ECLI:NL:GHSHE:2015:940

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
17 maart 2015
Zaaknummer
HD200.155.032_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest over opheffing van executoriaal beslag in echtscheidingsprocedure met betrekking tot alimentatie en loonvordering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg. De appellante, [appellante], had executoriaal beslag gelegd op de bezittingen van de geïntimeerden, waaronder Tres Amigos B.V., in het kader van een alimentatievordering. De geïntimeerden, waaronder [geïntimeerde], vorderden in kort geding de opheffing van deze beslagen. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had overwogen dat de appellante geen in redelijkheid te respecteren belang had bij de executie van de voorlopige voorzieningen, omdat de vordering op de geïntimeerden al grotendeels was voldaan. Het hof vernietigde het bestreden vonnis voor zover het de vorderingen van de geïntimeerden betrof en hefte alle executoriale beslagen op. Tevens werd de appellante verboden om de beschikking voorlopige voorzieningen verder ten uitvoer te leggen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij de geïntimeerden in het ongelijk werden gesteld in het principaal appel en de appellante in het incidenteel appel.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.155.032/01
arrest van 17 maart 2015
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [appellante],
advocaat: mr. L.E.I.K. Jaminon te Heerlen,
tegen

1.[geïntimeerde],wonende te [woonplaats],

2.
Tres Amigos B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerden in principaal appel,
appellanten in incidenteel appel,
hierna aan te duiden als [geïntimeerden],
advocaat: mr. H.M.M. van den Elzen te 's-Hertogenbosch,
op het bij exploot van dagvaarding van 11 augustus 2014 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 16 juli 2014, in kort geding gewezen tussen [appellante] als gedaagde en [geïntimeerden] als eisers.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/03/191944/KG ZA 14-295)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met producties (hierna: MvG);
  • de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, tevens aanvulling van eis met producties (hierna: MvA);
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel tevens antwoordakte in principaal appel met producties (hierna: MvA inc. Appel);
  • de akte met producties van [geïntimeerden] (hierna: Akte [geïntimeerde]);
  • de antwoordakte van [appellante] (hierna: Akte [appellante]).
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

3.1.
In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. a) Geïntimeerde in principaal appel sub 1 (hierna: [geïntimeerde]) en [appellante] zijn onder huwelijkse voorwaarden gehuwd op 17 juni 1988. Het huwelijk is ontbonden op 25 juli 2011 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
b) In het kader van de echtscheidingsprocedure is de procedure tot verdeling en verrekening afgesplitst. Op 11 september 2013 heeft de rechtbank Limburg in deze zaak eindbeschikking gewezen. Door [geïntimeerde] is daarvan geappelleerd bij dit hof. Die zaak staat voor arrest.
c) Tussen partijen worden vele procedures gevoerd.
d) Door [appellante] zijn ter executie van een onherroepelijke beschikking voorlopige voorzieningen van 14 juni 2010 (prod. 1 dagvaarding eerste aanleg) voor in totaal € 12.693,58 aan achterstallige alimentatietermijnen ten laste van [geïntimeerde] de volgende beslagen gelegd (dagvaarding eerste aanleg):
  • executoriaal derdenbeslag onder GGN op door deze voor [geïntimeerde] geïncasseerde huurpenningen;
  • executoriaal derdenbeslag onder Reaal Schadeverzekeringen N.V. op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van [geïntimeerde];
  • executoriaal derdenbeslag onder de Ontvanger der Belastingen Limburg;
  • executoriaal derdenbeslag onder geïntimeerde in principaal appel sub 2 (hierna: Tres Amigos);
  • maritaal derdenbeslag op de aandelen van Tres Amigos;
  • maritaal derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank;
e) Ter executie van een onherroepelijk vonnis van de kantonrechter van 9 november 2010 (prod. 9 dagvaarding eerste aanleg) ter zake van een loonvordering ten bedrage van € 25.638,99, gewezen tussen [appellante] als eiseres en Tres Amigos als gedaagde, heeft [appellante] op 3 maart 2011 de inboedel van Tres Amigos executoriaal doen verkopen. In november 2011 is door [appellante] executoriaal derdenbeslag onder 21 cliënten (prod. 11 dagvaarding eerste aanleg) van Tres Amigos gelegd.
3.2.
