ECLI:NL:GHSHE:2015:957

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
20-002195-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstation met geweld en mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van een gewapende overval op een tankstation in Terneuzen op 11 september 2013, waarbij hij onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de caissière dwong tot de afgifte van geld. Daarnaast was de verdachte betrokken bij een poging tot zware mishandeling en mishandeling van twee andere slachtoffers op 6 november 2013. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing, medeplegen van poging tot zware mishandeling en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door hennepplanten in zijn bezit te hebben. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met inachtneming van eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, met schadevergoedingen van respectievelijk € 295,00 en € 3.681,45. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij het hof rekening hield met de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-002195-14
Uitspraak : 18 maart 2015
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof 's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 17 juli 2014 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 02-700368-13 en 02-700356-13, tegen
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep werd:
  • verdachte vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 2. ten laste gelegde;
  • verdachte ter zake van
“afpersing”,
“medeplegen van poging tot zware mishandeling”,
“medeplegen van mishandeling”, en
“opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod”
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
  • de vordering van de [benadeelde 1] toegewezen tot een bedrag van € 295,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
  • de vordering van de [benadeelde 2] toegewezen tot een bedrag van € 3.681,45, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- aan de verdachte opgelegd de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 3.681,45, subsidiair 46 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, behoudens ten aanzien van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en te dien aanzien opnieuw rechtdoende:
  • de vordering van de [benadeelde 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 295,00;
  • de vordering van de [benadeelde 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 2.181,45;
  • aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 295,00 subsidiair 5 dagen hechtenis;
  • aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 2.181,45 subsidiair 31 dagen hechtenis.
De verdediging heeft:
  • zich gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 4. ten laste gelegde;
  • bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 02-700368-13 ten laste gelegde alsmede van het hem in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. en 3. ten laste gelegde;
  • bepleit dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte richt zich mede tegen de vrijspraak door de eerste rechter van hetgeen aan de verdachte in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 2. ten laste werd gelegd. Dat is in strijd met het bepaalde in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof, zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 02-700368-13
hij op of omstreeks 11 september 2013 te Terneuzen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 295 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven): “Je weet wat je moet doen, jullie zijn hiervoor verzekerd.” en/of “Meer, meer, meer.”;
parketnummer 02-700356-13
1. primair
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 2]:
  • meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of het overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes/schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2]) meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of het overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of meermalen, althans eenmaal, met een mes/schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken, waardoor voornoemde [benadeelde 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend bij een persoon (te weten [slachtoffer 2]), (met kracht) een deur in het gezicht, althans tegen het hoofd, hebben/heeft geduwd, althans gebracht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 14 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs

1. De aangifte van [slachtoffer 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik doe aangifte namens de benadeelde [benadeelde 1].
Ik was op 11 september 2013 aan het werk op het Total tankstation, gevestigd aan de
[adres 1] te Terneuzen.
Omstreeks 19.45 uur was ik alleen in het genoemde tankstation aan het werk. Ik zag een persoon aan komen fietsen. Het viel mij op dat de persoon een zwarte sjaal voor zijn mond had. Tevens zag ik dat deze persoon een capuchon over zijn hoofd had getrokken. Ik zag dat deze persoon zijn fiets voor het tankstation parkeerde. Ik zag dat deze persoon direct het tankstation kwam binnengelopen. Na binnenkomst zag ik dat deze persoon naar links liep in de richting van de kassa. Op dat moment stond ik in de kassaruimte.
Ik zag dat deze persoon een man was. Ik zag dat deze man een zwarte jas droeg tot op zijn heupen. De zwarte sjaal had de man tot over zijn neus getrokken. Ik zag dat de man een blauwe broek droeg. Ik zag dat de man zwarte sportschoenen droeg. Het viel mij op dat op de buitenzijde van deze sportschoenen een zilver of witte afbeelding stond.
Ik zag dat de man voor de kassa stond. Ik zag dat de man met zijn rechterhand een zwart pistool op mij richtte. Ik hoorde dat er een klik kwam vanaf het pistool. Ik zag dat het een zwart pistool was met op de loop een ronddraaiend mechanisme. Ik zag dat dit ronddraaiend mechanisme zilver van kleur was.
Ik zag dat de man in zijn linkerhand een witte plastic tas droeg. Ik zag dat de man deze witte plastic tas in mijn richting stak. Ik hoorde dat de man zei: “je weet wat je moet doen, jullie zijn hiervoor verzekerd”.
Ik begreep dat deze man het tankstation overviel.
Ik pakte de witte tas van de man aan. Ik haalde het briefgeld uit de kassalade en stopte dit briefgeld in de witte plastic tas. Ik had alleen de bankbiljetten van 20, 10 en 5 euro in de witte tas gedaan.
Ik hoorde dat de man zei: “meer, meer, meer”. Ik haalde de kassalade uit de kassa en zei tegen de man dat ik alleen nog muntgeld had. Hierop zag ik dat de man de witte plastic tas pakte en wegliep uit het tankstation.
Ik zag dat de man naar zijn fiets liep. Ik zag dat deze man op zijn fiets stapte en wegreed. Ik zag dat er van het zadel van de fiets van de man een zwarte zadelhoes viel. Ik zag dat deze zadelhoes op het fietspad bleef liggen. Ik zag dat de man fietste op een zilverkleurige fiets.
Het door de man verloren zwarte zadelhoesje had ik aan een lipje vastgepakt en meegenomen in de richting van het tankstation. Ik heb het zadelhoesje later overgedragen aan de politie. [1]

2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 24 september 2013 ben ik naar het tankstation aan de [adres 1] te Terneuzen gegaan. Op dat moment was [slachtoffer 1] aan het werk.
Op mijn vraag hoe groot de dader was, zei [slachtoffer 1] dat de dader iets groter was dan ik en dat dit zo’n 5 à 10 cm betrof.
Opmerking verbalisant: mijn lengte betreft 1.75 meter.
Ik ben voor haar bij de toegangsdeur gaan staan en daar bevestigde zij nogmaals dat de dader groter was dan ik en dat zij dit vaststelde aan de hand van de door haar bekeken beelden in combinatie met de aanwezige stickers op de toegangsdeur. [2]

3. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 11 september 2013 bevond ik mij aan het Total tankstation gelegen aan de
[adres 1] te Terneuzen. Aldaar sprak ik met de zoon van de eigenaar. De zoon gaf aan dat hij de opgenomen beelden van het tankstation( het hof begrijpt: beelden die zijn gemaakt ten tijde van de overval op 11 september 2013)over kon zetten op een USB-stick. Dit heeft hij ook gedaan en hij overhandigde deze USB-stick aan mij.
Op de beelden is een manspersoon te zien die op een zilverkleurige fiets aan kwam rijden met over zijn hoofd een donkerkleurige capuchon en daarover heen een zwarte parkajas. Tevens droeg hij lichtkleurige handschoenen. Op de beelden is tevens te zien dat hij dreigde met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, donker van kleur. Nadat hij geld in een plastic tas kreeg, heeft hij het pand verlaten en is op zijn fiets weggereden. [3]

4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Naar aanleiding van de gepleegde overval op het Total-tankstation aan de
[adres 1] te Terneuzen heb ik de opgenomen bewakingsbeelden uitgekeken. Op de beelden is het navolgende waar te nemen:
Er komt een persoon, later genoemd dader, op een fiets aanrijden. De dader draagt een zwart jack met een capuchon. Onder het zwarte jack draagt de dader een donkergrijze trui of vest met capuchon en de capuchon is over het hoofd gedragen.
De dader stapt van de fiets af.
De dader stapt de shop binnen. De dader heeft een zwarte doek of sjaal voor zijn gezicht waarbij alleen het ooggedeelte van het gezicht zichtbaar is. De dader heeft een blanke huidskleur.
De dader haalt met zijn rechterhand uit zijn rechterjaszak een op een revolver-gelijkend voorwerp, zwart van kleur, en de dader haalt met zijn linkerhand uit zijn linkerjaszak een tasje dat hij aan de caissière geeft. De dader richt de revolver op de caissière. De dader draagt opvallend witte handschoenen.
De caissière opent de kassa en neemt geld uit de kassalade en steekt dit in de tas die door de dader was gegeven. De tas van de dader is een blauwwitte tas met daarop het logo van Albert Heijn.
De dader leunt over de toonbank en kijkt vervolgens in de kassalade. Hierna staat hij weer achter de toonbank en neemt de tas van de caissière over. Al deze tijd heeft hij in zijn rechterhand de revolver. Nadat hij de tas heeft overgenomen, loopt de dader naar de uitgang.
De dader stapt op de fiets en rijdt het terrein af. De fiets is een damesfiets, zilverkleurig met een bagagedrager. [4]

5. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik wil graag iets vertellen over een gewapende overval die in september of oktober 2013 is gepleegd op een benzinestation aan de [adres 1] in Terneuzen. Deze overval is gepleegd door [verdachte]. Dit heeft hij mij namelijk zelf verteld. Ik heb een tijdje een relatie met [verdachte] gehad.
Ik woon samen met mijn broer op het adres [adres 2] te Terneuzen. Dit is een flatwoning op de derde etage. Naast ons, op [adres 4], woont [verdachte].
De gewapende overval op het benzinestation die [verdachte] heeft gepleegd vond ongeveer in september of begin oktober 2013 plaats volgens mij.
Op een avond stond ik te douchen in mijn woning, [adres 2] te Terneuzen. Het was toen volgens mij tussen 20.00 uur en 20.30 uur. Mijn broer, [benadeelde 2] ( het hof begrijpt : [benadeelde 2]), was ook in de woning aanwezig op dat moment. Ik hoorde dat er werd aangebeld hij onze woning. Mijn broer deed de voordeur open en ik hoorde dat [verdachte] aan de deur stond.
[verdachte] is toen schijnbaar meteen doorgelopen naar de douche waar ik me bevond. [verdachte] heeft zich bij mij in de badkamer meteen uitgekleed. Hij zei tegen mij dat ik deze spulletjes even in mijn kast moest bewaren voor hem. Hij deed zijn jas en zijn schoenen uit, hij deed zijn sjaal af. Deze kleding en een klein plastic zakje van Albert Heijn gaf hij aan mij en vroeg mij deze dus even bij te houden.
[verdachte] is naar zijn huis gelopen.
Kort hierna ging ik naar de woning van [verdachte] toe en vroeg hem daar wat dit nu allemaal te betekenen had. Toen heeft [verdachte] mij het hele verhaal verteld. [verdachte] vertelde dat hij, net voordat hij bij mij kwam, het benzinestation aan de [adres 1] had overvallen.
Hij vertelde dat hij dit heeft gedaan omdat hij deze week geen geld meer kreeg van zijn bewindvoerder en was hier boos over. Hij vertelde dat hij op een geleende damesfiets naar het tankstation is gereden en daar naar binnen is gegaan en met een vuurwapen heeft gedreigd om zo het geld uit te kassa mee te krijgen. [verdachte] zei dat hij gezegd heeft tegen een wat jonge vrouw achter de balie van het tankstation “Ik heb honger, dus je weet wat je moet doen”. Die jonge vrouw zou volgens [verdachte] toen nog gevraagd hebben of hij ook het kleingeld wilde hebben. [verdachte] zei dat hij gezegd heeft dat hij dit niet wilde. Hij heeft dus alleen briefgeld meegenomen.
Toen hij de vrouw achter de balie aansprak heeft hij een vuurwapen vastgehad. Hij heeft dit wapen ook al eens aan mij laten zien dus ik weet welke hij bedoelde. Dit wapen staat ook nog op de foto op mijn gsm die de politie nu in beslag heeft genomen. Op deze foto staan [verdachte], [medeverdachte 1] en [bijnaam] met dit vuurwapen.
Nadat hij mij verteld had dat hij het tankstation zojuist had overvallen ben ik meteen teruggegaan naar mijn woning, heb zijn spullen gepakt en heb deze meteen weer teruggebracht naar [verdachte].
Toen [verdachte] de spullen uit het blauwe Albert Heijn tasje haalde zag ik dat hierin veel briefgeld zat en een paar tuin handschoenen. Dit geld was de buit van de overval. Dit waren voornamelijk briefjes van tien en twintig euro zag ik. Van dit geld heeft [verdachte] zijn wietplantjes gekocht. Hij zei dat hij dan tegen december 2013 hiermee weer geld zou hebben verdiend om aan zijn dochtertje te geven.
De kleding die [verdachte] droeg toen hij die avond bij mij thuis kwam nadat hij de overval had gepleegd omschrijf ik als volgt:
winterjas, kleur zwart, deze komt volgens mij net over de heupen als je deze aan hebt,
spijkerbroek, kleur blauw,
schoenen, kleur zwart,
sjaal, kleur zwart.
[verdachte] vertelde mij dat hij een damesfiets heeft geleend van iemand. [5]

6. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Overdag, de dag van de overval, woensdag, zat ik bij [verdachte] thuis. [verdachte] ging ‘s middags weer kijken bij zijn bank, ABN-AMRO aan de Herengracht te Terneuzen, of er al geld gestort was door zijn bewindvoerder. Toen hij terugkwam zei hij dat ik weg moest gaan van hem omdat hij zeer sacherijnig was omdat er geen geld gestort was volgens hem.
De dag voor de overval, dinsdag, had [verdachte] namelijk ook al gekeken op zijn rekening en was er niets gestort. Hij had die dag ook al gebeld met mijn telefoon naar de bewindvoerder en daar werd verteld dat het geld gestort was maar dat het mogelijk de andere dag erop zou staan. Hij zei dit tegen mij dat de bewindvoerder hem dat verteld had. Het bedrag dat bij hem gestort wordt is 50 euro per week.
Hij heeft toen woensdag wederom met mijn telefoon zijn bewindvoerder gebeld nadat hij weer terug was gekomen van de bank. De bewindvoerder vertelde dat [verdachte] geduld moest hebben en dat het geld wel gestort was.
Ik stond onder de douche en terwijl ik daar stond hoorde ik de voordeurbel. Ik hoorde daarna de stem van [verdachte] en ook die van mijn broer. Ik hoorde dat [verdachte] vroeg waar ik was. Mijn broer zei toen dat ik in de douche was. Ik hoorde dat erop de douchedeur werd gebonkt. [verdachte] zei dat ik moest opendoen. Ik deed de deur open en hij kwam naar binnen en deed de deur achter hem dicht.
[verdachte] deed zijn jas uit en legde deze samen met een tas en een sjaal op de droger, welke ook in de badkamer staat, en zei dat ik het moest verstoppen. De tas was een kleine plastic tas van Albert Heijn. Ik herkende de tas omdat deze van mijn moeder was. Ik had deze tas het weekend daarvoor van mijn moeder meegekregen. De tas is blauw en wit van kleur met het logo van Albert Heijn erop in de blauwe kleur.
De jas was een zwarte winterjas, zover ik kon nagaan tot net over de heup. Hij had ook een zwarte sjaal bij. Dat was een korte wintersjaal. De sjaal had hij in zijn handen net als het tasje. De jas droeg hij nog wel. Hij droeg verder een spijkerbroek, donkerblauw tot tegen het zwarte aan van kleur, en zwarte sportschoenen van het merk Adidas.
Toen hij zijn jas uit deed had hij nog iets eronder aan. Ik dacht een trui. Volgens mij was de trui een soort van sweater en ik dacht met capuchon.
[verdachte] vertelde mij later dat hij de sjaal voor zijn gezicht had gehouden en in zijn nek had dicht geknoopt. Ik heb die knoop er zelf nog uitgehaald.
[verdachte] ging naar huis. Ik legde de spullen die op de droger lagen in de kast in de slaapkamer.
Ik ben vervolgens naar [verdachte] thuis gegaan.
[verdachte] zei tegen mij dat hij een benzinestation op de [adres 1] had overvallen. Hij begon toen gedetailleerd te vertellen.
Ik hoorde hem zeggen dat hij tegen het meisje achter de kassa had gezegd dat hij honger had en dat ze wist hoe het werkte. Hij zei ook dat het meisje al het briefgeld in het tasje had gedaan en dat ze daarna vroeg of hij ook het muntgeld wilde hebben. [verdachte] had gezegd dat hij dit niet wilde hebben.
Hij vertelde dat hij vervolgens op de fiets was gesprongen en naar huis was gekomen.
[verdachte] vertelde mij die avond dat hij een fiets geleend had. [verdachte] vertelde ook dat hij zijn fiets niet gebruikt had omdat deze opvallend was.
Ik begreep later toen ik met [verdachte] wegging die avond naar [medeverdachte 1] dat het de damesfiets was die in het halletje beneden in de flat bij de brievenbussen stond en die door iedereen geleend wordt. Ik weet wel dat mijn buurman, [slachtoffer 2] van Buren, er een sleutel van heeft.
[verdachte] heeft mij ook verteld dat hij deze fiets gebruikt had bij de overval toen we bij de fiets stonden. Het is een donkere fiets met een kapot zadel. Nu zit er sinds 2 à 3 weken een groenachtig zadelhoesje over maar dat was die avond niet.
In mijn eerder afgelegde verklaring spreek ik over een vuurwapen. [verdachte] heeft mij die avond daarover verteld dat hij deze had gebruikt bij de overval. Er zit een draaiding aan waarin je de kogels moet doen. Je ziet zoiets ook in Westerns. Het was bruinig tegen zwart van kleur.
Van dat wapen heb ik zelf met mijn gsm foto’s gemaakt toen ze het vasthielden. Met ze bedoel ik [verdachte], [medeverdachte 1] en [bijnaam], dat is de bijnaam van meneer [medeverdachte 2]. Die foto’s zijn gemaakt bij [verdachte] thuis.
Nadat [verdachte] mij het verhaal van de overval had verteld ben ik terug naar huis gegaan. Ik heb daar in huis een bigshopper gepakt en heb daarin de jas, de sjaal en het tasje gedaan. Ik heb deze spullen aan [verdachte] gegeven. Bij [verdachte] thuis heb ik samen met hem in het tasje gekeken. Hij heeft dat tasje zelf uit de bigshopper gepakt en mij laten zien. Ik zag dat er vele briefjes van 20 en 10 euro inzaten. Ik zag dat de briefjes gebundeld zaten en dat deze bij elkaar werden gehouden door een samengevouwen biljet. [verdachte] zei dat hij daarmee zijn plantjes kon kopen. Hij bedoelde daar weedplanten mee. Ik weet dat hij van dat geld later zaad gekocht heeft. Voor de overval was er nog geen zaad of plantjes in de woning. Ik denk een week of 2 weken na de overval zijn die plantjes daar gekomen.
In de tas zaten ook witte handschoenen met grijs of groene handpalmen.
U vraagt mij hoe groot [verdachte] is. Ik ben zelf 1.68m groot en [verdachte] is ongeveer een halve tot een kop groter. Ik denk dus dat hij 1.75 à 1.80 groot is. [6]

