse bijdrage in haar levensonderhoud moet betalen. De man verzoekt het hof om deze beschikking te vernietigen en te bepalen dat de behoefte van de vrouw aan alimentatie nihil is, of dat zij in staat is zelfstandig in haar levensonderhoud te voorzien. De vrouw verzoekt op haar beurt om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep en de bestreden beschikking in stand te laten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2015 zijn beide partijen gehoord, bijgestaan door hun advocaten. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een brief van de advocaat van de man. De partijen zijn op 2 mei 1986 met elkaar gehuwd en de echtscheiding is nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. De rechtbank had bepaald dat de man vanaf de inschrijving van de beschikking in de registers aan de vrouw een bedrag van € 453,- per maand moet betalen, dat kan oplopen tot € 1.158,- na verkoop van de echtelijke woning.
Het hof heeft de grieven van de man beoordeeld, die betrekking hebben op de behoefte van de vrouw en zijn eigen draagkracht. Het hof concludeert dat de vrouw in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, mede gezien haar huidige werkuren en de omstandigheden. Het hof wijst het verzoek van de vrouw tot vaststelling van partneralimentatie af en vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank voor zover deze partneralimentatie betreft, maar bekrachtigt de beschikking voor het overige. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 maart 2015.