[geïntimeerden] hebben [appellante] in dit kort (executie)geding betrokken en gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1)
primairde door [appellante] ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslagen, in het bijzonder de genoemde beslagen, op te heffen, althans
subsidiairte gelasten dat [appellante] al die beslagen dient op te heffen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft, althans binnen een termijn en op straffe van een dwangsom als in goede justitie te bepalen;
2) te bepalen
primairdat het [appellante] verboden zal zijn om de beschikking voorlopige voorzieningen, gewezen op 14 juni 2010 door de rechtbank Maastricht, onder zaaknummer 150961 / FA RK 10-722, ten uitvoer te leggen, althans te executeren, op straffe van een dwangsom van € 500,=, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft, en
subsidiairde tenuitvoerlegging van de beschikking te schorsen totdat in rechte onherroepelijk is komen vast te staan dat [geïntimeerde] zich ten onrechte beroept op verrekening van de vordering van [appellante] met de betalingen als gespecificeerd in productie 8 bij de dagvaarding, op straffe van een dwangsom van € 500,=, althans een in goede justitie te bepalen dwangsom voor iedere dag dat [appellante] daarmee in gebreke blijft;
3)
primairde door [appellante] ten laste van Tres Amigos B.V. gelegde beslagen op te heffen althans
subsidiairte gelasten dat [appellante] al die beslagen dient op te heffen binnen 14 dagen na het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft, althans binnen een termijn en op straffe van een dwangsom als in goede justitie te bepalen;
4) te bepalen
primairdat het [appellante] verboden zal zijn om het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Maastricht van 9 november 2010, gewezen onder zaaknummer 396134 CV EXPL 10-9632 ten uitvoer te leggen, althans te executeren, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat [appellante] daarmee in gebreke blijft en
subsidiairde tenuitvoerlegging te schorsen tot onherroepelijk is komen vast te staan dat Tres Amigos zich ten onrechte beroept op verrekening, zulks met ingang van 14 dagen na het te wijzen vonnis, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag dat zij daarmee in gebreke blijft, althans binnen een termijn en op straffe van een dwangsom als in goede justitie te bepalen;
5) met veroordeling van [appellante] tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten als verwoord in het lichaam van de dagvaarding;
6) met veroordeling van [appellante] in de kosten van de procedure en nakosten.
3.3.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [appellante] (naar het hof aanneemt spreekt de rechtbank hier abusievelijk van [geïntimeerde]) ter zitting heeft verklaard dat het executoriaal derdenbeslag onder GGN al is opgeheven dan wel zal worden opgeheven. Op grond daarvan heeft de voorzieningenrechter bij het bestreden vonnis dit beslag opgeheven en [appellante] gelast dit opgeheven te houden.
De vorderingen 1) en 2) van [geïntimeerden] zijn voor het overige afgewezen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat hem niet is gebleken dat er sprake is van een zo in het oog springende juridische of feitelijke misslag in de beschikking voorlopige voorzieningen dat gesteld kan worden dat [appellante] geen te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging. Verder heeft de voorzieningenrechter daarbij geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat het bedrag waarvan [appellante] nog betaling vordert (€ 12.693,58), reeds is voldaan of geïncasseerd.
De vorderingen 3) en 4) van [geïntimeerden] heeft de voorzieningenrechter toegewezen. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat [appellante] weliswaar heeft weersproken dat haar vordering op Tres Amigos ten bedrage van € 25.638,99 reeds volledig is voldaan, maar dat zij heeft nagelaten inzicht te verschaffen in de opbrengst van de executoriale verkoop van de inboedel van Tres Amigos. Als consequentie daarvan heeft de voorzieningenrechter het aannemelijk geacht dat de vordering van [appellante] op Tres Amigos reeds is voldaan.
De vordering ter zake de buitengerechtelijke kosten is afgewezen en de proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
3.4.
[appellante] heeft in principaal appel vier grieven aangevoerd tegen het toewijzen van de vorderingen 3) en 4) van [geïntimeerden] Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerden]
Bij memorie van antwoord in principaal appel heeft [geïntimeerde] zijn vordering 4) - kort gezegd - aangevuld met:
tertiair, voor het geval de primaire of subsidiaire vorderingen worden afgewezen, te bepalen dat het [appellante] verboden wordt executiemaatregelen te treffen onder zakelijke relaties.
