ECLI:NL:GHSHE:2015:956

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 maart 2015
Publicatiedatum
18 maart 2015
Zaaknummer
20-001360-14
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot zware mishandeling en mishandeling met gevangenisstraf en schadevergoeding

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is veroordeeld voor medeplegen van poging tot zware mishandeling en medeplegen van mishandeling. De feiten vonden plaats op 6 november 2013 in Terneuzen, waar de verdachte samen met medeverdachten een gewelddadige aanval op twee slachtoffers heeft gepleegd. De slachtoffers, [benadeelde] en [slachtoffer], werden ernstig mishandeld, waarbij [benadeelde] ook met een scherp voorwerp is gestoken. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 1 jaar opgelegd, welke door het hof werd bevestigd. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.181,45, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waaronder de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 300 en 302.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-001360-14
Uitspraak : 18 maart 2015
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 28 april 2014 in de strafzaak met parketnummer 02-700354-13 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,
wonende te [woonplaats], [adres 1].
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep werd:
  • verdachte vrijgesproken van het hem onder 2. ten laste gelegde;
  • verdachte ter zake van
“medeplegen van poging tot zware mishandeling”, en
“medeplegen van mishandeling”
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de vordering van de [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van
€ 2.181,45, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- aan de verdachte opgelegd de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 2.181,45, subsidiair 31 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1. en 3. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De verdediging heeft bepleit dat:
  • verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 1. en 3. ten laste gelegde;
  • de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde]:
  • meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of het overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, met een mes/schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde]) meermalen, althans eenmaal, op en/of tegen het hoofd en/of het overig(e) lichaam(sdelen) hebben/heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, en/of meermalen, althans eenmaal, met een mes/schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam hebben/heeft gestoken, waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend bij een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) een deur in het gezicht, althans tegen het hoofd, hebben/heeft geduwd, althans gebracht, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs [1]
1. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 6 november 2013, omstreeks 21.33 uur, kregen wij de melding dat er een man was aangevallen op het adres [adres 3] te Terneuzen. De man zou onder het bloed zitten en gewond zijn aan zijn hoofd. De man zou nu op het adres [adres 2] zijn. Vervolgens zijn wij direct ter plaatse gegaan.
Op 6 november 2013, omstreeks 21.37 uur, waren wij ter plaatse op het adres [adres 2] in Terneuzen. Wij werden binnengelaten door een vrouw, welke later bleek te zijn [getuige]. Wij zagen dat er een man op de bank in de woonkamer zat. De man bleek te zijn: [benadeelde]. Wij zagen dat [benadeelde] een flinke hoofdwond had.
[getuige] vertelde tegen ons dat ze eerst bij haar aan de deur waren geweest. Ze hadden op de deur geramd en geroepen dat ze naar binnen wilden. Wij vroegen wie ze waren. [getuige] vertelde dat ze de stemmen van [medeverdachte 1] en [verdachte] had herkend. Daarna waren ze naar het adres van [adres 3] gegaan. Haar broer [benadeelde] was aanwezig in deze woning. Daar hadden ze haar broer [benadeelde] zwaar mishandeld en gestoken. [getuige] vertelde dat [medeverdachte 1] er van door gegaan was op de fiets.
Verder hoorden wij [getuige] zeggen dat [slachtoffer] ook gewond was geraakt. [slachtoffer] bleek de hoofdbewoner van het pand aan de [adres 3] in Terneuzen te zijn.
Vervolgens zijn we naar de woning aan de [adres 3] gegaan. In de woning troffen wij een grote ravage aan. Wij zagen dat er in de woonkamer druppels bloed op de bank en vloer lagen.
Wij zijn naar de woning van [verdachte] ([adres 1]) gereden. Op het moment dat wij voor de woning van [verdachte] stonden, zagen wij dat er drie personen op de fiets aan kwamen rijden. Deze personen bleken te zijn: [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2]. [2]
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 6 november 2013, omstreeks 22.00 uur, was ik aanwezig op de [straat] te Terneuzen. Ik sprak aldaar met [slachtoffer]. [slachtoffer] had zijn woning verlaten na een zojuist plaatsgevonden hebbend geweldsdelict. [slachtoffer] verklaarde mij als volgt:
  • dat hij op de derde en bovenste etage van de flat woont
  • dat hij vanavond thuis was
  • dat zijn vriend [benadeelde] op bezoek was
  • dat rond 21.30 uur iemand aanbelde of op zijn voordeur klopte
  • dat hij zijn voordeur opende
  • dat iemand de voordeur tegen [slachtoffer] hoofd sloeg
  • dat hij een pijnlijke plek op zijn hoofd had.