7. De verklaring van [benadeelde 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik begrijp dat u mij heeft uitgenodigd om een verklaring af te leggen over wat er is voorgevallen op de dag dat [getuige 1] en ik thuis waren en dat [verdachte] binnenkwam en doorliep naar de douche waar [getuige 1] op dat moment onder stond.
Ik kan me de dag nog goed herinneren.
Er werd geklopt. Ik ging naar de voordeur en daar zag ik [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) staan. Hij woont naast me op [adres 4]. [verdachte] was gehaast en vroeg waar mijn zus was. Ik deed de deur open en gelijk stapte [verdachte] binnen in de gang. Ik zei dat [getuige 1] in de douche was. Terwijl ik dat zei liep [verdachte] mij voorbij en naar de douchedeur. Hij stapte de douchedeur binnen.
Ik dacht dat [verdachte] een parka aan had. Ik weet dat hij zo een jas heeft. De jas komt tot net over de heupen.
Ik merkte dat [verdachte] niet veel later weg gegaan was. Volgens mij is [getuige 1] daarna weggegaan.
Nadat ik vorige week ben aangevallen heb ik van [getuige 1] gehoord van de overval. [getuige 1] vertelde dat [verdachte] een overval had gepleegd op een benzinestation. [7]

8. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik heb telefonisch contact gehad met de stichting [naam] te Goes in de persoon van [betrokkene 2]. Zij bevestigde dat [verdachte] bij hen onder bewind staat. Zij verklaarde dat [verdachte] een uitkering krijgt en dat zij van deze uitkering zijn vaste lasten betalen en dat hij 50 euro per week ontvangt als leefgeld. Zij verklaarde dat dit bedrag iedere maandag wordt overgemaakt naar de rekening van [verdachte]. [8]

9. Het proces-verbaal relaas, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 8 november 2013 werd in het kader van een onderzoek naar een verduistering van een voertuig waarvoor [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]) als verdachte werd aangemerkt een mobiele telefoon in beslag genomen. Onderzoek wees uit dat op deze mobiele telefoon foto’s stonden van o.a. [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met een op een handvuurwapen (revolver) gelijkend voorwerp alsmede een foto van alleen dit handvuurwapen.
Het op het handvuurwapen gelijkend voorwerp lijkt op een type kleine revolver en lijkt op een soortgelijk model dat door de dader wordt gebruikt bij de overval op het Total tankstation d.d. 11 september 2013 (het hof begrijpt: het Total tankstation gelegen aan de
[adres 1] te Terneuzen).
Op 14 november 2013 werd onder [getuige 2] de volgende fiets in beslag genomen: damesfiets, merk Cumberland, donkergrijs / zilvergrijs / zwart van kleur, met bagagedrager, standaard en 21 versnellingen.
Deze bovengenoemde fiets komt qua omschrijving model, banden, kleuren en bagagedrager en dubbele framebuis zeer sterk overeen en is bijna identiek aan het type fiets dat gebruikt werd door de dader tijdens de overval d.d. 11 september 2013. [9]

10. De verklaring van [slachtoffer 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik woon in de flat in de [straat] op [adres 3] te Terneuzen. Ik weet dat er bij de flat een fiets staat die eigendom is van [getuige 2]. Hij woont ook in de flat.
Als je een fiets nodig hebt, kun je bij [getuige 2] om de sleutel gaan vragen en dan kan je zijn fiets gebruiken. De fiets is een damesfiets, grijs, zilver van kleur. Hij heeft handremmen.
Ik kan u zeggen dat het gelzadel kapot is. Het is gescheurd. Op het zadel zit nu een hoesje. Het is een groen hoesje.
Het is mogelijk dat [getuige 1] ( het hof begrijpt: [getuige 1]) bij mij wel eens de sleutel van de fiets heeft opgehaald omdat ik er dan waarschijnlijk als laatste mee weg ben geweest. Ik denk dat ik de sleutel toen nog niet had teruggebracht naar [getuige 2]. [10]

11. De verklaring van [getuige 2], afgelegd op 15 november 2013, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik begrijp dat jullie mij willen horen als getuige omtrent de damesfiets die u van mij gisteren in beslag hebt genomen. Ik ben eigenaar van deze damesfiets. De fiets is een Cumberland en heeft 2 kleuren. Dat zijn zilvergrijs en zwart, eigenlijk donkergrijs. De fiets heeft een bagagedrager.
Deze fiets heeft een kapot gelzadel. Het zadeldek is beschadigd en de gel komt er nu uit. Daarom heb ik nu een zadelhoes erover.
Er zat al een zwart zadelhoesje op toen ik deze fiets kreeg. Dat is er op een of andere manier vanaf gegaan toen ik de fiets had uitgeleend. Daarna heb ik een groen hoesje aangeschaft. Dat zal ongeveer 1 à 2 maanden geleden geweest zijn.
Ik leen die fiets uit aan 3 personen. Mijn buurman [slachtoffer 2], [verdachte] – hij woont naast [slachtoffer 2] (het hof begrijpt: [verdachte]), en [betrokkene 1]. [betrokkene 1] woont in België. Hij gebruikt de fiets als hij bij mij is.
Het is mij niet verteld door iemand dat dat zwarte hoesje eraf was, daar ben ik zelf achter gekomen. [slachtoffer 2] zou het mij zeker wel verteld hebben als hij dat kwijt had geraakt, daar ben ik vrijwel zeker van. [betrokkene 1] zou mij wel vertellen als hij het hoesje kwijt zou raken, dat weet ik wel zeker.
Ik heb de fiets aan [verdachte] uitgeleend.
Ik ben mijn fiets pas gaan uitlenen vanaf de periode juli/augustus dit jaar. [11]