In incidenteel appel heeft [geïntimeerde] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep voor zover daarin zijn vorderingen zijn afgewezen. Zijn vordering 2) heeft [geïntimeerde] - zo begrijpt het hof het petitum in incidenteel appel onder punt 3 - aangevuld met een
uiterst subsidiairevordering gelijk aan de subsidiaire met de toevoeging indien en voor zover door [geïntimeerde] een vervangende zekerheid verstrekt wordt ad € 4.715,29, althans een in goede justitie te bepalen bedrag door storting van dat bedrag op een geblokkeerde bankrekening, dan wel door een zekerstelling als in goede justitie te bepalen.
3.5.
Het hof acht op grond van de aard van de vordering (opheffing beslag) ook in hoger beroep een spoedeisend belang aanwezig.
In principaal en incidenteel appel:
3.6.
Het hof constateert dat geen grieven zijn gericht tegen de overweging van de voorzieningenrechter dat volgens [appellante] het executoriaal derdenbeslag onder GGN al is opgeheven dan wel zal worden opgeheven, noch tegen de beslissing om dit beslag op te heffen en het gebod aan [appellante] dit beslag opgeheven te houden. Ook zijn geen grieven gericht tegen de afwijzing van de buitengerechtelijke kosten. Voor het overige wordt het geschil door de grieven in principaal en incidenteel appel in volle omvang aan het hof voorgelegd. Het hof oordeelt als volgt.
3.7.
Met recht heeft de voorzieningenrechter geoordeeld - en is niet bestreden - dat [geïntimeerde] in wezen een bevel vordert om de executie van een naar zijn aard uitvoerbaar bij voorraad zijnde beschikking te staken. Met recht ook heeft de voorzieningenrechter bij de beoordeling van de vorderingen voorop gesteld dat de partij die in het bezit is van zo’n uitspraak, in beginsel bevoegd is die uitspraak te executeren. De staking van de executie van een dergelijke uitspraak kan (slechts) door de rechter worden bevolen indien de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot die executie. Daarvan kan sprake zijn indien vast komt te staan dat reeds is betaald of als de te executeren uitspraak klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke kennelijke misslag berust of indien na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand doen ontstaan voor de geëxecuteerde, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
De executie van de beschikking voorlopige voorzieningen (vorderingen 1 en 2):
3.8.
[geïntimeerde] heeft (in incidenteel appel) allereerst aangevoerd dat er ten aanzien van de beschikking voorlopige voorzieningen sprake is van een feitelijke misslag. Volgens [geïntimeerde] is de beschikking gebaseerd op de aanname dat [appellante] geen eigen inkomen had, terwijl achteraf is gebleken dat [appellante] nog recht op loon (van Tres Amigos) had en zij de echtelijke woning die aan haar was toegewezen verhuurde. Verder is er volgens [geïntimeerde] in de beschikking van uit gegaan dat [appellante] in de echtelijke woning zou gaan wonen, terwijl zij in feite in het bedrijfspand aan [het adres] te [plaats] is gaan wonen. Tot slot is volgens [geïntimeerde] in 2011 in de bodemzaak gebleken dat hij geen draagkracht had.
Dit betoog verwerpt het hof.
De taak van het hof als executierechter is beperkt. Ingrijpen in de executie tast de bindende kracht van een beschikking aan, wat inbreuk maakt op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, dat meebrengt dat een onjuiste rechterlijke uitspraak niet anders dan door het aanwenden van een rechtsmiddel kan worden aangetast en dat ook indien geen rechtsmiddel beschikbaar is, de uitspraak tussen partijen rechtskracht heeft. De oorspronkelijke zaak mag niet geheel of gedeeltelijk worden overgedaan en het executiegeschil mag zeker niet dienen als een verkapt hoger beroep van de beschikking voorlopige voorzieningen.
Bij het treffen van voorlopige voorzieningen gaat de rechtbank uit van de op dat moment bestaande situatie. Tegen een beschikking voorlopige voorzieningen staat geen hoger beroep open. Indien de situatie tijdens de echtscheidingsprocedure op enig moment wijzigt, kan wijziging van de eerder afgegeven beschikking voorlopige voorzieningen worden verzocht. In zoverre kan een eerder afgegeven beschikking voorlopige voorzieningen worden aangetast. [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat hij naar aanleiding van de hiervoor genoemde feiten een verzoek tot wijziging van de geëxecuteerde beschikking heeft ingediend, welk verzoek door de voorzieningenrechter is afgewezen. De door [geïntimeerde] ter onderbouwing van de beweerde misslag aangevoerde achteraf gebleken feiten zijn derhalve reeds door de rechter gewogen en zijn verzoek tot herziening van de beschikking is niet gehonoreerd.