Ik zag dat [slachtoffer] een bult had op zijn hoofd, boven zijn rechterslaap. Ik zag in het midden van die bult een rode streep, mogelijk veroorzaakt door een scherpe rand van de voordeur. [3]
3. De verklaring van [getuige], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
[medeverdachte 1] woont naast ons op [adres 4] ( het hof begrijpt: te Terneuzen). We wonen op een flat, op de derde verdieping. [medeverdachte 1] ken ik erg goed. Van half augustus tot begin oktober 2013 hebben wij een relatie gehad.
Vanavond, 6 november 2013, was ik alleen thuis. Mijn broer [benadeelde] ( het hof begrijpt: [benadeelde]) was op bezoek bij buurman [slachtoffer] ( het hof begrijpt: [slachtoffer]) die op [adres 3] ( het hof begrijpt: te Terneuzen) woont.
Ergens tussen 21.00 en 21.15 uur werd bij ons aan de deur gebeld en gebonkt. Ik zag aan de silhouetten dat er minimaal twee personen voor de deur stonden. Die personen bleven enkele minuten op de voordeur bonken. Een van die personen hoorde ik roepen: “politie, politie”. Die persoon vloekte ook. Ik herkende die stem uit duizenden. Het was de stem van [medeverdachte 1]. Ik hoorde op een gegeven moment ook iemand roepen: “ssst, stil zijn, dan kan ik luisteren”.
Ik zag die personen na enkele minuten verder de galerij oplopen, dus richting de woning van [medeverdachte 1] en [slachtoffer]. Hoogstens 5 minuten later renden drie personen voorbij richting de lift. Enkele seconden later kwam nog een persoon strompelend voorbij. Dit bleek mijn broer [benadeelde] te zijn.
[benadeelde] zat helemaal onder het bloed. Hij was ook gedesoriënteerd. Ik zag dat [benadeelde] verwond was aan het hoofd. Hij had ook een wond aan zijn vinger en wees naar zijn rechterbeen. Ik zag een snee in zijn broek en rondom die plek bloed.
[medeverdachte 1], [verdachte] en [bijnaam] zijn altijd samen. [medeverdachte 2] noemen wij altijd [bijnaam]. Die personen hebben met veel geweld op onze voordeur gebonkt. [4]
4. De aangifte van [benadeelde], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik woon op het adres [adres 2] te Terneuzen samen met mijn zus [getuige].
Gisteren, 6 november 2013, ging ik naar een vriend van mij, genaamd [slachtoffer]. Hij woont ook bij mij in de flat op [adres 3]. Dat is twee deuren verder van mij.
Op een gegeven moment werd er aan de voordeur gebeld bij [slachtoffer]. Ik hoorde aan de soort bel dat het de bel direct bij de voordeur van de woning was en dus niet de bel als men beneden bij de flat aanbelt.
Ik zag dat [slachtoffer] opstond. [slachtoffer] liep vervolgens naar de voordeur. Ik hoorde dat [slachtoffer] de voordeur opendeed. Ik hoorde meteen een gestommel aan de voordeur.
Ik weet dat er minimaal twee personen op mij afgestormd kwamen want ik hoorde minimaal twee verschillende stemmen. Ze moeten [slachtoffer] wel weggeduwd hebben want voordat ik mijn shag neer kon leggen waren ze al bij mij. Zij begonnen mij meteen te slaan. Volgens mij was de eerste slag bovenop mijn gezicht. Ze stonden op dat moment rechts van mij. Ik zat op de bank toen ze mij diverse keren hard hebben geslagen. Toen ze mij de eerste keer sloegen ben ik meteen gaan liggen op de bank. Ze sloegen mij op mijn hoofd, op mijn ribben aan de rechterzijde, rechterbeen. Op deze plaatsen voelde ik dan ook direct pijn, behalve bij mijn ribben, deze pijn voelde ik pas later. Op mijn linker scheenbeen ben ik ook nog geraakt door iets want daar zit een hele schaafwond op.