12. Het proces-verbaal verhoor verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 26 november 2013 hoorden wij als verdachte [medeverdachte 1]. De verdachte verklaarde:
O: Aan verdachte wordt een foto getoond waarop een drietal personen staan afgebeeld (het hof begrijpt: de foto op pagina 90 van het dossier met registratienummer
PL193E-2013077347).
De bovenste persoon is [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]), de middelste ben ik en de onderste persoon is [bijnaam], dus [medeverdachte 2]. De foto is bij [verdachte] thuis gemaakt. [verdachte] zet een nepwapen op mijn hoofd. Het is een revolver. [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]) heeft de foto gemaakt. Die foto stond op haar telefoon. Deze is met haar telefoon gemaakt. [12]

13. De verklaring van [medeverdachte 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

**Aan de verdachte wordt een foto getoond waarop een drietal personen staat afgebeeld. (het hof begrijpt: de foto op pagina 46 van het dossier met registratienummer
PL193E-2013077347).
**
Dat is een foto die [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]) heeft genomen.
**Wie staan er op die foto?**
Dat ben ik samen met [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) en [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]).
**Wat is dat voor wapen?**
Dat is een klapperpistool. [verdachte] zei dat het een klapperpistool was.
Ik zal u zeggen van wie dat pistool is. Het is van [verdachte]. [verdachte] had die in huis liggen en liet die zien. [13]

14. De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2015, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

U toont mij de foto op pagina 90 van het dossier met registratienummer
PL193E-2013077347.
Ik sta op die foto. Ik ben de bovenste van de drie personen op die foto. De andere twee personen zijn vrienden van mij.

15. De eigen waarneming van het hof van de foto, opgenomen op pagina 90 van het dossier met registratienummer PL193E-2013077347, dat de bovenste persoon een op een revolver gelijkend voorwerp in zijn rechterhand heeft.

16. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 6 november 2013 betrad ik het pand [adres 4] te Terneuzen.
In het pand troffen wij in een slaapkamer een zogenaamde kweektent aan met daarin
14 hennepplanten.
In het pand troffen wij aan: [verdachte], geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], [adres 4]. [14]

17. De verklaring van verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Tijdens de doorzoeking werd door jullie een kweektent met 14 hennepplanten aangetroffen. De kweektent en die hennepplanten die in die tent staan, zijn van mij. [15]

18. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 9] en [verbalisant 10], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 6 november 2013, omstreeks 21.33 uur, kregen wij de melding dat er een man was aangevallen op het adres [adres 3] te Terneuzen. De man zou onder het bloed zitten en gewond zijn aan zijn hoofd. De man zou nu op het adres [adres 2] zijn. Vervolgens zijn wij direct ter plaatse gegaan.
Op 6 november 2013, omstreeks 21.37 uur, waren wij ter plaatse op het adres [adres 2] in Terneuzen. Wij werden binnengelaten door een vrouw, welke later bleek te zijn [getuige 1]. Wij zagen dat er een man op de bank in de woonkamer zat. De man bleek te zijn: [benadeelde 2]. Wij zagen dat [benadeelde 2] een flinke hoofdwond had.
[getuige 1] vertelde tegen ons dat ze eerst bij haar aan de deur waren geweest. Ze hadden op de deur geramd en geroepen dat ze naar binnen wilden. Wij vroegen wie ze waren. [getuige 1] vertelde dat ze de stemmen van [verdachte] en [medeverdachte 1] had herkend. Daarna waren ze naar het adres van [adres 3] gegaan. Haar broer [benadeelde 2] was aanwezig in deze woning. Daar hadden ze haar broer [benadeelde 2] zwaar mishandeld en gestoken. [getuige 1] vertelde dat [verdachte] er van door gegaan was op de fiets.
Verder hoorden wij [getuige 1] zeggen dat [slachtoffer 2] ook gewond was geraakt. [slachtoffer 2] bleek de hoofdbewoner van het pand aan de [adres 3] in Terneuzen te zijn.
Vervolgens zijn we naar de woning aan de [adres 3] gegaan. In de woning troffen wij een grote ravage aan. Wij zagen dat er in de woonkamer druppels bloed op de bank en vloer lagen.
Wij zijn naar de woning van [medeverdachte 1] ([adres 5]) gereden. Op het moment dat wij voor de woning van [medeverdachte 1] stonden, zagen wij dat er drie personen op de fiets aan kwamen rijden. Deze personen bleken te zijn: [verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. [16]

19. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 10], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 6 november 2013, omstreeks 22.00 uur, was ik aanwezig op de [straat] te Terneuzen. Ik sprak aldaar met [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] had zijn woning verlaten na een zojuist plaatsgevonden hebbend geweldsdelict. [slachtoffer 2] verklaarde mij als volgt:
  • dat hij op de derde en bovenste etage van de flat woont
  • dat hij vanavond thuis was
  • dat zijn vriend [benadeelde 2] op bezoek was
  • dat rond 21.30 uur iemand aanbelde of op zijn voordeur klopte
  • dat hij zijn voordeur opende
  • dat iemand de voordeur tegen [slachtoffer 2] hoofd sloeg
  • dat hij een pijnlijke plek op zijn hoofd had.
Ik zag dat [slachtoffer 2] een bult had op zijn hoofd, boven zijn rechterslaap. Ik zag in het midden van die bult een rode streep, mogelijk veroorzaakt door een scherpe rand van de voordeur. [17]