Dat er sprake is van een feitelijke misslag zodanig dat de executie moet worden gestaakt, is het hof dan ook niet gebleken.
3.9.
[geïntimeerde] heeft verder aangevoerd dat [appellante] met de executie van de beschikking voorlopige voorzieningen misbruik van recht maakt (zo begrijpt het hof zijn stellingen) omdat de geëxecuteerde vordering al voldaan is. [geïntimeerde] voert een aantal bedragen op die hem nog toekomen en die moeten worden verrekend met de geëxecuteerde vordering. Het hof oordeelt als volgt.
3.10.
[geïntimeerde] (MvA onder 25) voert aan dat door [appellante] bij de Belastingdienst een bedrag van € 5.074,= aan termijnen teruggaaf IB is geïncasseerd, welke [geïntimeerde] toekwamen en verwijst daartoe naar door hem opgestelde overzichten en vele stukken waaruit blijkt van zijn correspondentie met de Belastingdienst. [appellante] ontkent niet dat zij termijnen IB heeft geïncasseerd, maar stelt dat die haar toekwamen omdat [geïntimeerde] en zij fiscaal partners waren, zodat ieder de helft toekwam. [geïntimeerde] betwist dat [appellante] en hij in 2010 en 2011 nog fiscaal partners waren. Uit wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd in het licht van wat [appellante] daartegen heeft ingebracht volgt niet zonder meer dat [appellante] bedragen heeft geïncasseerd die, zoals zij stelt, haar voor de helft toekwamen. Nu een kort geding als dit zich niet leent voor nadere bewijsvoering, verwerpt het hof het beroep van [geïntimeerde] op voldoening door verrekening van het volledige bedrag met waar [appellante] bij de executie aanspraak op maakt. Op grond van de eigen stelling van [appellante], komt echter wel de helft van de geïncasseerde termijnen, zijnde € 2.537,=, voor verrekening in aanmerking.
3.11.
Dat Adactio door beslag onder de belastingdienst ook nog minimaal drie termijnen voorlopige teruggaaf heeft geïncasseerd ad in het totaal € 1.704,= (zoals blijkt uit prod. XX bij akte 23 december 2014) is door [appellante] niet weersproken, zodat ook dat bedrag voor verrekening in aanmerking komt.
3.12.
[geïntimeerde] maakt verder aanspraak op voldoening door verrekening van een bedrag van € 8.381,50 aan door [appellante] ontvangen huur van Zucca Design. [geïntimeerde] verwijst daarbij naar een huurovereenkomst tussen [appellante] en haar moeder, mevrouw [moeder van appellante] (prod. 8.2. dagvaarding eerste aanleg). [geïntimeerde] stelt aanspraak te kunnen maken op de helft van de ontvangen huurpenningen omdat [appellante] en hij samen het economisch eigendom van het verhuurde bezaten. [appellante] betwist dat er enige grondslag is voor verrekening van huurpenningen nu bij beschikking van de kantonrechter te Heerlen d.d. 16 oktober 2011 (prod. 13 dagvaarding eerste aanleg) is bepaald dat het haar was toegestaan om het bedrijfsgedeelte van het betreffende pand te verhuren aan een derde om daarmee de hypotheekrente te kunnen voldoen. Het hof constateert ook ten aanzien van deze post, dat uit wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd in het licht van wat [appellante] daartegen heeft ingebracht niet zonder meer volgt dat [appellante] bedragen heeft gehouden die aan [geïntimeerde] toekwamen. Nu een kort geding als dit zich niet leent voor nadere bewijsvoering, verwerpt het hof het beroep van [geïntimeerde] op voldoening door verrekening van genoemd bedrag met waar [appellante] bij de executie aanspraak op maakt.
3.13.