Ik zag opeens dat de salontafel die bij [slachtoffer] in de woonkamer staat door de lucht vloog en in mijn richting kwam. Ik weet hierdoor dat er minstens twee personen zijn geweest die mij aanvielen, omdat de ene mij aan het slaan was en de ander heeft die salontafel naar mij toegegooid. Dat is een zware tafel.
Ik vreesde voor mijn leven op het moment dat ik zo werd aangevallen. Toen ik de verwondingen op mijn lichaam zag, wist ik dat ik bewerkt was met een of ander steekwapen.
Ze zijn weggegaan. Ik zag toen aan mijn kleren dat ik aan het bloeden was.
Toen ben ik meteen naar mijn eigen huis gelopen.
Mijn hoofd begon te steken en mijn rechterbeen begon pijn te doen. Ik merkte dat ook mijn rechter wijsvinger pijn deed. Ik zag dat het vel van mijn vinger los lag.
Ik herkende de ene stem van mijn aanvallers als zijnde de stem van mijn buurman, [medeverdachte 1]. Hij woont op [adres 4].
Ik hoorde net van mijn zus dat ze vlak voordat ze bij [slachtoffer] aanbelden, eerst bij mij aan de deur zijn geweest. Volgens mij zei ze dat [medeverdachte 1], [verdachte] en [bijnaam] bij mij aan de deur waren geweest, vlak voordat ze bij [slachtoffer] aanbelden en mij zo hebben toegetakeld.
In het ziekenhuis ben ik behandeld aan mijn verwondingen. Ik heb een hoofdwond aan de rechterkant van mijn hoofd. Deze is gehecht. Ik heb nog een hoofdwond aan de voorzijde. De derde hoofdwond is geplakt. Op mijn rechteronderarm heb ik een steekwond die is geplakt. Mijn rechter wijsvinger is gehecht. Mijn rechterdijbeen heeft twee steekwonden en zijn beiden gehecht. [5]
5. De brief van E.M. Bakker, forensisch geneeskundige, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 6 november 2013 was [benadeelde], adres Terneuzen, [adres 2], als slachtoffer betrokken bij een gewelddadig incident. Op basis van schriftelijke informatie-inwinning bij de behandeld geneeskundige D.J.L.M. de Mey, chirurg, kan ik over het daarbij opgelopen letsel het volgende melden.
Er werden huidbeschadigingen gezien die als volgt worden beschreven.
Op het hoofd een snijwond ter hoogte van de slaap rechts met pijn.
Snijwondjes op de rechter handrug ter hoogte van de wijsvinger.
Twee kleine steekwondjes op de voorzijde van het rechter bovenbeen.
De hoofdwond werd gehecht, de beenwond werd gehecht, de handwond werd gehecht.
Conclusie: Diverse snij- en steekwondjes. [6]
6. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Desgevraagd verklaarde [benadeelde] mij dat hij twee personen de woonkamer van [slachtoffer] had zien binnenkomen.
Vervolgens heb ik aan getuige [getuige] ( het hof begrijpt : [getuige]) gevraagd wie ze had gezien toen er 6 november bij haar aan de deur werd geklopt. Ze verklaarde mij vervolgens dat ze de stem van [medeverdachte 1] (het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) had gehoord, die riep dat hij van de politie was en dat ze de deur moest openmaken. Dit had hij al vaker als geintje gedaan en mede daarom wist ze gelijk dat het [medeverdachte 1] was. [getuige] verklaarde mij vervolgens dat ze de deur niet had opengedaan en dat ze zich vervolgens had verstopt achter de koelkast in de keuken, van waaruit je zicht hebt op de galerij voor de woning. Vervolgens had ze gezien dat de haar bekende [medeverdachte 1] en [verdachte] voor haar woning langs in de richting van de woning van [slachtoffer] liepen. Ze zag dat er nog een derde persoon bij hun was. Deze derde persoon was volgens haar [bijnaam], wiens achternaam [medeverdachte 2] zou zijn. Hierop had [getuige] gezien dat eerst [slachtoffer] hard over de galerij in de richting van de lift rende. Kort daarop had ze gezien dat ook [medeverdachte 1], [verdachte] en die derde persoon hard over de galerij in de richting van de lift renden. [7]
7. De verklaring van [benadeelde], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 6 november 2013 was ik bij een vriend van mij, hij woont twee deuren van mij vandaan op [adres 3] en hij heet [slachtoffer]. Er werd aan de deur geklopt, [slachtoffer] deed open.