20. De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

[verdachte] woont naast ons op [adres 4] ( het hof begrijpt: te Terneuzen). We wonen op een flat, op de derde verdieping. [verdachte] ken ik erg goed. Van half augustus tot begin oktober 2013 hebben wij een relatie gehad.
Vanavond, 6 november 2013, was ik alleen thuis. Mijn broer [benadeelde 2] ( het hof begrijpt: [benadeelde 2]) was op bezoek bij buurman [slachtoffer 2] ( het hof begrijpt: [slachtoffer 2]) die op [adres 3] ( het hof begrijpt: te Terneuzen) woont.
Ergens tussen 21.00 en 21.15 uur werd bij ons aan de deur gebeld en gebonkt. Ik zag aan de silhouetten dat er minimaal twee personen voor de deur stonden. Die personen bleven enkele minuten op de voordeur bonken. Een van die personen hoorde ik roepen: “politie, politie”. Die persoon vloekte ook. Ik herkende die stem uit duizenden. Het was de stem van [verdachte]. Ik hoorde op een gegeven moment ook iemand roepen: “ssst, stil zijn, dan kan ik luisteren”.
Ik zag die personen na enkele minuten verder de galerij oplopen, dus richting de woning van [verdachte] en [slachtoffer 2]. Hoogstens 5 minuten later renden drie personen voorbij richting de lift. Enkele seconden later kwam nog een persoon strompelend voorbij. Dit bleek mijn broer [benadeelde 2] te zijn.
[benadeelde 2] zat helemaal onder het bloed. Hij was ook gedesoriënteerd. Ik zag dat [benadeelde 2] verwond was aan het hoofd. Hij had ook een wond aan zijn vinger en wees naar zijn rechterbeen. Ik zag een snee in zijn broek en rondom die plek bloed.
[verdachte], [medeverdachte 1] en [bijnaam] zijn altijd samen. [medeverdachte 2] noemen wij altijd [bijnaam]. Die personen hebben met veel geweld op onze voordeur gebonkt. [18]

21. De aangifte van [benadeelde 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Ik woon op het adres [adres 2] te Terneuzen samen met mijn zus [getuige 1].
Gisteren, 6 november 2013, ging ik naar een vriend van mij, genaamd [slachtoffer 2]. Hij woont ook bij mij in de flat op [adres 3]. Dat is twee deuren verder van mij.
Op een gegeven moment werd er aan de voordeur gebeld bij [slachtoffer 2]. Ik hoorde aan de soort bel dat het de bel direct bij de voordeur van de woning was en dus niet de bel als men beneden bij de flat aanbelt.
Ik zag dat [slachtoffer 2] opstond. [slachtoffer 2] liep vervolgens naar de voordeur. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] de voordeur opendeed. Ik hoorde meteen een gestommel aan de voordeur.
Ik weet dat er minimaal twee personen op mij afgestormd kwamen want ik hoorde minimaal twee verschillende stemmen. Ze moeten [slachtoffer 2] wel weggeduwd hebben want voordat ik mijn shag neer kon leggen waren ze al bij mij. Zij begonnen mij meteen te slaan. Volgens mij was de eerste slag bovenop mijn gezicht. Ze stonden op dat moment rechts van mij. Ik zat op de bank toen ze mij diverse keren hard hebben geslagen. Toen ze mij de eerste keer sloegen ben ik meteen gaan liggen op de bank. Ze sloegen mij op mijn hoofd, op mijn ribben aan de rechterzijde, rechterbeen. Op deze plaatsen voelde ik dan ook direct pijn, behalve bij mijn ribben, deze pijn voelde ik pas later. Op mijn linker scheenbeen ben ik ook nog geraakt door iets want daar zit een hele schaafwond op.
Ik zag opeens dat de salontafel die bij [slachtoffer 2] in de woonkamer staat door de lucht vloog en in mijn richting kwam. Ik weet hierdoor dat er minstens twee personen zijn geweest die mij aanvielen, omdat de ene mij aan het slaan was en de ander heeft die salontafel naar mij toegegooid. Dat is een zware tafel.
Ik vreesde voor mijn leven op het moment dat ik zo werd aangevallen. Toen ik de verwondingen op mijn lichaam zag, wist ik dat ik bewerkt was met een of ander steekwapen.
Ze zijn weggegaan. Ik zag toen aan mijn kleren dat ik aan het bloeden was.
Toen ben ik meteen naar mijn eigen huis gelopen.
Mijn hoofd begon te steken en mijn rechterbeen begon pijn te doen. Ik merkte dat ook mijn rechter wijsvinger pijn deed. Ik zag dat het vel van mijn vinger los lag.
Ik herkende de ene stem van mijn aanvallers als zijnde de stem van mijn buurman, [verdachte]. Hij woont op [adres 4].
Ik hoorde net van mijn zus dat ze vlak voordat ze bij [slachtoffer 2] aanbelden, eerst bij mij aan de deur zijn geweest. Volgens mij zei ze dat [verdachte], [medeverdachte 1] en [bijnaam] bij mij aan de deur waren geweest, vlak voordat ze bij [slachtoffer 2] aanbelden en mij zo hebben toegetakeld.
In het ziekenhuis ben ik behandeld aan mijn verwondingen. Ik heb een hoofdwond aan de rechterkant van mijn hoofd. Deze is gehecht. Ik heb nog een hoofdwond aan de voorzijde. De derde hoofdwond is geplakt. Op mijn rechteronderarm heb ik een steekwond die is geplakt. Mijn rechter wijsvinger is gehecht. Mijn rechterdijbeen heeft twee steekwonden en zijn beiden gehecht. [19]

22. De brief van E.M. Bakker, forensisch geneeskundige, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 6 november 2013 was [benadeelde 2], adres Terneuzen, [adres 2], als slachtoffer betrokken bij een gewelddadig incident. Op basis van schriftelijke informatie-inwinning bij de behandeld geneeskundige D.J.L.M. de Mey, chirurg, kan ik over het daarbij opgelopen letsel het volgende melden.
Er werden huidbeschadigingen gezien die als volgt worden beschreven.
Op het hoofd een snijwond ter hoogte van de slaap rechts met pijn.
Snijwondjes op de rechter handrug ter hoogte van de wijsvinger.
Twee kleine steekwondjes op de voorzijde van het rechter bovenbeen.
De hoofdwond werd gehecht, de beenwond werd gehecht, de handwond werd gehecht.
Conclusie: Diverse snij- en steekwondjes. [20]

23. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 13], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Desgevraagd verklaarde [benadeelde 2] mij dat hij twee personen de woonkamer van [slachtoffer 2] had zien binnenkomen.
Vervolgens heb ik aan getuige [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1]) gevraagd wie ze had gezien toen er 6 november bij haar aan de deur werd geklopt. Ze verklaarde mij vervolgens dat ze de stem van [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte]) had gehoord, die riep dat hij van de politie was en dat ze de deur moest openmaken. Dit had hij al vaker als geintje gedaan en mede daarom wist ze gelijk dat het [verdachte] was. [getuige 1] verklaarde mij vervolgens dat ze de deur niet had opengedaan en dat ze zich vervolgens had verstopt achter de koelkast in de keuken, van waaruit je zicht hebt op de galerij voor de woning. Vervolgens had ze gezien dat de haar bekende [verdachte] en [medeverdachte 1] voor haar woning langs in de richting van de woning van [slachtoffer 2] liepen. Ze zag dat er nog een derde persoon bij hun was. Deze derde persoon was volgens haar [bijnaam], wiens achternaam [medeverdachte 2] zou zijn. Hierop had [getuige 1] gezien dat eerst [slachtoffer 2] hard over de galerij in de richting van de lift rende. Kort daarop had ze gezien dat ook [verdachte], [medeverdachte 1] en die derde persoon hard over de galerij in de richting van de lift renden. [21]

24. De verklaring van [benadeelde 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:

Op 6 november 2013 was ik bij een vriend van mij, hij woont twee deuren van mij vandaan op [adres 3] en hij heet [slachtoffer 2]. Er werd aan de deur geklopt, de heer [slachtoffer 2] deed open.
[verdachte] woonde destijds tussen mij en [slachtoffer 2] in, op [adres 4].
U vraagt mij hoe ik zo zeker kan weten dat de stem die ik hoorde van [verdachte] was. Ik heb mijn oren goed open gehouden, ik heb extra goed opgelet. Mijn ogen kon ik niet gebruiken, mijn oren wel en ik wist dat ik over die aanval bij de politie een verklaring zou afleggen. Dus ik wilde zoveel mogelijk opletten wat er nu gebeurde en dat is de reden dat ik heel zeker weet dat [verdachte] bij mij was, omdat ik zijn stem herkende. Bijzonder is ook dat hij een Nederlander is, maar hij heeft een buitenlands accent, althans dat probeert hij. Hij probeert op een bepaalde manier, misschien wel op een Surinaamse manier, steeds het stopwoord weet je’ te zeggen. Maar nogmaals ik weet 100 % zeker dat hij het was.
U vraagt mij of ik iets kan zeggen over de afstand van de stemmen. Het voelde dicht bij mij.
Zodra de voordeur openging stonden ze al binnen een seconde bij mij. De woorden die ik gehoord heb waren tegen mij gericht, Ik heb twee verschillende stemmen gehoord.
Het was mijn zus die na het incident, nog voor dat ik aangifte deed bij de politie, de naam van [medeverdachte 1] heeft genoemd als aanvaller. Ik heb haar verteld wat ik had gehoord tijdens de aanval. U vraagt mij hoe mijn zus [medeverdachte 1] heeft kunnen herkennen aan de hand van mijn omschrijving van de stem. Ik heb mijn zus gezegd dat het geen Nederlander was die ik had gehoord. Mijn zus heeft me gezegd dat het [medeverdachte 1] geweest moet zijn.
Het is zo dat ik met mijn zus heb gesproken tussen de aanval en het moment van aangifte doen bij de politie. Ik herkende de stem wel, maar ik wist niet wie het was. Toen heeft mijn zus gezegd dat het dan [medeverdachte 1] moet zijn geweest. Ik had iemand gehoord met een Antilliaans accent en ik weet dat [verdachte] en [medeverdachte 1] altijd samen waren. [22]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

A.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

B.1

Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 02-700368-13 ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat hoewel [getuige 1] daderkennis heeft, haar verklaringen geen steun vinden in objectieve bewijsmiddelen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.2

Naar het oordeel van het hof vinden de verklaringen van [getuige 1] in voldoende mate steun in de overige bewijsmiddelen. Daarbij heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op:
  • de bevindingen met betrekking tot de fiets van [getuige 2] en de verklaringen van [getuige 2] en [slachtoffer 2] dienaangaande;
  • de bevindingen met betrekking tot het op een revolver gelijkend voorwerp op de foto met daarop verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] dienaangaande;
  • de bevindingen met betrekking tot het bewind van verdachte;
  • de omstandigheid dat in de woning van verdachte hennepplanten zijn aangetroffen.
Gelet daarop acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 ten laste gelegde heeft begaan.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.

C.1

Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. en 3. ten laste gelegde, aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepoogd [benadeelde 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en [slachtoffer 2] heeft mishandeld. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat niets er op wijst dat verdachte geweld heeft gebruikt dan wel wetenschap heeft gehad van het gebruik van geweld.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

C.2

Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte zich op 6 november 2013 hebben begeven naar de voordeur van de woning van [slachtoffer 2]. Vervolgens hebben twee personen zich de toegang verschaft tot die woning toen [slachtoffer 2] de voordeur opende. [benadeelde 2] heeft de stem van een van die twee personen herkend als de stem van verdachte. Uit de verklaringen van [benadeelde 2] en [getuige 1], in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat [medeverdachte 1] de andere persoon is die in de woning van [slachtoffer 2] is geweest.

C.3

Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af:
  • op 6 november 2013 hebben verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich begeven naar de woning van [benadeelde 2] en [getuige 1] en hebben aangebeld en op de voordeur gebonkt;
  • verdachte heeft geroepen dat hij van de politie was en dat de deur moest worden geopend, kennelijk als smoes om binnengelaten te worden;
  • toen de voordeur van de woning van [benadeelde 2] en [getuige 1] niet werd geopend, hebben verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich begeven naar de woning van [slachtoffer 2], alwaar zich [slachtoffer 2] en [benadeelde 2] bevonden, en hebben aangebeld;
  • op het moment dat [slachtoffer 2] de voordeur van zijn woning opende, hebben verdachte en [medeverdachte 1] zich met geweld de toegang verschaft tot die woning door met kracht de voordeur tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] te duwen;
  • vervolgens is [benadeelde 2] in de woning meermalen geslagen en meermalen met een scherp voorwerp gestoken;
  • terwijl [benadeelde 2] door een van de twee personen in de woning werd geslagen, werd door de andere persoon de salontafel in de richting van [benadeelde 2] gegooid;
  • verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn gezamenlijk gevlucht.