Ook maakt [geïntimeerde] aanspraak op voldoening door verrekening van een bedrag van € 7.941,65 uit hoofde van door [appellante] ontvangen huurinkomsten uit de echtelijke woning met verrekening van door hem betaalde hypotheekrente. Daarbij verwijst [geïntimeerde] naar een zelf opgemaakte berekening (prod. XII MvA). [appellante] betwist dat er kan worden verrekend met de helft van door haar ontvangen huurinkomsten ten bedrage van € 13.500, =. Zij voert aan dat zij daar tegenover het grootste deel van de hypotheekrente heeft betaald (€ 7.781,69) en dat zij alle eigenaarslasten heeft voldaan. Het beroep van [geïntimeerde] op voldoening door verrekening van deze post verwerpt het hof eveneens omdat uit wat [geïntimeerde] heeft aangevoerd in het licht van wat [appellante] daartegen heeft ingebracht niet zonder meer volgt dat [appellante] bedragen heeft gehouden die aan [geïntimeerde] toekwamen.
3.14.
Verder maakt [geïntimeerde] aanspraak op voldoening door verrekening van een bedrag van € 3.656,50 dat [geïntimeerde] nog van [appellante] tegoed heeft uit hoofde van de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht van 11 september 2013 (prod. X MvA) in de boedelverdeling tussen partijen. [appellante] is daarbij veroordeeld om aan [geïntimeerde] uit hoofde van overbedeling € 6.544,50 te voldoen. De deurwaarder heeft daarvan voor [geïntimeerde] € 2.888,= heeft geïncasseerd (prod. XI MvA), zodat er nog € 3.656,50 voor [appellante] te voldoen resteert. Nu [appellante] dat niet heeft weersproken komt het bedrag van € 3.656,50 voor verrekening in aanmerking.
3.15.
Dat inmiddels een bedrag van € 4.135,55 (volgens opgave van de deurwaarder) is geïncasseerd met het loonbeslag onder de arbeidsongeschiktheidsverzekeraar van [geïntimeerde] en dat een bedrag van € 647,95 is geïncasseerd met het (inmiddels opgeheven) beslag onder GGN (par. 25 sub e MvG), heeft [appellante] niet (voldoende gemotiveerd) weersproken.
3.16.
De slotsom van wat het hof hiervoor onder 3.10 tot en met 3.15 heeft overwogen is dat naar het (voorlopig) oordeel van het hof aannemelijk is geworden dat (in elk geval inmiddels) op de vordering uit hoofde van de beschikking voorlopige voorzieningen die [appellante] executeert ten bedrage van € 12.693,58 (prod. 2 [appellante] eerste aanleg) de som van de in 3.10, 3.11, 3.14 en 3.15 genoemde bedragen (in totaal € 12.681,=) in mindering moet worden gebracht. Daarmee is aannemelijk geworden dat de vordering op € 12,58 na is voldaan nog afgezien van wat [appellante] inmiddels verder nog zal hebben geïncasseerd uit het loonbeslag. Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] dan ook geen in redelijkheid te respecteren belang meer bij gebruikmaking van haar bevoegdheid tot executie.
3.17.
Het gevolg daarvan is dat de grieven in het incidenteel appel in zoverre slagen dat ook alle overige ter executie van de beschikking voorlopige voorzieningen van 14 juni 2010 gelegde beslagen (als hiervoor onder 3.1.d opgesomd) moeten worden opgeheven en dat het [appellante] vanaf datum arrest zal worden verboden genoemde beschikking (verder) te executeren.
3.18.
Gezien het voorgaande heeft [geïntimeerde] geen belang meer bij behandeling van zijn beroep op voldoening van het geëxecuteerde door verrekening met de volgens [geïntimeerde] door [appellante] veroorzaakte advocaatkosten die [geïntimeerde] heeft moeten maken om de overeenkomst van verhuur van de echtelijke woning te vernietigen en de woning ontruimd te krijgen, noch van zijn beroep op noodtoestand of zijn gewijzigde vordering 2).
De executie van het onherroepelijk vonnis van 9 november 2010 (vorderingen 3 en 4)
3.19.
[appellante] bestrijdt (in principaal appel) het oordeel van de voorzieningenrechter dat moet worden aangenomen dat zij haar vorderingen uit hoofde van genoemd vonnis volledig heeft geïncasseerd en de toewijzing van de vorderingen 3) en 4) van [geïntimeerden] door de voorzieningenrechter.
3.20.
Het hof neemt tot uitgangspunt dat op Tres Amigos als de partij die (in eerste aanleg) opheffing van de gelegde beslagen vorderde wegens het al voldaan zijn van de loonvordering, de last rust aannemelijk te maken dat de vordering is voldaan. Voor uitgebreide bewijslevering als aangeboden door Tres Amigos is in het kader van dit kort geding geen plaats. Het hof zal de vorderingen en de grieven beoordelen op basis van het in de stukken van de eerste aanleg en dit hoger beroep verhandelde.