[medeverdachte 1] woonde destijds tussen mij en [slachtoffer] in, op [adres 4].
U vraagt mij hoe ik zo zeker kan weten dat de stem die ik hoorde van [medeverdachte 1] was. Ik heb mijn oren goed open gehouden, ik heb extra goed opgelet. Mijn ogen kon ik niet gebruiken, mijn oren wel en ik wist dat ik over die aanval bij de politie een verklaring zou afleggen. Dus ik wilde zoveel mogelijk opletten wat er nu gebeurde en dat is de reden dat ik heel zeker weet dat [medeverdachte 1] bij mij was, omdat ik zijn stem herkende. Bijzonder is ook dat hij een Nederlander is, maar hij heeft een buitenlands accent, althans dat probeert hij. Hij probeert op een bepaalde manier, misschien wel op een Surinaamse manier, steeds het stopwoord weet je’ te zeggen. Maar nogmaals ik weet 100 % zeker dat hij het was.
U vraagt mij of ik iets kan zeggen over de afstand van de stemmen. Het voelde dicht bij mij.
Zodra de voordeur openging stonden ze al binnen een seconde bij mij. De woorden die ik gehoord heb waren tegen mij gericht, Ik heb twee verschillende stemmen gehoord.
Het was mijn zus die na het incident, nog voor dat ik aangifte deed bij de politie, de naam van [verdachte] heeft genoemd als aanvaller. Ik heb haar verteld wat ik had gehoord tijdens de aanval. U vraagt mij hoe mijn zus [verdachte] heeft kunnen herkennen aan de hand van mijn omschrijving van de stem. Ik heb mijn zus gezegd dat het geen Nederlander was die ik had gehoord. Mijn zus heeft me gezegd dat het [verdachte] geweest moet zijn.
Het is zo dat ik met mijn zus heb gesproken tussen de aanval en het moment van aangifte doen bij de politie. Ik herkende de stem wel, maar ik wist niet wie het was. Toen heeft mijn zus gezegd dat het dan [verdachte] moet zijn geweest. Ik had iemand gehoord met een Antilliaans accent en ik weet dat [medeverdachte 1] en [verdachte] altijd samen waren. [8]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
B.1
Namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1. en 3. ten laste gelegde, aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepoogd [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en [slachtoffer] heeft mishandeld. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
  • niet zonder meer vaststaat dat [benadeelde] de stem van verdachte heeft herkend.
  • uit de verklaring van [getuige] niet blijkt wie de woning van [slachtoffer] zijn binnengegaan en wie welk aandeel in dat geweld heeft gehad.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B.2
Het hof leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte zich op 6 november 2013 hebben begeven naar de voordeur van de woning van [slachtoffer]. Vervolgens hebben twee personen zich de toegang verschaft tot die woning toen [slachtoffer] de voordeur opende. [benadeelde] heeft de stem van een van die twee personen herkend als de stem van medeverdachte [medeverdachte 1]. Uit de verklaringen van [benadeelde] en [getuige], in onderlinge samenhang bezien, leidt het hof af dat verdachte de andere persoon is die in de woning van [slachtoffer] is geweest.