C.4

Hoewel uit de bewijsmiddelen niet kan volgen wie het ten laste gelegde geweld heeft toegepast, leidt het hof uit het hiervoor onder C.3 weergegeven af dat sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1] dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft getracht [benadeelde 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 en in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. primair, 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
parketnummer 02-700368-13
hij op 11 september 2013 te Terneuzen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 295 euro, toebehorende aan [benadeelde 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven): “Je weet wat je moet doen, jullie zijn hiervoor verzekerd.” en “Meer, meer, meer.”;
parketnummer 02-700356-13
1.
hij op 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde 2]:
  • meermalen op en tegen het hoofd en overige lichaamsdelen heeft geslagen, en
  • meermalen met een scherp voorwerp in het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend bij een persoon, te weten [slachtoffer 2], met kracht een deur tegen het hoofd, heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 06 november 2013 te Terneuzen opzettelijk aanwezig heeft gehad 14 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde levert op:

Afpersing.

Het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van poging tot zware mishandeling.

Het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 3. bewezen verklaarde levert op:

Medeplegen van mishandeling.

Het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 4. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de omstandigheid dat het bij het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde gaat om een brutale overval op een tankstation, waarbij verdachte een medewerker onder bedreiging met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gedwongen tot de afgifte van geld;
  • de mate waarin het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde feit heeft geleid tot financiële schade;
  • de mate waarin door de in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. en 3. bewezen verklaarde feiten pijn en lichamelijk letsel is toegebracht aan de slachtoffers;
  • de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van feiten als het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 en parketnummer 02-700356-13 onder 1. en 3. bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
  • de omstandigheid dat door gewelddadige feiten als het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 en parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde de rechtsorde ernstig wordt geschokt en dat dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
  • de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2015, veelvuldig ter zake van soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof enerzijds aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd en anderzijds aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van een overval op een benzinestation met bedreiging met geweld. Genoemde oriëntatiepunten geven terzake een dergelijk feit voor een first offender als indicatie voor de op te leggen straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. In dit geval heeft verdachte zich daarnaast ook nog schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot zware mishandeling, het medeplegen van mishandeling en een Opiumwetdelict.
Gelet tevens op de omstandigheid dat verdachte door de strafrechter reeds meermalen tot lange gevangenisstraffen is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten heeft het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een straf als opgelegd door de eerste rechter en gevorderd door de advocaat-generaal.
Vorderingen van de benadeelde partijen
1. De [benadeelde 1] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 294,19. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 295,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is inhoudelijk niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde handelen van verdachte materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 294,19. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
2. De [benadeelde 2] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 4.408,80, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.681,45, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is inhoudelijk niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte en zijn mededader toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade vooralsnog worden begroot op het bedrag van € 1.500,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 681,45, bestaande uit de posten broek, jas, telefoonkosten en eigen risico in verband met het ambulancevervoer. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van voormelde vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Maatregelen ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
1. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 1] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 294,19.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hierboven vermelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 294,19 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
2. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde 2] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.181,45.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hierboven vermelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.181,45 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 300, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Het hof:
Verklaartde verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 2. ten laste gelegde.
Vernietigthet vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 en in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. primair, 3. en 4. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 294,19 (tweehonderdvierennegentig euro en negentien cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.181,45 (tweeduizend honderdeenentachtig euro en vijfenveertig cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaartde benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1], ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-700368-13 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 294,19 (tweehonderdvierennegentig euro en negentien cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 september 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2], ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.181,45 (tweeduizend honderdeenentachtig euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens- van Geloven en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 18 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Het ambtsedig proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-1, d.d. 11 september 2013, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie (p. 50-51 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
2.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-10, d.d. 25 september 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent van politie (p. 53 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
3.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-4, d.d. 11 september 2013, opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent van politie (p. 86 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
4.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-9, d.d. 20 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd (p. 89-90 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
5.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL196D-2013064142-16, d.d. 26 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 12], hoofdagent van politie (p. 68-69 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
6.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-18, d.d. 13 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd, en [verbalisant 4], brigadier van politie (p. 71-74 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
7.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-19, d.d. 13 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 4], beiden voornoemd (p. 77-78 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
8.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-17, d.d. 14 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd (p. 91 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
9.Het ambtsedig proces-verbaal relaas, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-40, d.d. 12 december 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd (p. 12 en 14-16 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
10.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-21, d.d. 14 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd (p. 80 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
11.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL1933-2013064142-24, d.d. 15 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 4], beiden voornoemd (p. 55-57 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013064142).
12.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL193E-2013077347-54, d.d. 26 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 5], brigadier van politie, en [verbalisant 6], hoofdagent van politie (p. 88 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013077347).
13.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor verdachte, proces-verbaalnr. PL193E-2013077347-50, d.d. 20 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 7], brigadier van politie, en [verbalisant 8], hoofdagent van politie (p. 43-44 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013077347).
14.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL193E-2013077224-5, d.d. 10 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 7], voornoemd (p. 115 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013077347).
15.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL193E-2013077224-4, d.d. 10 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 7], voornoemd (p. 119 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL1933-2013077347).
16.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL196A-2013077347-4, d.d. 6 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 9] en [verbalisant 10], beiden hoofdagent van politie (p. 20-21 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL193E-2013077347).
17.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL1960-2013077347-30, d.d. 7 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 10], voornoemd (p. 22 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL193E-2013077347).
18.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL1960-2013077347-29, d.d. 7 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 11], brigadier van politie (p. 16-17 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL193E-2013077347).
19.Het ambtsedig proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL196D-2013077347-1, d.d. 7 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 12], voornoemd (p. 7-9 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL193E-2013077347).
20.De brief d.d. 5 december 2013, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door E.M. Bakker, forensisch geneeskundige (p. 15-15A van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL193E-2013077347).
21.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL193E-2013077347-43, d.d. 8 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 13], brigadier van politie (p. 24 van het dossier van Regiopolitie Zeeland met registratienr. PL193E-2013077347).
22.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [benadeelde 2], d.d. 8 oktober 2014, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.