3.21.
Tres Amigos heeft aangevoerd dat een belangrijk deel van de loonvordering zou zijn voldaan uit de openbare verkoop van de inventaris, die ongeveer € 14.731,50 zou hebben moeten opbrengen. Tres Amigos verwijst daarvoor naar een activastaat per 31 december 2010 (prod. VII MvA), waarop bedrijfsmiddelen staan met een aanschafwaarde van € 29.463,= en een geschatte waarde van € 14.731,50. Onder verwijzing naar een proces-verbaal met in beslag genomen zaken (prod. 6 MvG) en een e-mail van de deurwaarder (prod. 9 MvA inc. appel) voert [appellante] daartegen aan dat de openbare verkoop met moeite € 335,= heeft opgebracht en dat dit bedrag is besteed aan de kosten voor de advertentie. Het hof constateert dat de posten die op de activastaat voorkomen niet corresponderen met genoemd proces-verbaal van inbeslagneming. Zo staat er op de activastaat een niet nader gespecificeerde post “inventaris 01.01” waarvan de aanschafwaarde € 12.000 bedraagt en diverse computers en een printer, waarvan de aanschafwaarde in het totaal bijna € 10.000 bedraagt. Uit genoemd proces-verbaal blijkt niet dat die zaken ten tijde van de inbeslagneming zijn aangetroffen. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet aannemelijk geworden dat de openbare verkoop meer dan € 335,= heeft opgebracht, laat staan dat met de opbrengst daarvan een belangrijk deel van de loonvordering is voldaan.
3.22.
Dat de onder de klanten van Tres Amigos door [appellante] gelegde derdenbeslagen voldoende zouden hebben opgebracht, zoals door Tres Amigos gesteld, is door [appellante] gemotiveerd bestreden onder verwijzing naar een set door klanten afgelegde verklaringen (prod. 8 MvG), waaruit zou moeten blijken dat betreffende klanten hebben verklaard niets aan Tres Amigos verschuldigd te zijn. Uit die set blijkt dat in elk geval 17 van de 21 klanten verklaard hebben niets aan Tres Amigos verschuldigd te zijn. Nu Tres Amigos geen enkel concreet feit heeft aangevoerd waaruit blijkt dat Tres Amigos nog iets tegoed zou hebben van haar (resterende 4) klanten, is niet aannemelijk geworden dat de onder de klanten gelegde derdenbeslagen iets hebben opgebracht waaruit de onderhavige loonvordering zou kunnen zijn voldaan.
3.23.
Tres Amigos heeft verder aangevoerd dat zij in de periode december 2009 tot en met november 2010 een netto bedrag van € 52.739,80 aan privé uitgaven voor [geïntimeerde] en [appellante] heeft voldaan, dat de helft van dat bedrag aan [appellante] kan worden toegerekend en dat dit door Tres Amigos als op het loon betaald voorschot mag worden verrekend met onderhavige loonvordering. Tres Amigos verwijst daarbij naar een overzicht (prod. 8.3 dagvaarding eerste aanleg en XVII akte) met posten die door Tres Amigos zijn voldaan, waaronder energienota’s, mobiele telefoonnota’s, gemeentelijke belastingen, etc. [appellante] betwist dat het hier gaat om door Tres Amigos voor haar betaalde posten die op haar loon zouden mogen worden ingehouden. Nu elke concrete onderbouwing van de stelling dat het uitgaven zijn geweest die zouden mogen worden verrekend ontbreekt en in het licht van het verweer van [appellante] dat deze vorderingen onderwerp van discussie zijn in de nog lopende verdelingsprocedure, passeert het hof het betoog dat de loonvordering door (de beweerde) verrekening is voldaan als onvoldoende aannemelijk.
3.24.
Tres Amigos heeft verder aangevoerd dat [appellante] de door Tres Amigos (over het uit te betalen achterstallig loon) afgedragen loonheffing ten bedrage van € 13.562,= ten onrechte van de belastingdienst heeft geïnd door in haar aangifte loonbelasting aan te geven dat zij geen looninkomsten had, zo begrijpt het hof het (onder meer op dit punt) niet erg duidelijke betoog van Tres Amigos. Zij verwijst daarbij zonder nadere toelichting naar vele producties waarachter het hof correspondentie met de belastingdienst aantreft. [appellante] betwist dat zij een dergelijk bedrag van de belastingdienst heeft geïnd en dat zij enig bedrag heeft geïnd dat Tres Amigos toekwam. Bij gebreke van enig stuk waaruit blijkt dat genoemd bedrag werkelijk door [appellante] is geïnd en enig stuk waaruit (objectief) blijkt dat dit bedrag niet [appellante] maar Tres Amigos toekwam, heeft Tres Amigos ook op dit punt in het geheel niet aannemelijk gemaakt dat (een belangrijk deel van) de loonvordering al is voldaan.