B.3
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt het hof het volgende af:
  • op 6 november 2013 hebben verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich begeven naar de woning van [benadeelde] en [getuige] en hebben aangebeld en op de voordeur gebonkt;
  • medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geroepen dat hij van de politie was en dat de deur moest worden geopend, kennelijk als smoes om binnengelaten te worden;
  • toen de voordeur van de woning van [benadeelde] en [getuige] niet werd geopend, hebben verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich begeven naar de woning van [slachtoffer], alwaar zich [slachtoffer] en [benadeelde] bevonden, en hebben aangebeld;
  • op het moment dat [slachtoffer] de voordeur van zijn woning opende, hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zich met geweld de toegang verschaft tot die woning door de voordeur met kracht tegen het hoofd van die [slachtoffer] te duwen;
  • vervolgens is [benadeelde] in de woning meermalen geslagen en meermalen met een scherp voorwerp gestoken;
  • terwijl [benadeelde] door een van de twee personen in de woning werd geslagen, werd door de andere persoon de salontafel in de richting van [benadeelde] gegooid;
  • verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn gezamenlijk gevlucht.
Hoewel uit de bewijsmiddelen niet kan volgen wie het ten laste gelegde geweld heeft toegepast, leidt het hof uit het vorenstaande af dat sprake was van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] dat verdachte tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft getracht [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] [slachtoffer] opzettelijk heeft mishandeld.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hem en zijn mededader voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [benadeelde]:
  • meermalen op en tegen het hoofd en overige lichaamsdelen heeft geslagen, en
  • meermalen met een scherp voorwerp in het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 06 november 2013 te Terneuzen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend bij een persoon, te weten [slachtoffer], met kracht een deur tegen het hoofd, heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het onder 3. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de mate waarin door de bewezen verklaarde feiten pijn en lichamelijk letsel is toegebracht aan de slachtoffers;
  • de omstandigheid dat slachtoffers als gevolg van feiten als de bewezen verklaarde nog langdurig last kunnen hebben van nadelige psychische gevolgen, zoals gevoelens van angst en onveiligheid;
  • de omstandigheid dat door gewelddadige feiten als het onder 1. bewezen verklaarde de rechtsorde ernstig wordt geschokt en dat dergelijke feiten in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg brengen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof gelet op:
  • de omstandigheid dat verdachte, blijkens het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2015, eerder ter zake van geweldsdelicten of delicten met een geweldscomponent door de strafrechter is veroordeeld;
  • de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
Vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van € 4.408,80, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van
€ 2.181,45, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is inhoudelijk niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1. bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte en zijn mededader toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder art. 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade vooralsnog worden begroot op het bedrag van € 1.500,00. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 1. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1. bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 681,45, bestaande uit de posten broek, jas, telefoonkosten en eigen risico in verband met het ambulancevervoer. De vordering zal ook in zoverre worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf het tijdstip waarop het onder 1. bewezen verklaarde feit werd begaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van voormelde vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat die vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat [benadeelde] als gevolg van het in de zaak met parketnummer 02-700356-13 onder 1. bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.181,45.
Verdachte en zijn mededader zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hierboven vermelde betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.181,45 te betalen ten behoeve van het slachtoffer, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het delict tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair en 3. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
.
Wijsttoe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.181,45 (tweeduizend honderdeenentachtig euro en vijfenveertig cent)en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaartde benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaaltdat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijstde verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legtaan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het onder 1. bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.181,45 (tweeduizend honderdeenentachtig euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
31 (eenendertig) dagenhechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaaltdat voormelde betalingsverplichting vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaaltdat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaaltdat indien en voor zover de mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Aldus gewezen door
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven en mr. F.C.J.E. Meeuwis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 18 maart 2015 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s betreffende ambtsedige
2.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL196A-2013077347-4, d.d. 6 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie, dossierpagina’s 20-21.
3.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL1960-2013077347-30, d.d. 7 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 2], voornoemd, dossierpagina 22.
4.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor getuige, proces-verbaalnr. PL1960-2013077347-29, d.d. 7 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 4], brigadier van politie, dossierpagina’s 16-17.
5.Het ambtsedig proces-verbaal aangifte, proces-verbaalnr. PL196D-2013077347-1, d.d. 7 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, dossierpagina’s 7-9.
6.De brief d.d. 5 december 2013, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, opgemaakt door E.M. Bakker, forensisch geneeskundige, dossierpagina’s 15-15A.
7.Het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaalnr. PL193E-2013077347-43, d.d. 8 november 2013, opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier van politie, dossierpagina 24.
8.Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [benadeelde], d.d. 8 oktober 2014, opgemaakt door de raadsheer-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.