3.25.
In dit hoger beroep heeft Tres Amigos ten slotte nog aangevoerd dat [appellante] de Audi, die weliswaar op haar naam stond maar door Tres Amigos in 2007 voor een bedrag van € 25.000,= was aangekocht, heeft verkocht zonder de opbrengst aan Tres Amigos af te dragen. [appellante] heeft in het algemeen betwist dat Tres Amigos enige vordering op haar zou hebben uit welke hoofde dan ook en aangevoerd dat bovendien de Audi nog onderwerp is van de verdelingsprocedure. Dat de loonvordering al zou zijn voldaan door verrekening met een aan Tres Amigos toekomend bedrag uit hoofde van de verkoop van de Audi, is dan ook niet aannemelijk geworden.
3.26.
De slotsom van wat het hof onder 3.19 tot en met 3.25 heeft overwogen is dat naar het oordeel van het hof niet aannemelijk is geworden dat de loonvordering inmiddels is voldaan. Bij het ongedaan maken van de toewijzing van vordering 3) van [geïntimeerde] echter heeft [appellante] geen belang meer. Het executoriaal beslag op de inboedel van Tres Amigos is afgewikkeld nu de inboedel openbaar is verkocht. De derdenbeslagen onder de klanten van Tres Amigos zijn eveneens afgewikkeld, nu zij allen – zo heeft [appellante] aangevoerd – verklaard hebben niets aan Tres Amigos verschuldigd te zijn. Het (overigens onvoldoende onderbouwde) beroep op de noodtoestand behoeft in dat licht geen bespreking.
Vordering 4) van [geïntimeerden] zal alsnog worden afgewezen. Dat geldt ook voor het daarbij in dit hoger beroep tertiair gevorderde, waarbij [geïntimeerden] geen belang hebben nu er in Tres Amigos geen activiteiten meer worden ondernomen sinds [geïntimeerde] volledig arbeidsongeschikt is, zo heeft [appellante] gesteld en is door [geïntimeerden] niet bestreden.
3.25.
Als gevolg van al het voorgaande zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd voor zover daarin vorderingen 1) en 2) van [geïntimeerde] zijn afgewezen en vordering 4) is toegewezen. Opnieuw rechtdoende zal het hof beslissen als hierna bepaald. Nu voor de eerste aanleg blijft gelden dat partijen over en weer op enkele punten in het ongelijk zijn gesteld, ziet het hof (ambtshalve) geen aanleiding om de proceskostenveroordeling uit het bestreden vonnis te herzien. In het principaal appel zal Tres Amigos als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld, in het incidenteel appel [appellante]. Op verzoek van partijen zal dit arrest uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.

4.De uitspraak

Het hof:
- vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen 1) en 2) van [geïntimeerde] zijn afgewezen en vordering 4) is toegewezen,
en opnieuw rechtdoende,
- heft op alle in dit arrest onder 3.1.d) opgesomde executoriale beslagen, voor zover niet al opgeheven;
- verbiedt [appellante] met ingang van de datum van dit arrest om de beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank Maastricht, sector civiel, van 14 juni 2010, met zaaknummer 150961 / FA RK 10-722, verder ten uitvoer te leggen, op straffe van een dwangsom van € 500,= voor elke dag dat zij daarmee in gebreke blijft;
- bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
  • veroordeelt Tres Amigos in de proceskosten van het principaal appel, welke kosten tot op heden aan de zijde van [appellante] worden begroot op € 401,80 aan verschotten en op € 1.341,= aan salaris advocaat;
  • veroordeelt [appellante] in de proceskosten van het incidenteel appel, welke kosten tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] worden begroot op € 670,50 aan salaris advocaat;
- wijst af het meer of anders gevorderde;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S. Riemens, J.C.J. van Craaikamp en L.W. Louwerse en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 17 maart 2015.
griffier rolraadsheer